HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 m.nt. Borgers.
HR, 24-01-2023, nr. 21/02249
ECLI:NL:HR:2023:86
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-01-2023
- Zaaknummer
21/02249
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:86, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑01‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1252
ECLI:NL:PHR:2022:1252, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:86
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0018
Uitspraak 24‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Mishandeling (art. 300.1 Sr). Ontvankelijkheid hoger beroep, bijzondere schriftelijke volmacht tot instellen h.b. per niet ondertekende e-mail van advocaat. Hof heeft verdachte n-o verklaard in zijn h.b. op de grond dat advocaat niet op rechtsgeldige wijze h.b. heeft ingesteld, nu de bij e-mailbericht door advocaat toegestuurde schriftelijke bijzondere volmacht in het geheel niet is ondertekend. Is h.b. ingesteld d.m.v. schriftelijke bijzondere volmacht a.b.i. art. 450.3 Sv? Een door verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van art. 450.3 Sv een rechtsmiddel instellen d.m.v. verlenen van daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan griffiemedewerker. Die volmacht moet (ook als deze in e-mailbericht is opgenomen) zijn ondertekend door advocaat (vgl. HR:2022:1568). In het geval dat volmacht a.b.i. art. 450.3 Sv niet is voorzien van ondertekening door advocaat, wordt dat verzuim voor gedekt gehouden als verdachte of door hem ex art. 279 Sv gemachtigde raadsman ttz. in h.b. is verschenen en (mede) o.g.v. verhandelde ttz. komt vast te staan dat aan niet door advocaat ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen. Daarvoor is in het bijzonder, maar niet uitsluitend, van belang wat verdachte of gemachtigde raadsman (zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd) verklaart over bestaan van die wens (vgl. HR:2016:102). Uit p-v van tz. blijkt dat door verdachte gemachtigde raadsman daar is verschenen. Gelet op verhandelde ttz. en in aanmerking genomen dat hof heeft vastgesteld dat het de toenmalige raadsvrouw was die met e-mailbericht de griffie heeft verzocht h.b. in te stellen, waarbij die e-mail kennelijk was bedoeld als volmacht in de zin van art. 450.3 Sv, is ‘s hofs oordeel dat verzuim om die volmacht te ondertekenen niet voor gedekt kan worden gehouden, niet zonder meer begrijpelijk. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 21/02250 en 21/02452.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02249
Datum 24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2021, nummer 21-000004-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.1
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis van 18 december 2019 wegens mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week.
2.2.2
Op 30 december 2019 heeft de griffier van de rechtbank Overijssel een akte instellen hoger beroep opgemaakt. Aan deze akte is gehecht een e-mailbericht van T.R. Oude Veldhuis, advocaat te Hengelo. Dit e-mailbericht houdt het volgende in:
“SCHRIFTELIJKE VOLMACHT INSTELLEN HOGER BEROEP
Edelachtbare griffier,
Hierbij machtig ik, als bepaaldelijk door na te noemen persoon daartoe te zijn gevolmachtigd advocaat, u tot het instellen van hoger beroep namens [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende aan de [a-straat 1] te [plaats] , tegen het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 18 december 2019 met parketnummer 08-238659-19.
Voornoemde verdachte stemt in met het door de medewerker van de griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
Een afschrift van de appeldagvaarding kan worden toegestuurd naar het genoemde adres van verdachte.
Ik verzoek u vriendelijk mij de ontvangst van dit e-mailbericht per omgaande te bevestigen en mij te berichten of het hoger beroep (tijdig) is ingesteld.
Tevens verzoek ik u vriendelijk mij een afschrift te doen toekomen van het volledige procesdossier in eerste aanleg.
Met vriendelijke groet,
T.R. (Tess) Oude Veldhuis.”
2.2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
“De verdachte genaamd:
[verdachte] ,
(...)
is niet verschenen.
Als raadsman is ter terechtzitting aanwezig mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, die verklaart uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.
(...)
De raadsman deelt mee:
Cliënt is van zijn stuk gebracht door zijn mogelijke niet ontvankelijkheid in het hoger beroep.
