Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/284
Bedreiging met zware mishandeling. Verdachte spuugt in tijden van corona richting verbalisanten. Redelijke vrees en voorwaardelijk opzet.
HR 09-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:190
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 februari 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering, C. Caminada
- Zaaknummer
20/01738
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑02‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑09‑2020
- Wetingang
Art. 285 Sr
Essentie
Bedreiging met zware mishandeling. De verdachte spuugt in tijden van corona in de richting van verbalisanten. Redelijke vrees en voorwaardelijk opzet.
Samenvatting
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is in een geval als het onderhavige vereist dat door de bedreiging, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, NJ 2005/448) en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht (vgl. HR 17 januari 1984, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.