Cursivering en vetgedrukt als in origineel.
HR, 04-07-2023, nr. 22/02375
ECLI:NL:HR:2023:1042
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-07-2023
- Zaaknummer
22/02375
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1042, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑07‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:522
ECLI:NL:PHR:2023:522, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑05‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1042
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑07‑2023
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Medeplegen moord in Curaçao (art. 2:262 SrC) en medeplegen voorhanden hebben van vuurwapens (art. 3.1 Vuurwapenverordening 1930). 1. Bewijsklacht voorbedachte raad. 2. Verweer m.b.t. betrouwbaarheid verklaringen getuige. Mocht Hof bij zijn oordeel over betrouwbaarheid van verklaringen van getuige betrekken dat getuige inmiddels onherroepelijk is veroordeeld wegens meineed? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/02374 C (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, verdachte n-o) en 22/02375 C.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/02375 C
Datum 4 juli 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 11 november 2021, nummer H 113/20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negentien jaren en negen maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
Conclusie 23‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Caribische zaak. Medeplegen van moord (art. 2:262 SrC). M1: falende bewijsklacht voorbedachte raad. M2: falende klacht dat Hof betrouwbaarheidsverweer m.b.t. verklaringen getuige heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen, nu Hof daarbij heeft betrokken dat getuige inmiddels onherroepelijk is veroordeeld wegens meineed. Strekt tot strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn en verwerping van het beroep voor het overige. Hangt samen met 21/04879.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/02375 C
Zitting 23 mei 2023
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] FRANS ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Hof) heeft bij vonnis van 11 november 2021 het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao (hierna: Gerecht) van 7 augustus 2020 onder verbetering van gronden bevestigd, behalve ten aanzien van de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde. Bij het vonnis van het Gerecht is de verdachte wegens onder 1 “medeplegen van moord” en onder 2 “medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslist op de vordering van de benadeelde partij en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als in het vonnis vermeld. Het hof heeft het onder 2 bewezenverklaarde gekwalificeerd als “medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd”.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/04879. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
4. Het eerste middel bevat de klacht dat het vonnis onvoldoende met redenen is omkleed, nu het onder 1 bewezenverklaarde, met name de voorbedachte raad, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
5. Ten laste van de verdachte is door bevestiging van het vonnis van het Gerecht bewezenverklaard dat:
“Feit 1:
hij, op 2 september 2019, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met vuurwapens schoten gelost op en in de richting van die [slachtoffer] , die zich in een personenauto bevond ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] schotwonden aan/in het lichaam heeft bekomen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Feit 2:
hij, op 2 september 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:1.
“1. Een geschrift, te weten een sectierapport S19-052, opgemaakt op 11 september 2019, door [betrokkene 1] (p. 175-187, Eindpv Fashion). Dit rapport houdt in:
Time of death/found death: 02.09.2019,11.00.
[slachtoffer] , birth date [geboortedatum] .1995, has been a 23 year old black male who was shot on 02.09.2019, ca. 10.00 on Caracasbaaiweg.
Conclusions:
During the autopsy, 1 graze shot, 11 perforating and 6 penetrating gunshot trajectories (18 in total) with 35 gunshot injuries (including exit- second entry-, second exit and graze shot wounds) could be found.
Cause of death:
Internal bleeding to death due to gunshots.
2. Een proces-verbaal van camerabeelden, opgemaakt in de wettelijke vorm op 24 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 43-82 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, zakelijk weergegeven:
De witte Hyundai Accent komt op de Caracasbaaiweg vanuit oostelijke richting aanrijden en slaat linksaf naar de naamloze weg voor de [A] , draait rechts de parkeerplaats van de [A] op en parkeert. De rode Kia Sportage met donkergetinte ruiten komt ook vanuit oostelijke richting op de Caracasbaaiweg aanrijden, slaat linksaf naar de naamloze weg voor de [A] en rijdt vervolgens op die weg in zuidelijke richting door.
