HR 5 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2951; HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:132; HR 13 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1095.
HR, 26-01-2016, nr. 15/01521
ECLI:NL:HR:2016:102
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-01-2016
- Zaaknummer
15/01521
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:102, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2559, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2559, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:102, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑07‑2015
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0069
Uitspraak 26‑01‑2016
Inhoudsindicatie
N-o verklaring verdachte in zijn h.b. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 m.b.t. de eisen waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om h.b. in te stellen dient te voldoen, alsmede ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357 m.b.t. de gevallen waarin een verzuim in de volmacht voor gedekt kan worden gehouden. Op overeenkomstige wijze kan indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals i.c. zijn secretaresse, is ondertekend, zo een verzuim voor gedekt worden gehouden ingeval verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigd raadsman ttz. in h.b. is verschenen en deze aldaar – zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd – heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
26 januari 2016
Strafkamer
nr. S 15/01521
ABG/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2015, nummer 21/006027-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat - kort gezegd - het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102, aangezien de door de raadsman van de verdachte aan de griffiemedewerker verleende schriftelijke volmacht tot het instellen van hoger beroep niet is ondertekend door de raadsman maar door diens secretaresse.
2.3.1.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.3.2.
Het vorenoverwogene geldt op overeenkomstige wijze indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals in het onderhavige geval door zijn secretaresse, is ondertekend. Ook zo een verzuim kan voor gedekt worden gehouden ingeval de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte en zijn raadsman op die terechtzitting zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de onderhavige volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2016.
Conclusie 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
N-o verklaring verdachte in zijn h.b. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 m.b.t. de eisen waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om h.b. in te stellen dient te voldoen, alsmede ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357 m.b.t. de gevallen waarin een verzuim in de volmacht voor gedekt kan worden gehouden. Op overeenkomstige wijze kan indien de schriftelijke volmacht van de advocaat niet door deze zelf maar door een ander, zoals i.c. zijn secretaresse, is ondertekend, zo een verzuim voor gedekt worden gehouden ingeval verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigd raadsman ttz. in h.b. is verschenen en deze aldaar – zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd – heeft verklaard dat aan de verlening van de niet door de advocaat zelf ondertekende volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 15/01521
Mr. Machielse
Zitting 22 december 2015
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft op 4 februari 2015 verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter te Utrecht van 13 oktober 2014.
2. Mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede , heeft cassatie ingesteld. Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft een schriftuur ingezonden, houdende drie middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt dat het hof ten onrechte geen proces-verbaal van de terechtzitting heeft opgemaakt. Het derde middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte het arrest niet heeft uitgesproken in een openbare zitting. Op beide gronden is, zo stelt de schriftuur, het arrest nietig. Beide middelen lenen zich - gelet op het volgende - voor een gezamenlijke bespreking.
3.2. Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegekomen bevindt zich een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof, enkelvoudige strafkamer, van 24 februari 2015. Dat proces-verbaal houdt ook in dat het hof het arrest ter openbare terechtzitting uitspreekt. Beide middelen missen dus feitelijke grondslag.
4.1. Het tweede middel klaagt dat het hof ten onrechte het hoger beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet op recente rechtspraak van de Hoge Raad dient soepeler met verzuimen en vergissingen bij het instellen van een rechtsmiddel te worden omgegaan dan voorheen. Het hof heeft deze rechtspraak miskend. De beslissing van het hof getuigt daarom van een onjuiste rechtsopvatting.
4.2. Artikel 449, lid 1, Sv heeft de volgende inhoud:
"1. Voor zover de wet niet anders bepaalt, wordt hoger beroep of beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven."
Het eerste lid van artikel 450 Sv luidt aldus:
"Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd."
