HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 m.nt. Borgers. Zie ook de aanvullende eisen die in lid 3 van artikel 450 Sv aan de schriftelijke bijzondere volmacht worden gesteld..
HR, 01-11-2022, nr. 21/05015
ECLI:NL:HR:2022:1568, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-11-2022
- Zaaknummer
21/05015
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1568, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑11‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:772
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2021:10938, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2022:772, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 13‑09‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1568
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2022-0218
Uitspraak 01‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen gewoontewitwassen, art. 420bis.1.b jo. 420ter Sr. Ontvankelijkheid hoger beroep, volmacht tot instellen h.b. per ondertekende e-mail zonder bijlage. Hof heeft verdachte n-o verklaard in zijn h.b. op de grond dat de raadsman niet door middel van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht h.b. heeft laten instellen. Is h.b. ingesteld d.m.v. schriftelijke bijzondere volmacht a.b.i. art. 450.3 Sv? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2016:2654, inhoudende dat een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde brief onder voorwaarden als schriftelijke volmacht tot het aanwenden van rechtsmiddel moet worden aangemerkt. Een e-mailbericht (zonder volmacht in een bijlage) kan in beginsel niet als een schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450.3 Sv worden aangemerkt. Dat is echter anders als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen en die volmacht is voorzien van een ondertekening door de advocaat. In dat geval geeft de enkele omstandigheid dat de ondertekende volmacht niet is opgenomen in een bijlage bij het e-mailbericht aan griffiemedewerker maar in het e-mailbericht zelf, onvoldoende grond verdachte n-o te verklaren in het ingestelde rechtsmiddel (vgl. HR:2022:909). Hof heeft verdachte n-o verklaard in h.b. en heeft daaraan in de kern ten grondslag gelegd dat “raadsman niet d.m.v. een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht h.b. heeft laten instellen”. Gelet op wat hiervoor is vooropgesteld en in het licht van inhoud van e-mailbericht en de door hof vastgestelde feiten en omstandigheden (waaruit ook blijkt dat e-mailbericht is ondertekend d.m.v. ingevoegde digitale scan van handtekening van raadsman en er geen reden is om te twijfelen aan authenticiteit van bericht) geeft dit oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/05015
Datum 1 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 november 2021, nummer 21-001182-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
“Ter terechtzitting van het hof van 12 november 2021 hebben de raadsman en de advocaat-generaal hun standpunten uiteengezet met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de door de raadsman verzonden e-mail als schriftelijke volmacht en met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
(...)
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het e-mailbericht van de raadsman van 3 maart 2020 om 08:16 uur aan de strafgriffie van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b Sv, nu een schriftelijke en ondertekende bijzondere volmacht als bijlage bij deze e-mail ontbreekt.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, Sv het instellen van hoger beroep onder meer kan geschieden door tussenkomst van een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. De raadsman van een verdachte heeft zo de mogelijkheid om door middel van een bijzondere schriftelijke volmacht een medewerker van de griffie te machtigen om hoger beroep in te stellen.
Uit HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654 (en eerder: HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1241, en HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253) volgt daarnaast dat een e-mailbericht dat niet van een elektronische handtekening is voorzien op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen brief die voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een bijzondere schriftelijke volmacht en die naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, geldt wel als bijzondere volmacht.
Het hof stelt vast dat het op 3 maart 2020 bij de strafgriffie van de rechtbank Overijssel ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b, Sv (die voldeed aan de voorwaarden genoemd in artikel 450, derde lid, Sv). Het hof heeft geen reden om aan deze kennelijke bedoeling te twijfelen. Het hof stelt daarnaast vast dat het e-mailbericht is ondertekend door middel van een ingevoegde digitale scan van de handtekening van de raadsman.
Het hof overweegt in verband met het voorgaande dat handtekeningen strekken tot waarborging van de authenticiteit en de herkomst van (proces)stukken. Van belang is daarnaast dat artikel 450, vierde lid, Sv de mogelijkheid biedt om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen. In de artikelen 5 en 6 van het Besluit zijn eisen gesteld aan de elektronische voorziening en (de authenticatie van) elektronische handtekeningen. Een digitale handtekening die in een e-mailbericht is geplakt voldoet niet aan deze eisen en is ook voor het overige in strijd met de waarde die in het Besluit aan de authenticiteit van digitale processtukken en aan de controleerbaarheid daarvan wordt gehecht. De acceptatie van een digitale handtekening onder een e-mailbericht als geldige bijzondere schriftelijke volmacht zou de regeling uit het Besluit in grote mate overbodig maken. Het hof is derhalve van oordeel dat de door de raadsman verzonden e-mail met ingevoegde digitale handtekening geen rechtsgeldige bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450 Sv is.
