Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/6.3.3
6.3.3 Selectie respondenten voor interviews
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
De selectie van respondenten die werkzaam zijn bij een justitiële jeugdinrichting wijkt hiervan af. Zie de toelichting bij tabel 6.4.
Een groter aantal interviews (totale N=71) is door de onderzoeker, in samenspraak met zijn promotoren, niet haalbaar geacht, gelet op de tijd en de kosten die gepaard gaan met het afnemen en uitwerken van interviews. Voorts wordt in de literatuur ook wel gesteld dat ervoor moet worden gewaakt dat een kwalitatieve dataset zodanig omvangrijk wordt dat deze data vrijwel niet meer te analyseren zijn (vgl. Mortelmans 2016, p. 121-123).
Zo is er bijvoorbeeld in samenspraak met de contactpersoon van het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming voor gekozen om niet alleen raadsonderzoekers, maar ook gedragsdeskundigen van de Raad te interviewen.
Tegelijkertijd zouden ook andere factoren dan enkel de affiniteit met het thema mogelijk een rol kunnen spelen in de keuze van professionals om al dan niet (te reageren op een oproep om) mee te werken met een interview, bijvoorbeeld sociale overwegingen – de onderzoeker heeft bij de rechtbanken in verband met het observatieonderzoek meerdere maanden rondgelopen, waardoor een aantal rechters reeds kennis had gemaakt met de onderzoeker – of de omstandigheid dat een leidinggevende een interne oproep doet.
De rechters die hebben meegewerkt aan een interview zijn niet allemaal door de onderzoeker geselecteerd. Bij de meeste rechtbanken werd door de teamvoorzitter een interne oproep gedaan aan rechters om mee te werken aan een interview. Bij de kleinere rechtbanken zijn de vaste rechters die de voorgeleidingen en raadkamerzittingen van minderjarigen behandelen soms ook persoonlijk benaderd door de onderzoeker na afloop van een bijgewoonde voorgeleiding of raadkamerzitting. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in twintig rechters die hebben meegewerkt aan een interview. Het voornemen om tenminste drie rechters per rechtbank te interviewen is op één rechtbank na gerealiseerd. Bij elke rechtbank is ten minste één rechter-commissaris en één raadkamerrechter geïnterviewd (zie tabellen 6.4 en 6.5).
Ook zijn interviews afgenomen met andere professionele actoren die een rol vervullen in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen, te weten officieren van justitie, advocaten en professionals van de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdreclassering en justitiële jeugdinrichtingen. Er is voor gekozen om per actor tien interviews af te nemen, zoveel mogelijk gelijkelijk verdeeld over de vijf arrondissementen die in het onderhavige onderzoek zijn betrokken (bij voorkeur twee interviews per actor per arrondissement).1 Dit voornemen is grotendeels gerealiseerd (zie wederom tabellen 6.4 en 6.5). De keuze om zes verschillende actoren als respondenten in het onderzoek te betrekken, heeft wel als consequentie gehad dat een vrij beperkt aantal interviews per actor is afgenomen.2 Tegelijkertijd maken de interviews met zes verschillende actoren het mogelijk om de voorlopige hechtenispraktijk vanuit zes verschillende perspectieven te belichten en een beeld te krijgen van de bredere dynamiek van deze praktijk (zie par. 1.6.3).
Amsterdam
Den Haag
Midden-Nederland (Lelystad)
Overijssel (Almelo)
Zeeland-West Brabant (Breda)
Totaal
Rechtbank
5
6
3
4
2
20
OM
2
3
3
1
1
10
Advocatuur24
2
2
2
2
2
10
RvdK
2
2
2
3
2
11
Jeugdreclassering
2
2
2
2
2
10
JJI25
2
2
2*
2
2*
10
Totaal
15
17
14
14
11
71
Zie onderstaande noot 25.
