Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/4.3.4
4.3.4 De blokkeringsregeling
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS390021:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 2: 195 leden 4 en 5 BW.
Kamerstukken II, 2006/07, 31 058, nr. 3, p. 49 & 50.
Men zou het aandeel in een besloten vennootschap ook als een recht kunnen beschouwen van eigen aard, waarbij uit de eigen aard reeds voortvloeit dat het aandeel niet vrij verhandelbaar is, zodat voor wat betreft de blokkeringsregeling niet van een ‘inmenging’ op het recht kan worden gesproken, maar blijkens hetgeen het EHRM heeft overwogen in EHRM 12 december 2002, appl. nr. 56400/00, JOR 2003, 224 m.nt. Vossetein (Cesnieks t. Letland), lijkt het EHRM deze opvatting niet te delen.
Dat was althans de context van de overweging. De overweging zelf refereert niet aan een blokkeringsregeling als zodanig: “En revanche, la Cour estime que les dispositions de droit commercial imposant une gestion concertée du capital et restreignant la liberté d’action des détenteurs des parts sociales individuelles constituent une « réglementation de l’usage des biens.”
EHRM 12 december 2002, appl. nr. 56400/00, JOR 2003, 224 m.nt. Vossetein (Cesnieks t. Letland): “La Cour relève que l’article 26 § 1 de la loi sur les sociétés coopératives laisse à chaque entreprise la possibilité de définir, dans ses statuts, les conditions et les modalités d’ aliénation des parts de son capital, alors que l’article 34 de la loi sur les sociétés anonymes instaure un droit de préemption des actions au profit des coassociés et définit une procédure particulière à suivre à cet effet. La Cour rappelle que des dispositions similaires, ayant pour but de préserver la viabilité de l’entreprise et donc de protéger les droits des autres actionnaires, existent dans la plupart des Etats parties à la Convention. Indispensables à la vie en société sous un régime d’économie libérale, elles ne sauraient en principe être considérées comme contraires à l’article 1 du Protocole no 1 (voir Kind c. Allemagne (déc.), no 44324/98, 30 mars 2000, non publiée). Cependant, la Cour ne peut pas se dispenser de s’assurer qu’en réglementant les effets des rapports entre particuliers au sein d’une société commerciale, le législateur n’introduit pas entre eux un déséquilibre tel qu’il aboutirait à dépouiller arbitrairement et injustement une personne au profit d’une autre (voir, mutatis mutandis, Sporrong et Lönnroth c. Suède, arrêt du 23 septembre 1982, série A no 52, p. 26, § 69).”
Art. 2: 195 lid 6 BW. Lid 5 geeft een vergelijkbare regeling voor het geval de statuten voorzien in een ‘aanbiedingsplicht’ in plaats van een goedkeuringsregeling.
Art. 2: 195 lid 8 BW bepaalt dat een blokkeringsregeling niet zodanig mag zijn dat overdracht onmogelijk dan wel uiterst bezwaarlijk wordt.
Een voorbeeld van regulering van eigendomsrechten geeft art. 2: 195 lid 2 BW dat de vrije overdraagbaarheid van aandelen in een BV beperkt. Op grond van deze bepaling dienen de statuten van een besloten vennootschap een blokkeringsregeling te bevatten. De blokkeringsregeling dient ofwel te bepalen dat voor een voorgenomen overdracht de goedkeuring van een orgaan van de vennootschap is vereist, ofwel dat de aandelen eerst dienen te worden aangeboden aan de overige aandeelhouders.1 De ‘flex-BV’ zal overigens geen verplichte blokkeringsregeling meer kennen.2
Een blokkeringsregeling betreft een belemmering van het eigendomsrecht.3 Kan deze inmenging worden gerechtvaardigd? In Cesnieks t. Letland heeft het EHRM overwogen dat een belemmering om een aandeel te kunnen overdragen4 in een société commerciale , weliswaar een inmenging betreft op het recht van eigendom van de aandeelhouder, maar in beginsel steeds zullen kunnen worden gerechtvaardigd vanwege het economische doel dat ermee wordt gediend (instandhouding van de vennootschap), tenzij sprake is van een willekeurige of onrechtvaardige benadeling van één groep van betrokkenen ten gunste van een andere groep.5
Over de Nederlandse regeling kan worden opgemerkt dat de wetgever heeft getracht de inmenging niet groter te laten zijn dan noodzakelijk voor het nagestreefde doel. Zo geldt op grond van art. 2: 195 lid 8 BW dat een beperking van de overdraagbaarheid niet zodanig mag zijn dat een overdracht onmogelijk of uiterst bezwaarlijk wordt. Voorts vereist art. 2: 195 lid 4 BW dat een blokkeringsregeling erin voorziet dat indien het tot goedkeuring bevoegde orgaan de gevraagde goedkeuring weigert, deze verplicht is om opgave te doen van één of meer gegadigden die bereid zijn de aandelen waarop het verzoek om goedkeuring betrekking heeft tegen contante betaling te kopen, waarbij de aandeelhouder er recht op heeft de waarde te laten vaststellen door een onafhankelijke deskundige.6
Gelet op het voorgaande lijkt het vereiste dat de statuten een blokkeringsregeling dienen te bevatten niet disproportioneel te achten.7 Voeg daaraan toe de grote mate van vrijheid die de verdragsstaten toekomt het eigendom te reguleren, indien het algemeen belang dat vereist, en men kan slechts concluderen dat deze bepaling niet op gespannen voet staat met art. 1 EP.