Het verlenen van een bijzondere schriftelijke volmacht ten behoeve van het instellen van hoger beroep is een rechtshandeling waaraan omwille van de rechtszekerheid strikte eisen moeten worden gesteld. Bovendien is er een eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep te laten instellen. Van een dergelijke (fysieke en daarna gescande) ondertekende volmacht kan met een voldoende mate van zekerheid worden gezegd dat deze van de indiener daarvan afkomstig en ondertekend is. Dat is anders als het gaat om een digitale handtekening die is geplakt in een e-mail. Daarvan kan niet onder alle omstandigheden worden gezegd dat deze in een onverbrekelijk verband staat tot de advocaat die voor het instellen van het hoger beroep bepaaldelijk is gevolmachtigd. Gelet op het grote belang van rechtszekerheid - dat niet alleen de authenticiteit van de bijzondere schriftelijke volmacht zelf maar ook de werking van de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen betreft - kan het verzuim met betrekking tot de bijzondere schriftelijke volmacht naar het oordeel van het hof niet voor gedekt worden gehouden en is in dit verband geen sprake van onnodig formalisme.
Hoewel het hof in de onderhavige kwestie geen twijfel heeft aan de authenticiteit of herkomst van het e-mailbericht van de raadsman en aan de wens van de verdediging tot het instellen van het hoger beroep, is het hof van oordeel dat het - juist vanwege het belang van rechtszekerheid - niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van bijzondere schriftelijke volmachten in afzonderlijke gevallen voorbij kan worden gegaan aan de vormvereisten die in zijn algemeenheid aan een dergelijke volmacht worden gesteld.
Nu de raadsman niet door middel van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep heeft laten instellen, komt het hof tot de slotsom dat de verdachte niet op rechtsgeldige wijze hoger beroep heeft ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
2.2.2
Het door het hof bedoelde e-mailbericht van 3 maart 2020 te 08.16 uur bevat onderaan (een afbeelding van) de handtekening van J.J.J.L. Maalsté en houdt onder meer het volgende in:
“Bij deze bericht ik u dat zich in bovengenoemde zaak tot mij heeft gewend cliënt, [verdachte], met het verzoek namens hem hoger beroep in te (doen) stellen tegen de beslissing van de meervoudige strafkamer van 2 maart 2020, van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle in bovengenoemde zaak welke aldaar is behandeld.
Cliënt heeft ondergetekende bepaaldelijk gevolmachtigd om dit hoger beroep ter zake in te stellen.
Namens cliënt machtig ik door deze de griffier bepaaldelijk om dit hoger beroep in te stellen en cliënt stemt in met het door uw medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep. Het afschrift van de oproeping in hoger beroep voor cliënt kan worden toegezonden op het door hem opgegeven adres zijnde het kantooradres van ondergetekende aan de Al-Masoedilaan 144, 3526 GZ te Utrecht.
Ik verzoek u beleefd een en ander spoedig af te wikkelen en mij een kopie van de akte rechtsmiddel te doen toekomen.
(...)
met vriendelijke groet en hoogachting,
mr. Julien J. J. L. Maalsté”
2.3
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(...)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.4.1
Een door de verdachte of betrokkene bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van artikel 450 lid 3 Sv een rechtsmiddel instellen door middel van het verlenen van een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker. In HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, heeft de Hoge Raad overwogen dat een als bijlage bij een e-mail gevoegde brief, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte of betrokkene een rechtsmiddel aan te wenden, moet worden aangemerkt als zo’n schriftelijke volmacht, mits:(i) het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en(ii) de schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, geformuleerde eisen.
2.4.2
In beginsel kan een e-mailbericht (zonder volmacht in een bijlage) niet als een schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv worden aangemerkt. Dat is echter anders als in het e-mailbericht zelf een volmacht is opgenomen die beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen, bedoeld onder 2.4.1 onder (ii) en die volmacht is voorzien van een ondertekening door de advocaat. In dat geval geeft de enkele omstandigheid dat de ondertekende volmacht niet is opgenomen in een bijlage bij het e-mailbericht aan de griffiemedewerker maar in het e-mailbericht zelf, onvoldoende grond de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde rechtsmiddel. (Vgl. HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909.)
