RvdW 2021/530:Herzieningszaak Arnhemse Villamoord (1998). Eisen aan novum in de vorm van de intrekking van de (bekennende en voor de (destijds) medeverdachten belastende) verklaring van aanvrager. HR zet juridisch kader uiteen en herhaalt relevante overweging uit HR 4 november 2008, RvdW 2008/1027 dat aanvrager aannemelijk moet maken dat en waarom hij terugkomt van zijn eerder afgelegde verklaringen. De bij de aanvraag overgelegde verklaringen wekken niet het voor het buitengewone rechtsmiddel van herziening vereiste ernstige vermoeden a.b.i. art. 457 lid 1 aanhef sub c Sv. Daaruit volgt dat de aanvraag ongegrond is en o.g.v. art. 470 Sv moet worden afgewezen. Samenhang met 7 andere herzieningen.