De voorzitter deelt mee:
Door de toenmalige raadsvrouw is op 30 december 2019 per niet-ondertekende volmacht in een e-mailbericht hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad is daar streng in.
(...)
De raadsman voert als volgt het woord tot verdediging:
Ik vind het heel vervelend, maar ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik wil mijn collega niet afvallen.”
2.2.4
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe overwogen:
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 30 december 2019 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte per e-mailbericht de strafgriffie van de rechtbank Overijssel verzocht hoger beroep in te stellen tegen het vonnis waarvan beroep.
Het hof stelt vast dat het op 30 december 2019 ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere volmacht in de zin van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het e-mailbericht - en daarmee de kennelijk als bijzondere volmacht bedoelde verklaring - was (in het geheel) niet ondertekend. Het e-mailbericht bevatte ook geen verwijzing naar een bijlage met een afzonderlijke ondertekende volmacht.
De vraag voor het hof is of de handtekening van de raadsvrouw (dan wel een daarmee gelijk te stellen persoon) in die zin een constitutief vereiste is dat het ontbreken daarvan leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant in het rechtsmiddel dat deze kennelijk, zoals uit andere omstandigheden kan worden afgeleid, heeft willen instellen.
Naar het oordeel van het hof dient te worden vooropgesteld dat een handtekening strekt tot waarborging van de authenticiteit van een (proces)stuk, in het bijzonder in verband met de herkomst.
Het hof leidt uit de rechtspraak van de Hoge Raad af dat:
- een (kaal/niet-ondertekend) e-mailbericht niet is aan te merken als een bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv;
- een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde (en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen) brief, die voldoet aan de eisen gesteld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, wel geldt als bijzondere volmacht;
- indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals de secretaresse van de raadsman, is ondertekend, het verzuim van de raadsman zelf te ondertekenen voor gedekt kan worden gehouden ingeval verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en deze aldaar - zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
In dit geval is echter in het geheel geen sprake van een handtekening.
Het hof is van oordeel dat andere omstandigheden - zoals de gegevens in de ‘footer’ van een e-mailbericht - niet kunnen worden gelijk gesteld met een handtekening. Er bestaat geen duidelijkheid over de vraag aan welke eisen dergelijke andere omstandigheden zouden moeten voldoen. Om dezelfde reden kan het verzuim niet voor gedekt worden gehouden.
Verder biedt artikel 450, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering wel (is waar) de mogelijkheid om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen maar uit het Besluit digitale stukken Strafvordering blijkt de grote waarde die wordt gehecht aan de authenticiteit van (digitale) processtukken. In artikel 5 en 6 van dat besluit zijn immers zeer strikte eisen gesteld aan de elektronische voorziening en de elektronische handtekening.
Acceptatie van een niet op een of andere wijze ondertekend e-mailbericht als (geldige) volmacht zou voornoemde elektronische voorziening overbodig maken.
Het hof is voorts van oordeel dat er geen sprake is van een geval waarin de griffie van het gerecht de raadsvrouw erover diende te informeren dat een handtekening ontbrak. Daarbij is van belang dat de raadsvrouw niet ter griffie is verschenen om het rechtsmiddel in te stellen.
Ten slotte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of met de eis van een handtekening dan wel met het niet gedekt houden van het verzuim van een handtekening door andere omstandigheden sprake is van onnodig formalisme, waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde rechten. Het hof is van oordeel dat daarvan geen sprake is. De authenticiteit van processtukken hangt direct samen met het belang van rechtszekerheid. Dat belang zet het hof af tegen de eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep in te stellen. Van schending van verdachtes recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden gezegd dat (geldig) hoger beroep is ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
2.3
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(...)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.4.1
Een door de verdachte of betrokkene bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van artikel 450 lid 3 Sv een rechtsmiddel instellen door middel van het verlenen van een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker. Die volmacht moet – ook als deze in een e-mailbericht is opgenomen – zijn ondertekend door de advocaat (vgl. HR 1 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1568).