2.5
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daaraan in de kern ten grondslag gelegd dat “de raadsman niet door middel van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep heeft laten instellen”. Gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld en in het licht van de inhoud van het onder 2.2.2 weergegeven e-mailbericht en de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden - waaruit ook blijkt dat het e-mailbericht is ondertekend door middel van een ingevoegde digitale scan van de handtekening van de raadsman en er geen reden is om te twijfelen aan de authenticiteit van het bericht - geeft dit oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
2.6
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre.
3. Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2022.
Conclusie 13‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Procedure van dubbele volmacht (art. 450.1.b Sv). Volmacht tot instellen h.b. aan griffiemedewerker betreft e-mail van advocaat met handtekening. Middelen richten zich tegen oordeel hof dat verdachte n-o is in h.b. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/05015
Zitting 13 september 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, heeft bij arrest van 26 november 2021 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Beide middelen richten zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger-beroep.
4. Voordat ik tot een bespreking van de middelen overga, zal ik eerst het procesverloop en de overwegingen van het hof met betrekking tot de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep weergeven.
Het procesverloop
5. Uit de stukken van het geding blijkt, voor zover relevant, het volgende procesverloop:
(i) De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, heeft op 2 maart 2020 vonnis gewezen in de onderhavige zaak.
(ii) De akte hoger beroep vermeldt dat namens de verdachte op 3 maart 2020 beroep is ingesteld tegen het vonnis van 2 maart 2020 door een griffiemedewerker bij voormelde rechtbank. De akte houdt tevens in dat deze griffiemedewerker daartoe gemachtigd is “blijkens de aan deze akte gehechte volmacht”.
(iii) Aan de akte is gehecht een e-mailbericht van J.J.J.L. Maalsté d.d. 3 maart 2020, waarin hij de griffier verzoekt hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 2 maart 2020. De handtekening onderaan dit e-mailbericht is niet zichtbaar.
(iv) Bij e-mailbericht van 4 maart 2021 heeft een juridisch medewerker van het hof J.J.J.L. Maalsté het volgende bericht:
“Geachte heer Maalsté,
In de bovenstaande zaak is per e-mail hoger beroep ingesteld (zie bijlage).
Onder de in de e-mail opgenomen volmacht is geen handtekening zichtbaar.
Zou u mij daarom het originele e-mailbericht kunnen sturen?”
(v) Bij e-mailbericht van 7 juni 2021 heeft J.J.J.L. Maalsté een afschrift van de e-mail van 3 maart 2020 naar het hof gezonden. Dit e-mailbericht bevat onderaan een (afbeelding van) de handtekening van J.J.J.L. Maalsté en houdt onder meer het volgende in:
“Bij deze bericht ik u dat zich in bovengenoemde zaak tot mij heeft gewend cliënt, [verdachte] , met het verzoek namens hem hoger beroep in te (doen) stellen tegen de beslissing van de meervoudige strafkamer van 2 maart 2020, van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle in bovengenoemde zaak welke aldaar is behandeld.
Cliënt heeft ondergetekende bepaaldelijk gevolmachtigd om dit hoger beroep ter zake in te stellen.
Namens cliënt machtig ik door deze de griffier bepaaldelijk om dit hoger beroep in te stellen en cliënt stemt in met het door uw medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep. Het afschrift van de oproeping in hoger beroep voor cliënt kan worden toegezonden op het door hem opgegeven adres zijnde het kantooradres van ondergetekende aan de Al-Masoedilaan 144, 3526 GZ te Utrecht.
Ik verzoek u beleefd een en ander spoedig af te wikkelen en mij een kopie van de akte rechtsmiddel te doen toekomen.