4.3. Het arrest van het hof houdt het volgende in:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Vaste rechtspraak is dat artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker hoger beroep kan worden ingesteld indien deze volmacht aan bepaalde vereisten voldoet. Deze vereisten zijn neergelegd in HR 22 december 2009, ECL1:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 en recent in HR 17 februari 2015, ECLI: NL: HR: 2015: 327. De aangescherpte rechtspraak en volmachtsvereisten laten onverlet dat de raadsman hoger beroep moet instellen. Dit vereiste is onverkort van kracht en kan niet worden gerelativeerd tegen de achtergrond van een eventuele verklaring van verdachte dat hij het hoger beroep had willen instellen. De brief van advocatenkantoor Boone van 21 oktober 2014, waarin aan een griffiemedewerker van de rechtbank Midden-Nederland een bijzondere volmacht is gegeven om hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis, waarvan beroep, is niet ondertekend door de raadsman van verdachte, maar door zijn secretaresse. Het hoger beroep van verdachte is derhalve niet ingesteld op de bij de wet voorgeschreven wijze en daarom zal verdachte niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep."
4.4. Op 21 oktober 2014 is een appelakte opgemaakt waarbij een ambtenaar van de griffie van de rechtbank Midden-Nederland, daartoe gemachtigd blijkens een aan de akte gehechte brief, welke dient te worden beschouwd als bijzondere volmacht, verklaarde namens verdachte hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de politierechter. Aan deze akte is een faxbericht gehecht dat het volgende inhoudt:
"Edelachtbare Heer,
In bovenvermelde zaak verzoek ik u uiterlijk 23 oktober 2014 hoger beroep aan te tekenen. Hiertoe bepaaldelijk door cliënt gevolmachtigd, geef ik hierbij een bijzondere volmacht aan u, griffiemedewerker, om dit appèl aan te tekenen. Onderstaand treft u de gegevens aan.
naam [verdachte]
voornamen [...]
geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats]
wonende te [plaats]
adres [a-straat 1]
parketnr. 16/166958-14
datum vonnis 13 oktober 2014
Tevens verzoek ik u in de akte de volgende zinsnede op te nemen:
"alsmede voor zoveel nodig tegen daarnaast gegeven beslissingen"
Gaarne ontvang ik van u de akte rechtsmiddel.
U dankzeggend voor de door u te nemen moeite, verblijf ik,
hoogachtend,
uw dw.,
J.B. Boone"
Boven de naam van de advocaat is in deze faxbrief in handschrift geschreven: "p/o [...] secr".
4.5. In HR 22 december 2009, NJ 2010, 102 m.nt. Borgers heeft de Hoge Raad met een verwijzing naar de wetsgeschiedenis de voorwaarden geformuleerd waaraan voldaan moet zijn wil een advocaat door middel van een schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker rechtsgeldig hoger beroep kunnen instellen. De schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen moet inhouden:
( i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Deze eisen passen bij de bedoeling van de wetgever om de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep aan te scherpen om zo problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaarding te voorkomen of te verminderen. Daarom is een hoger beroep niet-ontvankelijk als de schriftelijke volmacht van de advocaat aan de griffie niet aan alle voorwaarden voldoet en ter terechtzitting in hoger beroep verdachte noch een gemachtigd advocaat verschijnt. Maar als ter terechtzitting in hoger beroep verdachte of een gemachtigd advocaat wel verschijnt en deze dan, zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd, verklaart dat aan de verlening van de gebrekkige volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen kan dat verzuim voor gedekt worden gehouden.1.
4.6. Voor de onderhavige zaak lijkt mij HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:130 relevant. Verdachte, aan wie de inleidende dagvaarding in persoon was uitgereikt, was door de politierechter bij verstek veroordeeld. Een advocaat, mr. Maat, heeft een schriftelijke bijzondere volmacht verleend aan een medewerker van de griffie om hoger beroep in te stellen. Deze volmacht is "p/o" door een onbekende derde ondertekend en vermeldde ook een onjuist parketnummer. Naar aanleiding van deze volmacht is door het personeel van de griffie geen appel ingesteld. Een en ander is doorgegeven aan het advocatenkantoor. Vervolgens is nogmaals een schriftelijke bijzondere volmacht verleend aan een medewerker van de strafgriffie om hoger beroep in te stellen, met vermelding van het juiste parketnummer en ditmaal wel door mr. Maat ondertekend. Op grond van de tweede volmacht heeft het griffiepersoneel wel hoger beroep aangetekend. De gebrekkige volmacht was nog binnen de appeltermijn ontvangen, de correcte volmacht daarna. In appel is verdachte niet verschenen, wel mr. Maat die echter niet gemachtigd was. Omdat niet tijdig appel was ingesteld verklaarde het hof het hoger beroep van verdachte niet-ontvankelijk.