2.4.2
In het geval dat de volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv niet is voorzien van een ondertekening door de advocaat, wordt dat verzuim voor gedekt gehouden als de verdachte of een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en (mede) op grond van het verhandelde ter terechtzitting komt vast te staan dat aan de niet door de advocaat ondertekende volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen. Daarvoor is in het bijzonder, maar niet uitsluitend, van belang wat de verdachte of de gemachtigde raadsman – zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd – verklaart over het bestaan van die wens. (Vgl. ook, in enigszins andere bewoordingen, HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102.)
2.5
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat de door de verdachte gemachtigde raadsman daar is verschenen. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en in aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld dat het de toenmalige raadsvrouw was die met het onder 2.2.2 weergegeven e-mailbericht de griffie heeft verzocht hoger beroep in te stellen, waarbij die e-mail kennelijk was bedoeld als volmacht in de zin van artikel 450 lid 3 Sv, is het oordeel van het hof dat het verzuim om die volmacht te ondertekenen niet voor gedekt kan worden gehouden, niet zonder meer begrijpelijk. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2023.
Conclusie 29‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Samenhang met 21/02250 en 21/02452. Middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte niet ontvankelijk is in het hoger beroep op grond dat onder de schriftelijke bijzondere volmacht een handtekening ontbreekt. Middel slaagt: het oordeel van het hof dat het verzuim om de volmacht te ondertekenen niet voor gedekt kan worden gehouden en leidt tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep, is onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer begrijpelijk. Conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02249
Zitting 29 november 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, heeft bij arrest van 12 mei 2021 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 21/02250 en 21/02452. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte niet ontvankelijk is in het hoger beroep.
5. Voordat ik tot een bespreking van het middel overga, zal ik eerst het procesverloop en de overwegingen van het hof met betrekking tot de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep weergeven.
Het procesverloop
6. Uit de stukken van het geding blijkt, voor zover relevant, het volgende procesverloop:
(i) De politierechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 18 december 2019 vonnis gewezen in de onderhavige zaak.
(ii) De akte hoger beroep vermeldt dat namens de verdachte op 30 december 2019 beroep is ingesteld tegen het vonnis van 18 december 2019 door een griffiemedewerker bij voormelde rechtbank. De akte houdt tevens in dat deze griffiemedewerker daartoe gemachtigd is “blijkens de aan deze akte gehechte volmacht”.
(iii) Aan de akte is gehecht een e-mailbericht van T.R. Oude Veldhuis, advocaat te Hengelo, waarin zij de griffier verzoekt hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 18 december 2019. Een handtekening onderaan het e-mailbericht is niet zichtbaar. Ik citeer:
“SCHRIFTELIJKE VOLMACHT INSTELLEN HOGER BEROEP
Edelachtbare griffier,
Hierbij machtig ik, als bepaaldelijk door na te noemen persoon daartoe te zijn gevolmachtigd advocaat, u tot het instellen van hoger beroep namens [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], wonende aan de [a-straat 1] te [plaats], tegen het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 18 december 2019 met parketnummer 08-238659-19.
Voornoemde verdachte stemt in met het door de medewerker van de griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.
Een afschrift van de appeldagvaarding kan worden toegestuurd naar het genoemde adres van verdachte.
Ik verzoek u vriendelijk mij de ontvangst van dit e-mailbericht per omgaande te bevestigen en mij te berichten of het hoger beroep (tijdig) is ingesteld.
Tevens verzoek ik u vriendelijk mij een afschrift te doen toekomen van het volledige procesdossier in eerste aanleg.
Met vriendelijke groet,
T.R. (Tess) Oude Veldhuis
Haafkes Nijkamp & Van Gurp Advocaten
Enschedesestraat 60, 7551 EN Hengelo
Postbus 171, 7550 AD Hengelo
T: 074 -242 18 32
F: 074 - 291 57 75”
(iv) In hoger beroep is C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, verschenen. Hij heeft verklaard uitdrukkelijk door de verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. Blijkens het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting heeft hij medegedeeld: “Cliënt is van zijn stuk gebracht door zijn mogelijke niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep.” Na het requisitoir van de advocaat-generaal en het door de advocaat-generaal overleggen van de vordering aan het hof, voerde de raadsman het woord tot verdediging als volgt: “Ik vind het heel vervelend, maar ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik wil mijn collega niet afvallen.”