(…)
met vriendelijke groet en hoogachting,
mr. Julien J. J. L. Maalsté
(…)”
Het bestreden arrest
6. Het hof heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep het volgende overwogen:
“Procesgang
De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, heeft op 2 maart 2020 vonnis gewezen tegen verdachte. Op 3 maart 2020 heeft de raadsman per e-mail de strafgriffie van de rechtbank verzocht hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis. Op 4 maart 2021 heeft het hof de raadsman per e-mail bericht dat onder de in de e-mail opgenomen volmacht (zoals die zich in het dossier bevond) geen handtekening zichtbaar was. Het hof heeft de raadsman daarbij verzocht een afschrift van de e-mail zoals die door hem aan de strafgriffie van de rechtbank was verzonden aan het hof toe te sturen. Daarop is per e-mail van de raadsman van 7 juni 2021 een afschrift ontvangen van een e-mail met het verzoek tot het instellen van hoger beroep van 3 maart 2020 om 08:16 uur waarin wel een weergave van de handtekening van de raadsman zichtbaar is. Ter terechtzitting van het hof van 12 november 2021 hebben de raadsman en de advocaat-generaal hun standpunten uiteengezet met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de door de raadsman verzonden e-mail als schriftelijke volmacht en met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
(…)
Oordeel van het hof
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het e-mailbericht van de raadsman van 3 maart 2020 om 08:16 uur aan de strafgriffie van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b Sv, nu een schriftelijke en ondertekende bijzondere volmacht als bijlage bij deze e-mail ontbreekt.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, Sv het instellen van hoger beroep onder meer kan geschieden door tussenkomst van een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. De raadsman van een verdachte heeft zo de mogelijkheid om door middel van een bijzondere schriftelijke volmacht een medewerker van de griffie te machtigen om hoger beroep in te stellen.
Uit HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654 (en eerder: HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1241, en HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3253) volgt daarnaast dat een e-mailbericht dat niet van een elektronische handtekening is voorzien op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en daarmee binnen de appeltermijn ingekomen brief die voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een bijzondere schriftelijke volmacht en die naar een voor het instellen van rechtsmiddelen aangewezen e-mailadres is gestuurd, geldt wel als bijzondere volmacht.
Het hof stelt vast dat het op 3 maart 2020 bij de strafgriffie van de rechtbank Overijssel ingekomen e-mailbericht kennelijk bedoeld was als bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450, eerste lid, onder b, Sv (die voldeed aan de voorwaarden genoemd in artikel 450, derde lid, Sv). Het hof heeft geen reden om aan deze kennelijke bedoeling te twijfelen. Het hof stelt daarnaast vast dat het e-mailbericht is ondertekend door middel van een ingevoegde digitale scan van de handtekening van de raadsman.
Het hof overweegt in verband met het voorgaande dat handtekeningen strekken tot waarborging van de authenticiteit en de herkomst van (proces)stukken. Van belang is daarnaast dat artikel 450, vierde lid, Sv de mogelijkheid biedt om een volmacht per elektronische voorziening over te dragen. In de artikelen 5 en 6 van het Besluit [DA: ik begrijp het Besluit digitale stukken Strafvordering] zijn eisen gesteld aan de elektronische voorziening en (de authenticatie van) elektronische handtekeningen. Een digitale handtekening die in een e-mailbericht is geplakt voldoet niet aan deze eisen en is ook voor het overige in strijd met de waarde die in het Besluit aan de authenticiteit van digitale processtukken en aan de controleerbaarheid daarvan wordt gehecht. De acceptatie van een digitale handtekening onder een e-mailbericht als geldige bijzondere schriftelijke volmacht zou de regeling uit het Besluit in grote mate overbodig maken. Het hof is derhalve van oordeel dat de door de raadsman verzonden e-mail met ingevoegde digitale handtekening geen rechtsgeldige bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van artikel 450 Sv is.
Het verlenen van een bijzondere schriftelijke volmacht ten behoeve van het instellen van hoger beroep is een rechtshandeling waaraan omwille van de rechtszekerheid strikte eisen moeten worden gesteld. Bovendien is er een eenvoudige mogelijkheid om met behulp van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep te laten instellen. Van een dergelijke (fysieke en daarna gescande) ondertekende volmacht kan met een voldoende mate van zekerheid worden gezegd dat deze van de indiener daarvan afkomstig en ondertekend is. Dat is anders als het gaat om een digitale handtekening die is geplakt in een e-mail. Daarvan kan niet onder alle omstandigheden worden gezegd dat deze in een onverbrekelijk verband staat tot de advocaat die voor het instellen van het hoger beroep bepaaldelijk is gevolmachtigd. Gelet op het grote belang van rechtszekerheid – dat niet alleen de authenticiteit van de bijzondere schriftelijke volmacht zelf maar ook de werking van de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen betreft - kan het verzuim met betrekking tot de bijzondere schriftelijke volmacht naar het oordeel van het hof niet voor gedekt worden gehouden en is in dit verband geen sprake van onnodig formalisme.
