RvdW 2021/515:OM-cassatie. Art. 8 lid 5 WVW 1994. Bloedonderzoek. Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (BADG). Behoort art. 12 lid 3 BADG tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek a.b.i. art. 8 lid 5 WVW 1994 is omringd? HR herhaalt relevante overwegingen uit RvdW 2020/1171 m.b.t. de waarborgen waarmee het onderzoek moet zijn omkleed. Aan de in art. 12 lid 3 BADG opgenomen termijnstelling van 90 min ligt blijkens de toelichting daarop in de kern ten grondslag dat door tijdsverloop de concentratie van de in art. 2 Besluit aangewezen stoffen in het bloed vermindert, waardoor een langer durend tijdsverloop ertoe kan leiden dat de in het afgenomen bloed gemeten concentratie onder de toegestane grenswaarde komt. Daarmee wordt ‘het risico steeds groter (…) dat de bestuurder t.a.v. wie o.b.v. een speekselonderzoek of een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties een verdenking van drugsgebruik is gerezen, n.a.v. het bloedonderzoek vrijuit gaat’. Dat betekent echter niet dat een onderzoek waarbij eerst na het verstrijken van het tijdsbestek van anderhalf uur bloed is afgenomen, geen betrouwbaar resultaat geeft van de — voor de bewezenverklaring beslissende — op dat moment in het afgenomen bloed aanwezige concentratie van die stoffen. Daaruit volgt dat het voorschrift niet rechtstreeks in verband staat met de juistheid en betrouwbaarheid van de resultaten van het verrichte onderzoek. Het oordeel van het hof dat, nu de verrichte bloedafname niet binnen het in art. 12 lid 3 BADG genoemde tijdsbestek is verricht, geen sprake is geweest van ‘een onderzoek’ ex art. 8 lid 5 WVW 1994 en dat daarom verdachte van het hem tlgd. moet worden vrijgesproken, is gelet op het vorenstaande, niet juist. Volgt vernietiging en terugwijzing.