Evenals de meeste geïnterviewde rechters, zijn de geïnterviewde officieren van justitie en professionals van de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdreclassering en justitiële jeugdinrichting niet door de onderzoeker geselecteerd; de onderzoeker is via respectievelijk de Landelijk Coördinerend Jeugdofficier van justitie, een contactpersoon van het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming en contactpersonen binnen de verschillende gecertificeerde instellingen en justitiële jeugdinrichtingen met de respondenten in contact gebracht. Hierbij heeft de onderzoeker steeds in samenspraak met de contactpersonen getracht na te gaan welke (combinaties van) respondenten – in termen van functie binnen de organisatie en rol met betrekking tot de voorlopige hechtenis van minderjarigen – het meeste informatie zouden opleveren over de werkprocessen en beslissingen van de betreffende actoren in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen.3 Anders dan de meeste andere respondenten, zijn de advocaten door de onderzoeker zelf benaderd op basis van het criterium dat het advocaten zijn die regelmatig minderjarige verdachten bijstaan tijdens voorgeleidingen en raadkamerzittingen bij tenminste één van de in het onderzoek betrokken rechtbanken. De advocaten zijn in persoon benaderd na afloop van geobserveerde voorgeleidingen of raadkamerzittingen, dan wel telefonisch benaderd naar aanleiding van een online zoektocht naar advocaten die zijn gespecialiseerd in jeugdstrafzaken.
Zoals tabel 6.5 laat zien, bestaat het in het onderhavige onderzoek gehanteerde sample van respondenten uit professionals met uiteenlopende functies, die allen zelf werkzaam zijn in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen en daardoor in staat zijn om de onderzoeker uit eigen ervaring te informeren over deze praktijk en de rol die zij daarin vervullen. Wel zou het zo kunnen zijn dat de professionals die zich desgevraagd bereid hebben verklaard om mee te werken met een interview (of zelfs uit eigen beweging hebben gereageerd op een interne oproep) bovengemiddelde affiniteit hebben met het thema van het onderzoek ten opzichte van andere professionals die werkzaam zijn in dezelfde praktijk.4 Niet kan worden gesteld dat het sample representatief is voor alle rechters, officieren van justitie, advocaten en professionals van de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdreclassering en justitiële jeugdinrichtingen die werkzaam zijn in de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen.
Organisatie
Respondenten
Rol met betrekking tot voorlopige hechtenis van minderjarigen (selectie)
Rechtbank
– Rechter-commissaris (N=5)
– Rechter-commissaris, tevens raadkamerrechter (N=3)
– Raadkamerrechter (N=12)
– Bevelen van voorlopige hechtenis
– Schorsen onder voorwaarden
– Opheffing van schorsing
Openbaar Ministerie
– (Jeugd)officier van justitie (N=10)
– Vorderen van voorlopige hechtenis
– Standpunt over schorsing
– Vorderen van opheffing van schorsing
Advocatuur
– Advocaat die in zijn praktijk minderjarige verdachten bijstaat (N=10)
– Verdediging van minderjarige verdachte tijdens strafproces, waaronder bijstand tijdens voorgeleiding en raadkamerzittingen
Raad voor de Kinderbescherming
– Raadsonderzoeker (N=6)
– Gedragsdeskundige (N=4)
– Casusregisseur (N=1)
– Informeren van officier van justitie, rechter-commissaris en raadkamer over de persoon en de leefomstandigheden van de minderjarige
– Advies aan rechter-commissaris (en raadkamer) over schorsing onder voorwaarden
Jeugdreclassering
– Jeugdreclasseerder (N=7)
– Gedragsdeskundige (N=3)
– Toezicht en begeleiding van minderjarigen tijdens de voorlopige hechtenis en de schorsing
– Informeren en adviseren (al dan niet via de Raad) van officier van justitie, rechter-commissaris en raadkamer
Justitiële jeugdinrichting
– Gedragsdeskundige (N=6)
– Afdelingshoofd (N=3)
– Individueel trajectbegeleider (N=1)
– Opvang, diagnose en evt. behandeling van minderjarigen in voorlopige hechtenis