Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/6.8
6.8 Ethische (en juridische) dilemma’s: transparantie versus vertrouwelijkheid
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie over ethische dillema’s in kwalitatief empirisch onderzoek: Boeije 2010, p. 44-55; Vander Laenen & O’Gorman 2016, p. 555-586.
De onderzoeker heeft immers geheimhoudingsverklaringen ondertekend en is beëdigd als buitengriffier.
Vgl. Vander Laenen & O’Gorman 2016, p. 572-574.
Lees: zonder vermelding van naam, geslacht (steeds is de ‘hij-vorm’ gebruikt) en andere persoonlijke kenmerken en zonder concrete verwijzing naar de locatie waar de respondent werkzaam is.
Vgl. Vander Laenen & O’Gorman 2016, p. 572.
Lees: zonder vermelding van informatie die te herleiden is tot concrete personen of zaken. Dit betekent ook dat niet wordt verwezen naar de datum en plaats van de voorgeleiding of raadkamerzitting.
De nummering loopt overigens door tot Voorgeleiding 73 en Raadkmamerzitting 158, doordat in totaal drie voorgeleidingen en één raadkamerzitting weliswaar niet zijn geobserveerd, maar wel achteraf zijn bestudeerd aan de hand van de verslaglegging, het dossier en de beschikking. Deze zaken zijn – evenals twee raadkamerzittingen waarbij de onderzoeker op verzoek van de verdachte niet aanwezig is geweest – niet meegerekend bij de observaties in tabel 6.1, maar wel meegenomen in de nummering van de zaken.
Vgl. Van Duyne &Verwoerd 1985, p. 1.
Indien een overweging uit een raadkameroverleg in de analyse is betrokken, dan is dit geparafraseerd, zonder verwijzing naar een zaaknummer (lees: zonder verwijzing naar ‘Voorgeleiding 1-70’ of ‘Raadkamerzitting 1-155’) en zijn, indien nodig, de feiten van de zaak zodanig algemeen geformuleerd, dan wel gemanipuleerd dat deze niet meer herleidbaar zijn tot de betreffende zaak.
Zie art. 7, derde lid Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO).
Alvorens bij de slotparagraaf van dit hoofdstuk aan te komen, verdient een ethisch (en juridisch) dilemma dat besloten ligt in het onderhavige onderzoek bijzondere aandacht, namelijk de spanning tussen transparantie en vertrouwelijkheid bij het presenteren van de onderzoeksbevindingen.1 Deze spanning is tweeledig.
Allereerst komt deze spanning naar voren in het uitgangspunt dat wetenschappelijk onderzoek zo transparant mogelijk moet zijn, zodat de methodologische kwaliteit van het onderzoek controleerbaar is, terwijl de vertrouwelijkheid van de data de ethische en juridische2 verplichting met zich brengt om geen informatie prijs te geven die te traceren is tot concrete zaken of personen.3 Er is in de uitwerking van de empirische onderzoeksbevindingen in de volgende hoofdstukken dan ook gezocht naar een balans tussen transparantie en vertrouwelijkheid. Zo zijn de respondenten die hebben geparticipeerd in een interview geanonimiseerd,4 maar hebben de respondenten wel een individuele ‘code’ gekregen (bijvoorbeeld: ‘Raadkamerrechter A’), waardoor het in elk geval enigszins transparant is van welke respondent een bepaald citaat afkomstig is.5 De geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen zijn eveneens geanonimiseerd,6 maar wel genummerd (lees: voorgeleiding 1 tot en met 70 en raadkamerzitting 1 tot en met 155), waarnaar in de beschrijving van de onderzoeksbevindingen wordt verwezen en waarmee inzichtelijk wordt gemaakt dat de bevindingen zijn gebaseerd op data uit concrete zaken.7
Ten tweede komt de spanning tussen transparantie en vertrouwelijkheid tot uitdrukking in het doel van het onderzoek om de voorlopige hechtenispraktijk van minderjarigen – in het bijzonder het besluitvormingsproces van de rechter – inzichtelijk te maken, terwijl ‘het geheim van de raadkamer ’ eraan in de weg staat dat bevindingen die voortvloeien uit de observaties van het besloten raadkameroverleg na afloop van de raadkamerzittingen ongelimiteerd worden gepresenteerd.8 Om deze geheimhouding te respecteren bevat dit boek geen citaten uit, noch tot individuele zaken traceerbare verwijzingen naar beraadslagingen van rechters tijdens het raadkameroverleg.9 Vanuit wetenschappelijk oogpunt valt dit eerste te betreuren, daar een letterlijke weergave van overwegingen en discussies in raadkamer bij uitstek inzicht geeft in de percepties van rechters over de voorlopige hechtenis van minderjarigen en in de wijze waarop zij met dit dwangmiddel omgaan. Niettemin ontslaat dit wetenschappelijke belang van transparantie de beëdigde onderzoeker niet van zijn ethische en juridische verplichting om zich te conformeren aan het geheim van de raadkamer.10