In cassatie werd daarover geklaagd. Aan de schriftuur was een brief gehecht van een kantoorgenoot van mr. Maat, mr. Hoppenbrouwers, waarin deze bevestigde dat hij de eerste volmacht "p/o" had ondertekend. Mijn ambtgenoot mr. Bleichrodt concludeerde tot verwerping van het beroep en voerde daartoe onder meer het volgende aan:
"6. Wil er evenwel sprake zijn van een rechtsgeldige schriftelijke bijzondere volmacht in de zin van art. 450, eerste lid, onder a, Sv in verbinding met art. 450, derde lid, Sv, dan dient de advocaat die door de verdachte is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep deze zelf te ondertekenen. Deze advocaat mag niet een ander machtigen om de volmacht namens hem te ondertekenen. De griffie moet in het kader van de aanwending van rechtsmiddelen duidelijkheid worden geboden dat de volmacht tot het instellen van hoger beroep afkomstig is van een advocaat die op zijn of haar beurt door de verdachte daartoe bepaaldelijk is gevolmachtigd. In geval de desbetreffende advocaat de volmacht niet zelf ondertekent, ontbreekt de vereiste duidelijkheid. Door te verlangen dat de gevolmachtigde advocaat zelf voor ondertekening zorg draagt, wordt de kans dat buiten de wens van de verdachte om een rechtsmiddel wordt aangewend geminimaliseerd.
7. Daar wringt in de onderhavige zaak de schoen. Het faxbericht van 5 februari 2013 is niet ondertekend door de advocaat die door de verdachte bepaaldelijk was gevolmachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen (mr. Maat). In cassatie wordt een brief in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat de volmacht kennelijk is ondertekend door een kantoorgenoot van de door de verdachte gemachtigde advocaat. Deze advocaat heeft echter slechts “p/o” ondertekend. Ten overvloede merk ik nog op dat niet is gebleken dat mr. Hoppenbrouwers door de verdachte was gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen en dat evenmin is gebleken dat het ten tijde van het instellen van het hoger beroep voor de griffiemedewerker aan wie de volmacht was verleend en voor de griffier die de akte heeft opgemaakt kenbaar was dat de handtekening afkomstig was van een kantoorgenoot van mr. Maat."
Mr. Bleichrodt wees vervolgens op de meest recente rechtspraak van de Hoge Raad over de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen en de mogelijkheid om, wanneer verdachte of gemachtigd raadsman verschijnt op de zitting van de appelrechter en duidelijk wordt dat aan de onvolkomen volmacht de wens van verdachte ten grondslag ligt op rechtsgeldige wijze in hoger beroep te komen, gebreken in de volmacht voor gedekt te houden. Maar er moet dan wel een behandeling in hoger beroep op tegenspraak zijn. Dat was hier niet het geval. Bovendien is er wel correct hoger beroep ingesteld, maar na ommekomst van de appeltermijn. Omstandigheden die deze termijnoverschrijding zouden kunnen verontschuldigen zijn niet gebleken. De conclusie strekte tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad volgde zijn AG niet, maar overwoog:
"2.4.3. Het Hof heeft bij zijn oordeel dat namens de verdachte te laat hoger beroep is ingesteld niet kenbaar aandacht besteed aan de op 5 februari 2013 bij de griffie ingekomen bijzondere schriftelijke volmacht, de ondertekening van die brief en de samenhang met de door mr. Maat zelf ondertekende brief van 6 februari 2013. De omstandigheid dat de medewerker van de griffie niet op 5 februari 2013 een akte instellen hoger beroep heeft opgemaakt, maar eerst op 7 februari 2013, met aanhechten van de faxbrieven van 5 en van 6 februari 2013, kan de verdachte niet worden tegengeworpen.