De bijrijder (het latere slachtoffer [slachtoffer] ) en de bestuurder ( [betrokkene 2] , de vriendin van [slachtoffer] ) van de Hyundai Accent stappen uit de auto en gaan bij de [A] naar binnen. In de tussentijd komt de Kia Sportage vanuit zuidelijke richting op de naamloze weg voor de [A] aanrijden en slaat rechtsaf weer de Caracasbaaiweg op, in oostelijke richting. Enkele minuten later komen [slachtoffer] en [betrokkene 2] vanuit de [A] , stappen in de Hyundai Accent en rijden de parkeerplaats af. De rode Kia Rio komt vanuit westelijke richting op de Caracasbaaiweg aanrijden, slaat rechtsaf de naamloze weg voor de [A] in en rijdt de parkeerplaats op. De Hyundai Accent rijdt linksaf de Caracasbaaiweg op. De Kia Rio rijdt pal achter de Hyundai Accent vanaf de parkeerplaats naar de Caracasbaaiweg en slaat ook linksaf.
Vervolgens wordt waargenomen dat de Hyundai Accent met daarachter de Kia Rio, vijftien seconden later gevolgd door de Kia Sportage, vanuit oostelijke richting in westelijke richting over de Caracasbaaiweg rijden. De Kia Sportage slaat voor [B] rechtsaf de Bronsweg in. De Kia Sportage rijdt vervolgens om het blok waar [B] in is gevestigd heen, gaat weer de Caracasbaaiweg op, rijdt in oostelijke richting naar de supermarkt [C] en parkeert daar op de parkeerplaats. De Hyundai Accent rijdt in de tussentijd door en parkeert voor [B] . De Kia Rio parkeert voor de ATM van de MCB-bank bij de [D] . De Kia Rio rijdt een aantal keren achteruit en vooruit.
Opmerking verbalisant:
De plek waar de Kia Rio heeft geparkeerd, voor de [D] , ligt op ongeveer 50 of 60 meter afstand van de Hyundai Accent die voor [B] stond geparkeerd. Vanaf de positie van de Kia Rio is er ook goed zicht op de parkeerplaats voor [B] .
[slachtoffer] en [betrokkene 2] stappen uit de Hyundai Accent en lopen naar [B] . Enkele minuten later loopt [slachtoffer] terug naar de auto en gaat zitten op de bijrijdersstoel. De Kia Sportage rijdt op dat moment weg bij [C] , slaat de Bronsweg in en stopt ter hoogte van de huizen in de bocht op de Tinweg. De bijrijder van de Kia Sportage stapt uit en doet iets in gebukte houding achter de auto (opmerking verbalisant: vermoedelijk werd de achter kentekenplaat verwijderd). Daarna rijdt de Kia Sportage richting de Korporaalweg/Bronsweg.
De bestuurder van de Kia Rio is gedurende de ongeveer 8 minuten dat hij bij de [D] geparkeerd stond niet uitgestapt. Ongeveer 3 minuten nadat de Kia Sportage de parkeerplaats bij het [C] had verlaten rijdt de Kia Rio de parkeerplaats bij het [C] op en neemt nagenoeg dezelfde positie in als de Kia Sportage daarvoor had.
Vervolgens worden omstreeks 10:00 uur twee mannen gezien die in versnelde looppas vanuit de Bronsweg richting [B] op de Caracasbaaiweg lopen. De persoon met het licht gekleurde shirt is als eerste aan de bijrijderskant van de Hyundai Accent. Hij strekt zijn beide armen en begint te schieten. Enkele seconden later komt de tweede persoon met een roodkleurig shirt aan, aan de bijrijderskant van de Hyundai Accent en begint ook te schieten.
Ongeveer een minuut later rennen beide personen in oostelijke richting weg. De persoon met het lichtkleurige shirt heeft het vuurwapen in zijn rechterhand en de persoon met het roodkleurige shirt heeft het vuurwapen in zijn linkerhand. Hierna is te zien hoe de Kia Sportage vanaf de Korporaalweg de Caracasbaaiweg oprijdt.
De Kia Rio rijdt na het schietincident vanaf de parkeerplaats van [C] rechtsaf de Caracasbaaiweg op.
Bij de kruising van de Korporaalweg en de Caracasbaaiweg botsen de Kia Sportage en de Kia Rio bijna tegen elkaar. Vervolgens rijden beide voertuigen achter elkaar in oostelijke richting op de Caracasbaaiweg weg; de Kia Rio voorop gevolgd door de Kia Sportage.
3. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 15 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 38 persoonsdossier [betrokkene 3] , 4e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
In de maand september van dit jaar, het was na 2 september 2019, had [medeverdachte 1] mij verteld dat hij zijn auto had gebruikt om iets heel slechts te doen. Met zijn auto bedoelde [medeverdachte 1] zijn rode Kia Sportage. Alle ruiten van de auto van [medeverdachte 1] zijn donker getint. Ik had [medeverdachte 1] gevraagd wat hij heeft gedaan. Hierop kreeg ik geen antwoord.