Hoewel het hof in de onderhavige kwestie geen twijfel heeft aan de authenticiteit of herkomst van het e-mailbericht van de raadsman en aan de wens van de verdediging tot het instellen van het hoger beroep, is het hof van oordeel dat het - juist vanwege het belang van rechtszekerheid - niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van bijzondere schriftelijke volmachten in afzonderlijke gevallen voorbij kan worden gegaan aan de vormvereisten die in zijn algemeenheid aan een dergelijke volmacht worden gesteld.
Nu de raadsman niet door middel van een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde en ondertekende volmacht hoger beroep heeft laten instellen, komt het hof tot de slotsom dat de verdachte niet op rechtsgeldige wijze hoger beroep heeft ingesteld. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
Een nadere bespreking van het eerste middel
7. Het eerste middel valt uiteen in twee deelklachten. De eerste deelklacht luidt dat het oordeel van het hof dat de e-mail van de raadsman van 3 maart 2020, die op 7 juni 2021 naar aanleiding van een verzoek van het hof door de raadsman aan het hof is toegezonden en waarin een weergave van de handtekening van de raadsman zichtbaar is, niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder b Sv, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans ontoereikend is gemotiveerd.
Het juridisch kader
8. Vooropgesteld moet worden dat een advocaat namens de verdachte schriftelijk hoger beroep kan doen instellen overeenkomstig de in lid 3 van artikel 450 Sv bedoelde procedure van een ‘dubbele volmacht’. Dat wil zeggen dat de bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat (als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder a Sv) aan een griffiemedewerker schriftelijk een bijzondere volmacht kan verlenen (als bedoeld in artikel 450 lid 1 sub b Sv) om namens de verdachte een rechtsmiddel in te stellen.1.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een enkele e-mail niet als ‘schriftelijke bijzondere volmacht’ als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder b Sv worden aangemerkt. Een als bijlage bij een e-mail gevoegde brief, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte een rechtsmiddel aan te wenden, kan volgens de Hoge Raad wel worden aangemerkt als zo’n schriftelijke bijzondere volmacht, mits:
(i) het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en
(ii) de schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102, geformuleerde eisen.2.
10. In mijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2022:481) voorafgaand aan HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:994, heb ik reeds uiteengezet waarom naar mijn mening de enkele omstandigheid dat een rechtsmiddel uitsluitend per e-mail is ingesteld zonder dat de schriftelijke bijzondere volmacht als hiervoor bedoeld als bijlage is gevoegd bij dit e-mailbericht, terwijl dit e-mailbericht wél is ondertekend door de raadsman en ook overigens voldoet aan de eisen die de Hoge Raad aan een schriftelijke bijzondere volmacht stelt, niet hoeft te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het ingestelde beroep. De Hoge Raad achtte het cassatieberoep in die zaak inderdaad ontvankelijk, zonder daaraan nadere overwegingen te wijden.
11. Mijn ambtgenoot Paridaens ging in haar conclusie voorafgaand aan HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909, in op dezelfde problematiek maar besteedde in haar conclusie ook aandacht aan de eisen die in het Besluit digitale stukken Strafvordering3.worden gesteld aan de indiening van stukken met behulp van een elektronisch voorziening en aan het plaatsen van een elektronische handtekening. Zij concludeerde dat het opnemen van een afbeelding van een handtekening in een e-mailbericht geenszins valt te vergelijken met de authenticatie die is vereist voor de indiening van een volmacht op grond van artikel 450 lid 3 Sv met behulp van een elektronische voorziening dan wel met het plaatsen van een elektronische handtekening en zag daarin een beletsel om een enkel e-mailbericht, voorzien van de afbeelding van een handtekening van de advocaat van de verdachte, aan te merken als een schriftelijke bijzondere volmacht in de zin van artikel 450 lid 1 onder b Sv. De Hoge Raad volgde haar echter niet en overwoog:
“2.3. Een door de verdachte of betrokkene bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van artikel 450 lid 3 Sv beroep in cassatie instellen door middel van het verlenen van een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker. In HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, heeft de Hoge Raad overwogen dat een als bijlage bij een e-mail gevoegde brief, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee een advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte of betrokkene een rechtsmiddel aan te wenden, moet worden aangemerkt als zo’n schriftelijke volmacht, mits: (i) het e-mailbericht, met bijlage, is verzonden naar een e-mailadres dat door het gerecht is aangewezen voor communicatie met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken en (ii) de schriftelijke volmacht voldoet aan de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, geformuleerde eisen.