Uit de bij de schriftuur overgelegde verklaringen, aan de juistheid en betrouwbaarheid waarvan niet getwijfeld behoeft te worden, is het de kantoorgenoot van mr. Maat, mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, geweest die bij wege van confraternele hulp de brief van 5 februari 2013 "p/o mr. C. Maat" heeft ondertekend. Daaruit volgt dat geen onzekerheid bestaat dat een door de verdachte bepaaldelijk gemachtigde advocaat de bijzondere schriftelijke volmacht heeft verleend.
In die omstandigheden is het oordeel van het Hof dat tegen het vonnis van de Politierechter namens de verdachte "eerst op 7 februari 2013 hoger beroep is ingesteld" niet begrijpelijk."
4.7. In de onderhavige zaak is er echter geen sprake van confraternele hulp door degene die de volmacht aan de griffie heeft ondertekend. De volmacht is immers ondertekend door de secretaresse van mr. Boone, zoals mr. Boone ter terechtzitting van het hof ook heeft verklaard. Maar ter terechtzitting van het hof op 24 februari 2015 zijn zowel mr. Boone als verdachte verschenen. Mr. Boone heeft de ontvankelijkheid van het appel bepleit en verdachte heeft zich daarbij aangesloten.
Aldus doet zich de situatie voor dat degene die de griffie volmacht gaf om hoger beroep in te stellen niet de advocaat zelf was, maar de secretaresse die daartoe door de advocaat was gemachtigd. Verdachte heeft dus de advocaat gemachtigd en de advocaat heeft zijn secretaresse weer gemachtigd om een lid van het personeel van de strafgriffie te machtigen om hoger beroep in te stellen. En dat is een wat ander geval dan wanneer de advocaat in werkelijkheid zelf wel was gemachtigd tot het instellen van het hoger beroep en dit niet in de volmacht tot uitdrukking kwam. En de laatste situatie lag telkens voor in de gevallen waarin de Hoge Raad uiteindelijk het verzuim gedekt oordeelde. Dan bleek achteraf toch aan de wettelijke vereisten te zijn voldaan. Mijns inziens is letterlijk niet aan het wettelijk systeem voldaan als degene die het rechtsmiddel instelt, in de meeste gevallen de verdachte of diens advocaat, een derde niet-advocaat bij bijzondere volmacht schriftelijk machtigt om op zijn beurt weer iemand van de strafgriffie te machtigen om hoger beroep in te stellen. Alleen de verdachte of diens advocaat kunnen dat laatste doen.2.
Maar bij mij is wel de gedachte gerezen of ook deze beperking aan het instellen van een rechtsmiddel niet kan worden gedeformaliseerd en wel aldus, dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard als er meer tussenschakels gemachtigd zijn dan wettelijk is bepaald, tenzij ter terechtzitting in hoger beroep verdachte of een gemachtigd advocaat verklaart dat het hoger beroep overeenkomstig de toenmalige wens van de verdachte is ingesteld. In zo'n geval is er geen sprake van onduidelijkheid over de bedoeling van verdachte en de wijze waarop deze bedoeling bij de griffie uiteindelijk bekend is geworden. Ik moet erkennen dat meer tussenschakels ook een risico in zich bergen dat bijvoorbeeld beperkingen aan het instellen van het rechtsmiddel verhoren gaan, maar dat risico komt voor rekening van degene die het rechtsmiddel aanwendt.
Zeker in een geval als dit, waarin vanwege een advocatenkantoor een routinehandeling wordt verricht die de advocaat/werkgever opdraagt, is de inschakeling van een secretaresse enerzijds zo vanzelfsprekend en anderzijds zo weinig bepalend voor het resultaat dat ik de stap naar ontvankelijkheid van het hoger beroep wel zou willen adviseren, zij het dat alle risico's die aan dat inschakelen verbonden zijn aan de advocaat uiteindelijk moeten kunnen worden toegerekend.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑12‑2015
HR 6 januari 1998, NJ 1998, 389; HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8528; HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG3458.