Het bestreden arrest
7. Het hof heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 30 december 2019 heeft de toenmalige raadsvrouw van verdachte per e-mailbericht de strafgriffie van de rechtbank Overijssel verzocht hoger beroep in te stellen tegen het vonnis waarvan beroep.
Het hof stelt vast dat het op 30 december 2019 ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere volmacht in de zin van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het e-mailbericht - en daarmee de kennelijk als bijzondere volmacht bedoelde verklaring - was (in het geheel) niet ondertekend. Het e-mailbericht bevatte ook geen verwijzing naar een bijlage met een afzonderlijke, ondertekende volmacht.
De vraag voor het hof is of de handtekening van de raadsvrouw (dan wel een daarmee gelijk te stellen persoon) in die zin een constitutief vereiste is dat het ontbreken daarvan leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant in het rechtsmiddel dat deze kennelijk, zoals uit andere omstandigheden kan worden afgeleid, heeft willen instellen.
Naar het oordeel van het hof dient te worden vooropgesteld dat een handtekening strekt tot waarborging van de authenticiteit van een (proces)stuk, in het bijzonder in verband met de herkomst.
Het hof leidt uit de rechtspraak van de Hoge Raad af dat:
- een (kaal/niet-ondertekend) e-mailbericht niet is aan te merken als een bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv;
- een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde (en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen) brief, die voldoet aan de eisen gesteld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, wel geldt als bijzondere volmacht;
- indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals de secretaresse van de raadsman, is ondertekend, het verzuim van de raadsman zelf te ondertekenen voor gedekt kan worden gehouden ingeval verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en deze aldaar - zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
In dit geval is echter in het geheel geen sprake van een handtekening.
Het hof is van oordeel dat andere omstandigheden - zoals de gegevens in de ‘footer’ van een e-mailbericht - niet kunnen worden gelijk gesteld met een handtekening. Er bestaat geen duidelijkheid over de vraag aan welke eisen dergelijke andere omstandigheden zouden moeten voldoen. Om dezelfde reden kan het verzuim niet voor gedekt worden gehouden.
Verder biedt artikel 450, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering wel (is waar) de mogelijkheid om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen maar uit het Besluit digitale stukken Strafvordering blijkt de grote waarde die wordt gehecht aan de authenticiteit van (digitale) processtukken. In artikel 5 en 6 van dat besluit zijn immers zeer strikte eisen gesteld aan de elektronische voorziening en de elektronische handtekening.
Acceptatie van een niet op een of andere wijze ondertekend e-mailbericht als (geldige) volmacht zou voornoemde elektronische voorziening overbodig maken.
Het hof is voorts van oordeel dat er geen sprake is van een geval waarin de griffie van het gerecht de raadsvrouw erover diende te informeren dat een handtekening ontbrak. Daarbij is van belang dat de raadsvrouw niet ter griffie is verschenen om het rechtsmiddel in te stellen.
Ten slotte ziet het hof zich voor de vraag gesteld of met de eis van een handtekening dan wel met het niet gedekt houden van het verzuim van een handtekening door andere omstandigheden sprake is van onnodig formalisme, waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde rechten. Het hof is van oordeel dat daarvan geen sprake is. De authenticiteit van processtukken hangt direct samen met het belang van rechtszekerheid. Dat belang zet het hof af tegen de eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep in te stellen. Van schending van verdachtes recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden gezegd dat (geldig) hoger beroep is ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
Het middel
8. Het middel klaagt dat het oordeel van het hof, het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in het hoger beroep op de grond dat onder de schriftelijke bijzondere volmacht een handtekening ontbreekt, onjuist dan wel onbegrijpelijk is.