2.4.
In dat arrest van 22 november 2016 heeft de Hoge Raad verder overwogen dat een emailbericht (zonder volmacht in een bijlage) niet een schriftelijke volmacht is als bedoeld in artikel 450 lid 3 Sv. De onderhavige zaak kenmerkt zich echter hierdoor, dat de volmacht in het e-mailbericht van de advocaat beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen bedoeld onder 2.3 onder (ii), en is voorzien van ondertekening door de advocaat. De enkele omstandigheid dat die inhoud niet is opgenomen in een bijlage bij het e-mailbericht aan de griffiemedewerker maar in het e-mailbericht zelf, geeft onvoldoende grond de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep.”
12. Uit dit recente arrest van de Hoge Raad leid ik af dat het aan de feitenrechter is om na te gaan of de schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 onder b Sv beantwoordt aan de daaraan te stellen eisen. In dat verband gaat het dan in het bijzonder om de in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102, geformuleerde eisen. Tevens dient te zijn voldaan aan de formele eis van ondertekening van de schriftelijke bijzondere volmacht door de advocaat. Kan de rechter – zo nodig na daartoe strekkend ambtshalve onderzoek – daadwerkelijk de authenticiteit van de schriftelijke volmacht vaststellen en voldoet deze ook overigens aan de eisen van een schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 sub b Sv, dan staat de enkele omstandigheid dat het instellen van het rechtsmiddel en het verlenen van de schriftelijke bijzondere volmacht uitsluitend per e-mail is geschied, aan de ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg.
13. Het voorgaande betekent ook dat de procedure van dubbele volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 juncto lid 3 Sv (thans nog) niet zonder meer wordt uitgesloten of beperkt door het bestaan van de additionele mogelijkheid van artikel 450 lid 4 Sv om beroep in te stellen door overdracht van een schriftelijke bijzondere volmacht met behulp van een elektronische voorziening die is aangewezen bij het Besluit digitale stukken Strafvordering, zulks overeenkomstig de eisen die daaraan bij die algemene maatregel van bestuur worden gesteld. Indien door een gerecht daadwerkelijk de mogelijkheid is opengesteld door middel van deze elektronische voorziening een rechtsmiddel aan te wenden, kan dat voor dat gerecht aanleiding zijn om de mogelijkheid van communicatie per e-mail met de griffiemedewerkers inzake de aanwending van rechtsmiddelen in strafzaken niet (langer) open te stellen.4.Van een zodanige, tijdig en ondubbelzinnig bekendgemaakte beperking, zal moeten blijken.
De beoordeling van de eerste deelklacht van het eerste middel
14. In de voorliggende zaak heeft het hof uitdrukkelijk overwogen geen twijfel te hebben aan de authenticiteit of herkomst van het e-mailbericht van de raadsman en aan de wens van de verdediging tot het instellen van hoger beroep. De authenticiteit van het e-mailbericht en de daarin – tijdig – tot uitdrukking gebrachte wens om hoger beroep te stellen staan daarmee in cassatie vast.
15. Nu de e-mail, inhoudende een schriftelijke volmacht waarmee de bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat een griffiemedewerker machtigt om namens de verdachte een rechtsmiddel aan te wenden, door de advocaat is ondertekend en ook overigens voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, getuigt het oordeel van het hof dat de e-mail van de raadsman van 3 maart 2020 niet kan worden aangemerkt als een schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in artikel 450 lid 1 Sv van een onjuiste rechtsopvatting.
16. De eerste deelklacht van het eerste middel slaagt.
Slotsom
17. Aangezien de eerste deelklacht van het eerste middel slaagt, meen ik dat de tweede deelklacht van het eerste middel en het tweede middel geen bespreking behoeven. Mocht Uw Raad mij hierin niet volgen, dan ben ik uiteraard bereid aanvullend te concluderen.
18. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑09‑2022
Vgl. HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, NJ 2017/119 m.nt. Keulen; HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:368, NJ 2021/200 m.nt. W.H. Vellinga, en zeer recent HR 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909.
Voluit: Besluit van 6 oktober 2016, houdende regels betreffende het gebruik van elektronische stukken (Besluit digitale stukken Strafvordering), Stb. 2016, 359, in werking getreden op 1 december 2016.
HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, NJ 2017/119 m.nt. Keulen, rov. 2.6.