Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/530
Herzieningszaak Arnhemse Villamoord (1998). Eisen aan novum in de vorm van de intrekking van de (bekennende en voor de (destijds) medeverdachten belastende) verklaring van aanvrager. HR zet juridisch kader uiteen en herhaalt relevante overweging uit HR 4 november 2008, RvdW 2008/1027 dat aanvrager aannemelijk moet maken dat en waarom hij terugkomt van zijn eerder afgelegde verklaringen. De bij de aanvraag overgelegde verklaringen wekken niet het voor het buitengewone rechtsmiddel van herziening vereiste ernstige vermoeden a.b.i. art. 457 lid 1 aanhef sub c Sv. Daaruit volgt dat de aanvraag ongegrond is en o.g.v. art. 470 Sv moet worden afgewezen. Samenhang met 7 andere herzieningen.
HR 20-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:627
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 april 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/03892
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:627, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:75, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2021
Essentie
Herzieningszaak Arnhemse Villamoord (1998). Eisen aan novum in de vorm van de intrekking van de (bekennende en voor de (destijds) medeverdachten belastende) verklaring van aanvrager. HR zet juridisch kader uiteen en herhaalt relevante overweging uit HR 4 november 2008, RvdW 2008/1027 dat aanvrager aannemelijk moet maken dat en waarom hij terugkomt van zijn eerder afgelegde verklaringen. De bij de aanvraag overgelegde verklaringen wekken niet het voor het buitengewone rechtsmiddel van herziening vereiste ernstige vermoeden a.b.i. art. 457 lid 1 aanhef sub c Sv. Daaruit volgt dat de aanvraag ongegrond is en o.g.v. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.