9. Het middel valt uiteen in drie deelklachten. De eerste deelklacht stelt aan de orde dat het hof het verzuim van het plaatsen van een handtekening voor gedekt had kunnen houden, nu een gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep (wel) is verschenen en heeft verklaard dat aan de verlening van de gebrekkige volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen. De tweede deelklacht stelt aan de orde dat de strafgriffie van de rechtbank Overijssel heeft nagelaten de toenmalige raadsvrouw van de verdachte te wijzen op het ontbreken van een handtekening teneinde het verzuim te laten herstellen. De derde deelklacht stelt aan de orde dat een handtekening in het kader van digitaal procederen niet langer vereist is en dat in dat licht in het onderhavige geval een eenvoudig te herstellen omissie niet tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep zou moeten leiden.
Het juridisch kader
10. Artikel 450, leden 1 tot en met 4, Sv luidt als volgt:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
2. Indien de overeenkomstig het eerste lid gemachtigde hoger beroep tegen de einduitspraak instelt, brengt de machtiging tevens mede dat de gemachtigde de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in ontvangst neemt.
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
4. De volmacht, bedoeld in het derde lid, kan worden overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening. De ontvangst van de volmacht wordt bevestigd. Als de dag en het tijdstip waarop de volmacht is ontvangen gelden de dag en het tijdstip van vastlegging van de volmacht in de aangewezen elektronische voorziening. De volmacht wordt bij de processtukken gevoegd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het gebruik van de elektronische voorziening.”
11. Vooropgesteld moet worden dat een advocaat namens de verdachte schriftelijk hoger beroep kan doen instellen overeenkomstig de in lid 3 van artikel 450 Sv bedoelde procedure van een ‘dubbele volmacht’. Dat wil zeggen dat de bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat (als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder a Sv) aan een griffiemedewerker schriftelijk een bijzondere volmacht kan verlenen (als bedoeld in artikel 450 lid 1 sub b Sv) om namens de verdachte een rechtsmiddel in te stellen.1.
12. Onder ‘schriftelijk’ wordt hiervoor verstaan: een papieren brief, die over de post aan het juiste vestigingsadres van de griffie is verzonden, dan wel een gefaxte brief. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan (kon?) een enkele e-mail niet als schriftelijke bijzondere volmacht worden aangemerkt.2.Op dat onderwerp kom ik hieronder terug.
13. Een als bijlage bij een e-mail gevoegde brief, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte een rechtsmiddel aan te wenden, kan volgens de Hoge Raad echter wel worden aangemerkt als zo’n schriftelijke bijzondere volmacht, mits:
(i). het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en
(ii). de schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen inhoudt:
(a) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (artikel 450 lid 1 sub a Sv);
(b) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (artikel 450 lid 3 Sv);
(c) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (artikel 450 lid 3 Sv).3.
14. In een recent arrest overwoog de Hoge Raad:
“In dat arrest van 22 november 2016 heeft de Hoge Raad verder overwogen dat een emailbericht (zonder volmacht in een bijlage) niet een schriftelijke volmacht is als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv. De onderhavige zaak kenmerkt zich echter hierdoor, dat de volmacht in het e-mailbericht van de advocaat beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen bedoeld [hierboven onder 13] onder (ii), en is voorzien van ondertekening door de advocaat. De enkele omstandigheid dat die inhoud niet is opgenomen in een bijlage bij het e-mailbericht aan de griffiemedewerker maar in het e-mailbericht zelf, geeft onvoldoende grond de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep.”4.
15. Uit dit recente arrest van de Hoge Raad leid ik af dat het aan de feitenrechter is om na te gaan of de schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv beantwoordt aan hierboven onder 13 genoemde eisen. Tevens dient te zijn voldaan aan de formele eis van ondertekening van de schriftelijke bijzondere volmacht door de advocaat.5.Kan de rechter – zo nodig na daartoe strekkend ambtshalve onderzoek – daadwerkelijk de authenticiteit van de schriftelijke volmacht vaststellen en voldoet deze ook overigens aan de eisen van een schriftelijke bijzondere volmacht, dan staat de enkele omstandigheid dat het instellen van het rechtsmiddel en het verlenen van de schriftelijke bijzondere volmacht uitsluitend per e-mail is geschied, aan de ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg. Onverminderd de daarvoor geldende formele en materiële eisen, maakt de Hoge Raad daarbij (thans) geen onderscheid (meer) tussen het geval waarin de schriftelijke bijzondere volmacht is opgenomen in een bijlage bij een e-mail en het geval waarin de schriftelijke bijzondere volmacht is opgenomen in de e-mail zelf.