Beroepschrift 17‑07‑2015
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
's‑ Gravenhage
Griffienummer: S15/01521
Betekening aanzegging: 20 mei 2015
Cassatieschriftuur
Inzake:
[verdachte],
wonende te [woonplaats],
verdachte,
advocaat: mr. R.J. Baumgardt
dossiernummer: 20150708
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], wonende te [woonplaats], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem d.d. 24 februari 2015, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Ten onrechte heeft het hof geen proces-verbaal van de terechtzitting opgemaakt welk verzuim zozeer met een behoorlijke procesorde strijdt dat het nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Toelichting:
1.1
Eerder heeft de raadsman van de verdachte de Hoge Raad verzocht om toezending van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. Het betreffende proces-verbaal bevindt zich niet bij de op de voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken. Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat het hof verzuimd heeft een proces-verbaal op te maken. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt (HR 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO2956 en HR 6 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:3).
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 6 EVRM, alsmede 297 en 450 Sv, en wel om het navolgende:
In het arrest heeft het hof onder meer overwogen dat in een brief van Advocatenkantoor Boone van 21 oktober 2014, waarin aan een griffiemedewerker van de Rechtbank Midden-Nederland een bijzondere volmacht is gegeven om hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis, waarvan beroep, niet is ondertekend door de raadsman van de verdachte, maar door zijn secretaresse, zodat het hoger beroep van verdachte niet is ingesteld op de bij de wet voorgeschreven wijze, zodat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep. Dit oordeel van het hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, althans is de beslissing van het hof onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting:
2.1
Tot de aan de Hoge Raad gezonden stukken behoort een akte instellen hoger beroep inhoudende:
‘Op 21 oktober kwam R. () ambtenaar ter griffie van deze rechtbank, die — daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht — verklaarde namens (verdachte — RJB-)
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis, door de politierechter in deze rechtbank, locatie Utrecht, op 13 oktober 2014, alsmede voor zoveel nodig tegen daarnaast gegeven beslissingen.’
2.2
De betreffende akte is ondertekend door de griffier en de betreffende comparant.
2.3
Aan de betreffende akte is gehecht een (afschrift van) een faxbericht, afkomstig van Advocatenkantoor Boone, verzonden per telefax, geprint op briefpapier van het betreffende advocatenkantoor, gericht aan de griffier van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, inhoudende:
‘Edelachtbare Heer,
In bovenvermelde zaak verzoek ik u uiterlijk 23 oktober 2014 hoger beroep aan te tekenen. Hierbij bepaaldelijk door cliënt gevolmachtigd, geef ik hierbij een bijzondere volmacht aan u, griffiemedewerker, om dit appel aan te tekenen. Onderstaand treft u de gegevens aan.
(Volgt: naam, voornamen, geboortedatum, en adres van verdachte, alsmede het parketnummer en datum van het vonnis — RJB-)
Tevens verzoek ik u in de akte de volgende zinsnede op te nemen:
‘alsmede voor zoveel nodig tegen daarnaast gegeven beslissingen’
Gaarne ontvang ik van u de akte rechtsmiddel.
U dank zeggend voor de door u te nemen moeite, verblijf ik,
Hoogachtend,
Uw dw.,
J.B. Boone’
2.4
De betreffende faxbrief is ondertekend: ‘p/o () secr.’.
2.5
In het arrest heeft het hof overwogen en geoordeeld:
‘ontvankelijkheid van het hoger beroep
Vaste rechtspraak is dat artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker hoger beroep kan worden ingesteld indien deze volmacht aan bepaalde vereisten voldoet. Deze vereisten zijn neergelegd in HR 22 december 2009, ECLI: NL: HR:2009: BJ 7810, NJ 2010/102 en recent in HR 17 februari 2015, ECLI:NL: HR:2015:327. De aangescherpte rechtspraak en volmachtsvereisten laten overleg dat de raadsman hoger beroep moet instellen. Dit vereiste is onverkort van kracht en kan niet worden gerelativeerd tegen de achtergrond van een eventuele verklaring van verdachte dat hij het hoger beroep had willen instellen. De brief van Advocatenkantoor Boone van 21 oktober 2014, waarin aan een griffiemedewerker van de Rechtbank Midden-Nederland, een bijzondere volmacht is gegeven om hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis, waarvan beroep, is niet ondertekend door de raadsman van verdachte, maar door zijn secretaresse. Het hoger beroep van verdachte is derhalve niet ingesteld op de bij de wet voorgeschreven wijze en daarom zal verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.’
