Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/409
409 Verweermiddelen kunnen ook door een opvolgend schuldenaar worden ingezet
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691411:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Het gaat om verweermiddelen die de verbintenis tussen de hoofdschuldenaar en de schuldeiser betreffen; het gaat niet om verweermiddelen die betrekking hebben op de grondslag van de verbintenis tussen de borg en de schuldeiser; daarvoor geldt eventueel art. 3:40 lid 1 of art. 3:44 BW (Bergervoet 2014/6.3.1). De borg heeft onder omstandigheden een beroep op opschorting (art. 7:852 lid 2 en 3 BW).
A-G R.H. De Bock ECLI:NL:PHR:2017:234, randnr. 1.8.
Voltooiing van de verjaring van de verbintenis van de hoofschuldenaar doet de borgtocht ook teniet (art. 7:853 BW). Zie bijv. HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1310, NJ 2020/417 met nt. F.M.J. Verstijlen.
HR 15 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:915, NJ 2019/278 met nt. Jac. Hijma (Wave/ABN Amro); reeds HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4340, RvdW 2011/588. Conform Asser/Sieburgh 6-III 2022/82.
HR 6 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8690, NJ 2010/12 met nt. Jac. Hijma (Bras/The Satisfactorie). Zie ook Boeve 2018, Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/92, 94 en 95 en HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1108, NJ 2017/266 (Grafsschafter Volksbank/Platvoet).
Zie Broekveldt 2003, in het bijzonder hoofdstuk 5.
Twee vormen van opvolgend schuldenaarschap komen hierna ter sprake: de borg tegenover de schuldeiser ingeval van borgtocht (art. 7:850 e.v.) en de derde-beslagene versus de schuldeiser/beslaglegger.
Borgtocht
Verweermiddelen van de hoofdschuldenaar jegens de schuldeiser die het bestaan, de inhoud of het tijdstip van nakoming van de verbintenis van de hoofdschuldenaar betreffen, kunnen ook door de borg worden ingeroepen (art. 7:852 lid 1 BW).1 De stelplicht en bewijslast van het bestaan van de borgtocht en de hoofdschuld berusten op de schuldeiser en op de borg rust de last te stellen en zo nodig te bewijzen dat de hoofdschuld teniet is gegaan.2 De borg die door de schuldeiser wordt aangesproken tot betaling en het verweer voert dat de verbintenis van de hoofdschuldenaar niet meer bestaat omdat de hoofdschuldenaar reeds heeft betaald en dat de schuld daardoor is tenietgegaan, voert een bevrijdend verweer.3 Doet de hoofdschuldenaar in zijn relatie met de schuldeiser afstand van een verweermiddel, dan werkt dat niet ten nadele van de borg. Hetzelfde geldt als de hoofdschuldenaar in of buiten rechte het recht van de schuldeiser erkent.
Voorbeeld
Wave komt een borgtochtovereenkomst niet na; ABN AMRO spant een procedure aan tegen Wave. In reconventie eist Wave ontbinding van de borgtocht op de grond van een door de bank gepleegde tekortkoming (art. 6:265 BW). De Hoge Raad oordeelt dat de mogelijkheid tot ontbinding op grond van een tekortkoming niet geldt voor de borgtochtovereenkomst, aangezien deze overeenkomst geen wederkerige overeenkomst is; het ruilkarakter ontbreekt.4 Borgtocht is een eenzijdige overeenkomst;5 alleen de borg neemt een verbintenis op zich (art. 7:850 lid 1 BW).6 De borg kan dus ten verweer de overeenkomst tussen de schuldeiser en de hoofdschuldenaar niet vernietigen of ontbinden.7 Wel zijn via art. 6:261 lid 2 de bepalingen over wederkerige overeenkomsten, waaronder het ontbindingsrecht, van overeenkomstige toepassing op de rechtsverhouding tussen borg en schuldeiser, voor zover de aard daarvan zich daartegen niet verzet.
Derdenbeslag
De verweermiddelen die een derde-beslagene toekomen tegen de beslagene, kan hij ook tegen de beslaglegger inroepen; bewijsrechtelijk verkeert de derde-beslagene in dezelfde positie als wanneer hij door zijn eigen schuldeiser (de beslagene) tot nakoming zou worden aangesproken. Ook hier geldt het non peius beginsel. Deze vorm van opvolgend schuldenaarschap wordt hier verder niet besproken.8