16. Voor het instellen van hoger beroep door middel van een schriftelijke bijzondere volmacht via e-mail gelden dus de volgende eisen: (1) de e-mail is verzonden aan het juiste e-mailadres, (2) de e-mail (of de bijlage) maakt melding van de twee hierboven onder 13, onder (ii) genoemde verklaringen van de advocaat en van het aldaar bedoelde adres van de verdachte, en (3) de e-mail (of de bijlage) is ondertekend. Indien aan één of meer van deze eisen niet is voldaan, is het rechtsmiddel niet op rechtsgeldige wijze ingesteld.
17. De Hoge Raad heeft de voor de advocatuur onder (2) bedoelde materiële voorwaarden voor het rechtsgeldig instellen van het hoger beroep eerder al gerelativeerd. Ondanks dat aan de onder (2) bedoelde eisen niet is voldaan, kan het verzuim daarvan onder bepaalde voorwaarden voor gedekt worden gehouden. Een ‘gedekt’ verzuim hoeft niet te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het ingestelde rechtsmiddel. Ik laat de Hoge Raad graag meer volledig aan het woord:
“2.3. (…). Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde [verklaring van de advocaat dat hij bepaaldelijk gevolmachtigd is] ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, LJN BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden [verklaring dat de verdachte instemt met het in ontvangst nemen van de oproeping en de bekendmaking van het adres van de verdachte voor een afschrift van de oproeping] ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, LJN BY8357, NJ 2013/75).”6.
18. Ook het vereiste van een geldige handtekening op de schriftelijke bijzondere volmacht heeft de Hoge Raad gerelativeerd.7.Onvolkomenheden in de handtekening werden bij het instellen van hoger beroep voor gedekt gehouden in het geval van HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:130 (onleesbare handtekening kantoorgenoot van de advocaat “p/o”) en in het geval van HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102, NJ 2016/102 (handtekening van de secretaresse van de advocaat). In die laatste zaak overwoog de Hoge Raad dat
“zo een verzuim (…) voor gedekt [kan] worden gehouden ingeval de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.”8.
19. In de zaak van HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286, ging het niet om het instellen van hoger beroep, maar om het aanwenden van het rechtsmiddel van cassatie. Hiertoe was de griffier gemachtigd via de weg van een ‘dubbele volmacht’ die was verzonden als bijlage bij een e-mail aan de griffie van het hof. Het verzuim bestond hierin dat een handtekening ontbrak. De later aan de Hoge Raad toegezonden cassatieschriftuur was wél ondertekend en ingediend door een advocaat die tevens verklaarde door de verdachte tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. Mijn ambtgenoot Harteveld wierp in zijn conclusie voorafgaande aan dit arrest ambtshalve de voorvraag naar de ontvankelijkheid van het cassatieberoep op. Na een exegese van de relevante rechtspraak, betoogde hij:
“Gelet op de jurisprudentie over andere volmachtgebreken, waarin een verschillende behandeling tussen hoger beroep en beroep in cassatie in essentie is losgelaten en de algemene lijn is dat aan fouten in de volmacht geen overwegend gewicht toekomt indien in een later stadium blijkt – ter zitting onderscheidenlijk door het indienen van een rechtsgeldige cassatieschriftuur – dat de verdachte het betreffende rechtsmiddel heeft willen doen instellen, lijkt het mij in de rede te liggen dat het verzuim de volmacht niet te ondertekenen ofwel voor “gedekt” moet worden gehouden als die wens van de verdachte onmiskenbaar ter zitting blijkt (in hoger beroep), dan wel dan wel als een omstandigheid die niet tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep hoeft te leiden indien de cassatieschriftuur aan de eisen als hiervoor (…) bedoeld voldoet.”9.