2.6
De regels met betrekking tot instellen van hoger beroep en eventueel daarbij begane vergissingen en verzuimen zijn in recente jurisprudentie van de Hoge Raad versoepeld. Indien bijvoorbeeld in een appelakte een ontoelaatbare beperking wordt aangebracht ten aanzien van de feiten waartegen het hoger beroep zich richt, dan zal deze beperking nadien ter terechtzitting kunnen worden rechtgezet (HR 28 juni 2011, NJ 2013,532,mnt. PMe alsmede HR 14 februari 2012, NJ 2012, 134). Verzuimen in een machtigingsbrief kunnen voor gedekt worden gehouden indien deze verzuimen ter terechtzitting worden hersteld (HR 20 maart 2012, NJ 2012, 426, mnt. FWB: HR 27 november 2012, ECLI: NL: HR: 2012, BY1230; HR 22 januari 2013, NJ 2013,75, alsmede — het ook door het hof genoemde — HR 17 februari 2015, ECLI: NL: HR: 2015: 327). Ook indien in een appelschriftuur niet is vermeld dat de betreffende advocaat bepaaldelijk gemachtigd is, dan zal ter zitting dit hersteld kunnen worden en zal de rechter daarnaar moeten vragen (HR 22 februari 2011, NJ 2011,104). Een niet ondertekend appelschriftuur brengt geen niet-ontvankelijkheid met zich mee (HR 7 juni 2011, NJ 2011,278). Ook in cassatie kan een onvolkomenheid in de akte cassatie nadien in een cassatieschriftuur worden rechtgezet (HR 9 maart 2013, NJ 2013,416, mnt. MJB). Zo kan bijvoorbeeld in een latere brief alsnog worden aangegeven dat de betreffende raadsman bepaaldelijk gemachtigd is (HR 30 maart 2010, ECLI:NL;HR:2010:BL1724; zie voorts HR 11 januari 2011. MKB 2011, pag, 315, nr. 252 en HR 8 maart 2011, NJB 2011, pag. 819, nr. 691). Gelet op de hierbovenstaande jurisprudentie getuigt het oordeel van het hof dan ook van een onjuiste rechtsopvatting, althans is de betreffende beslissing onvoldoende met redenen omkleed.
2.7
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat in de onderhavige zaak de griffier klaarblijkelijk eveneens van mening is geweest dat er op rechtsgeldige wijze hoger beroep is ingesteld hetgeen ook alleszins begrijpelijk is nu de betreffende brief afkomstig is van een advocatenkantoor. Daarenboven moet worden geoordeeld dat een secretaresse van een advocaat ook in bepaalde gevallen gelijkgesteld wordt aan een advocaat, zo komt bijvoorbeeld een secretaresse van een advocaat (ook een afgeleid) verschoningsrecht toe (HR 12 oktober 2010, R.J. 2011,537) terwijl een aan een secretaresse gedane medelingen omtrent de niet verdere vervolging van een verdachte het Openbaar Ministerie ook bindt (HR 18 februari 1997, NJ 1997, 484). Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de door justitie en rechtelijke macht gewenste verdere digitalisering van de procesvoering ook in de wielen wordt gereden door een redenering zoals in de onderhavige beslissing door het hof wordt aangehangen, terwijl bovendien een faxbrief ook niet de originele handtekening van een advocaat bevat.
Middel III
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 6.1 EVRM, 121 Gw, 5 lid 1 RO en 362 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
Ten onrechte heeft het hof de uitspraak niet uitgesproken in een openbare zitting, zodat de uitspraak nietig is.
Toelichting
3.1
Het arrest van het hof is vervat in een ‘aantekening mondeling arrest’, waarin de beslissing van het hof is opgenomen. Uit de betreffende aantekening volgt niet dat het arrest uitgesproken is in een openbare zitting, zodat het arrest nietig is.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 17 juli 2015
advocaat