Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/6.3.2.1
6.3.2.1 Kenmerken van de geobserveerde zaken
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Als een verdachte in één en dezelfde strafzaak voor zowel de rechter-commissaris als de raadkamer heeft moeten verschijnen en de voorgeleiding en raadkamerzitting zijn beide door de onderzoeker geobserveerd, dan komt deze verdachte tweemaal voor in tabel 6.3.
Bij twee geobserveerde zittingen was de verdenking niet bekend bij de onderzoeker. Dit betrof zittingen waarbij een vordering tot opheffi ng van de schorsing of een verzoek tot schorsing werd behandeld en waarbij de onderliggende verdenking niet aan de orde is gekomen en de onderzoeker geen gelegenheid heeft gehad om dit bij de rechter na te vragen.
Het kenmerk ‘afkomst’ (lees: geboorteland verdachte/ouders) is uiteindelijk niet verwerkt in deze tabel. Doordat niet in elke zaak inzage in het dossier is verkregen en deze informatie in de dossiers die wel zijn ingezien vaak niet is gevonden, is de validiteit en betrouwbaarheid van de meting van deze variabele te laag.
De 225 voorgeleidingen en raadkamerzittingen die in het kader van het onderhavige onderzoek zijn geobserveerd, worden erdoor gekenmerkt dat de verdachten overwegend jongens betreffen en ten tijde van de voorgeleiding of raadkamerzitting een gemiddelde leeftijd hebben van 16 jaar en 5 maanden. Een aantal verdachten wordt vervolgd voor een strafbaar feit die zij als minderjarige zouden hebben gepleegd, maar is op het moment van de voorgeleiding of raadkamerzitting reeds meerderjarig geworden. Ongeveer een derde van de verdachten heeft op het moment van de voorgeleiding of raadkamerzitting nog geen justitiële documentatie en kan daarmee worden aangeduid als ‘first offender ’, terwijl bijna tweederde van de verdachten al wel justitiële documentatie heeft opgebouwd. Kijkend naar het zwaarste strafbare feit op de vordering tot voorlopige hechtenis, betreft de meest voorkomende verdenking een vermogensdelict waarbij gebruik is gemaakt van geweld tegen een persoon (vgl. art. 312 Sr en art. 317 Sr). Bij meer dan de helft van de geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen ontkent de verdachte dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit waarvan hij wordt verdacht of zwijgt hierover. Hier staat tegenover dat bij iets meer dan een kwart van de geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen de verdachte (reeds) een volledig bekennende verklaring heeft afgelegd.
In tabel 6.3 is een overzicht weergegeven van een aantal basiskenmerken van de geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen. Hierbij moet worden benadrukt dat de deze cijfers zich slecht lenen voor generalisatie. De tabel beoogt uitsluitend een beeld te geven van de kenmerken van de 225 geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen; de daarin weergegeven cijfers hebben niet per se betrekking op unieke verdachten.1
Kenmerken verdachte
Voorgeleidingen en raadkamerzittingen (N=225)
Leeftijd:
12-13 jaar
0,9% (2)
14-15 jaar
19,6% (44)
16-17 jaar
67,1% (151)
≥18 jaar
12,4% (28)
Geslacht:
Man
96,4% (217)
Vrouw
3,6% (8)
Justitiële documentatie:
Geen documentatie (first offender)
32,4% (73)
Wel documentatie
63,6% (143)
Onbekend
4,0% (9)
Verdenking:
Geweldsdelict
16,0% (36)
Vermogensdelict met geweld
43,5% (98)
Vermogensdelict zonder geweld
32,9% (74)
Zedendelict
3,1% (7)
Overig
3,6% (8)
Onbekend2
0,9% (2)
Proceshouding:
Bekennen
27,1% (61)
Ontkennen/zwijgen
52,9% (119)
Deels bekennen, deels ontkennen/zwijgen
13,8% (31)
Onbekend
6,2% (14)
Zie bijlage 3 voor een operationalisering van de in deze tabel weergegeven kenmerken.3