20. De Hoge Raad besprak de door Harteveld opgeworpen voorvraag niet uitdrukkelijk, maar ging zonder oponthoud over tot de beoordeling van het eerste middel (hetgeen leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak). Daaruit volgt dat de Hoge Raad over het verzuim heenstapte en het cassatieberoep ontvankelijk achtte.
21. Uit deze rechtspraak kan worden opgemaakt dat ook het ontbreken van een handtekening op de schriftelijke bijzondere volmacht onder omstandigheden voor gedekt kan worden gehouden en niet zonder meer hoeft te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het aangewende rechtsmiddel. De handtekening onder een schriftelijke bijzondere volmacht dient als waarborg voor de authenticiteit van die volmacht. Indien er – ondanks het ontbreken van een handtekening en na (zo nodig ambtshalve in te stellen) onderzoek – geen reden is voor twijfel aan de authenticiteit van de volmacht en bij het onderzoek onmiskenbaar blijkt van de wens van de verdachte om met die volmacht het desbetreffende rechtsmiddel aan te wenden, is het belang dat met de eis van ondertekening wordt gediend, niet geschaad.
De beoordeling van het middel
22. In het onderhavige geval is de schriftelijke bijzondere volmacht niet voorzien van een handtekening. Gelet op de jurisprudentie aangaande volmachtgebreken, waarin de lijn is dat aan fouten in de volmacht geen overwegend gewicht toekomt indien in een later stadium blijkt dat de verdachte door het verlenen van die volmacht het betreffende rechtsmiddel heeft willen doen instellen, ligt het in de rede dat het verzuim de volmacht te ondertekenen voor gedekt moet worden gehouden als die wens van de verdachte onmiskenbaar ter zitting blijkt.
23. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep volgt dat een door de verdachte op grond van artikel 279 Sv gemachtigde raadsman op die terechtzitting is verschenen en dat het daar verhandelde niet anders kan worden opgevat dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op geldige wijze) hoger beroep te doen instellen. Ik teken daarbij aan dat blijkens de eerste volzin van de (onder randnummer 7 geciteerde) motivering van de niet-ontvankelijkverklaring, het hof op zichzelf geen reden zag voor twijfel aan de authenticiteit van de schriftelijke bijzondere volmacht.
24. Het oordeel van het hof dat het verzuim om de volmacht te ondertekenen niet voor gedekt kan worden gehouden en leidt tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep, acht ik onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer begrijpelijk.
Slotsom
25. Het middel is terecht voorgesteld.
26. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
27. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑11‑2022
J. Hielkema in: T&C Strafvordering, Deventer: Kluwer (online, bijgewerkt tot 1 juli 2022), art. 450 Sv, aant. 2c. Zie: HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253, NJ 2015/473; HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, NJ 2017/119 m.nt. Keulen, rov. 2.3; HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:368, rov. 2.3.
Zie HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 m.nt. Borgers, rov. 3.6, en andermaal HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253, NJ 2015/473; HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, NJ 2017/119 m.nt. Keulen, rov. 2.3; HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:368, rov. 2.3.
HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909, NJ 2022/242, rov. 2.3 en 2.4.
Zie naast de verwijzing naar de ondertekening in het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad tevens de noot van Keulen onder HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, NJ 2017/119, randnummer 5: “De gedachte lijkt (…) te zijn dat slechts een bijgevoegd document dat is ondertekend meebrengt dat hoger beroep is ingesteld.” Zie de conclusie van mijn ambtsgenoot Harteveld vóór HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286, randnummer 2.6: “Een voor de hand liggende interpretatie van deze rechtspraak is dat een handtekening van de advocaat een onmisbaar vereiste is om van een geldige volmacht te kunnen spreken.”
HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:149. Zie ook HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426 m.nt. Bleichrodt.
Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Harteveld vóór HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:286.
HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102, NJ 2016/102, rov. 2.3.2.
CAG Harteveld d.d. 11 januari 2022, ECLI:NL:PHR:2022:3.