Enkele dagen nadat ik als getuige werd gehoord had ik een gesprek met [verdachte] . Ik herinnerde mij dat tijdens het getuigenverhoor de rechercheur mij over 2 september 2019 bleef vragen. [verdachte] vertelde mij dat hij en [medeverdachte 1] op 2 september 2019 samen waren.
4. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 46-52 persoonsdossier [betrokkene 3] , 5e verhoor). Dit proces verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Wij, verbalisanten, confronteren [betrokkene 3] met een compilatie van diverse camerabeelden van de omgeving van [B] op de Caracasbaaiweg van 2 september 2019 tussen 9:30 en 10:10 uur.
De gezichten van de personen waren bedekt met kledingstukken, maar ze lijken op [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik zie dat de persoon met de lichtkleurige trui een vuurwapen in zijn rechterhand heeft. Deze persoon lijkt op [verdachte] . Ik herken hem aan de lengte en vorm van zijn lichaam. [verdachte] is breed aan zijn bovenlichaam en smal aan zijn onderlichaam. De persoon die een vuurwapen in zijn linkerhand vast heeft herken ik als [medeverdachte 1] . Ik herken hem aan de slanke vorm van zijn lichaam. Verder herken ik hem ook aan het rode hemd met lange mouwen. Ik heb [medeverdachte 1] eerder met dat hemd gezien. Ik denk dat dit hemd tussen zijn kleren ligt, die bij mij thuis liggen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 26 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 5] (p. 482-483 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in:
Wij zagen dat [betrokkene 3] in een rechte lijn naar een kamer liep waar zij twee koffers aanwees. Zij wist zeker dat het rood/zwarte jack in een van de koffers zou moeten zitten, aangezien zij de koffers voor [medeverdachte 1] had ingepakt. In een van de koffers trof ik, [verbalisant 3] , het jack aan. Wij, verbalisanten, zagen dat dit een rood met zwart trainingsjack betreft van het merk Nike. Het middelste gedeelte, de binnenkant van de mouw en de ritssluiting, hebben een felrode kleur. De bovenzijde van het jack, de buitenkant van de mouw en het elastiek onderin hebben een zwarte kleur. Ik heb dit trainingsjack vergeleken met het screenshot afkomstig van een camerabeeld van [E] , dat direct na de moord op [slachtoffer] is opgenomen, waarop te zien is dat de schutter bovenkleding draagt met dezelfde uiterlijke kenmerken als dit trainingsjack.
In dezelfde koffer trof ik, [verbalisant 3] , een pet aan. Wij, verbalisanten, zagen dat het een felrode pet betreft van het merk Nike. We hebben deze pet vergeleken met het screenshot afkomstig van [E] , dat direct na de moord op [slachtoffer] is opgenomen, waar op te zien is dat de schutter een zelfde kleur pet draagt als de kleur van deze pet.
6. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 26 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 64-65 persoonsdossier [betrokkene 3] , 7e verhoor) Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
[verdachte] vertelde mij dat hij samen met [medeverdachte 1] op 2 september 2019 bij [B] de man had doodgeschoten. Hiervoor hadden zij de auto van [medeverdachte 1] , de rode Kia Sportage met donkergetinte ruiten, gebruikt. Verder vertelde [verdachte] mij dat [medeverdachte 2] met zijn auto, de rode Kia Rio, op de uitkijk stond.
[verdachte] had mij op dat moment niet de reden verteld waarom hij samen met [medeverdachte 1] de man had doodgeschoten.
Ik had aan [verdachte] gevraagd waarom ze de auto van [medeverdachte 1] hadden meegenomen. [verdachte] vertelde mij dat ze geen andere auto hadden. Verder had ik aan [verdachte] gevraagd waarom ze de man hadden doodgeschoten en of ze een probleem met deze man hadden. [verdachte] vertelde dat ze geen probleem hadden met de man. Ik vroeg vervolgens aan [verdachte] of ze het voor geld hadden gedaan. [verdachte] vertelde mij dat hij het voor geld had gedaan.
[verdachte] vertelde verder dat hij zou gaan onderduiken en begin volgend jaar, 2020, zichzelf bij de politie zou gaan aangeven voor de moord op de man.
Nadat [verdachte] mij had verteld dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was bij het doodschieten van de man ben ik naar [medeverdachte 2] gegaan. Ik had aan [medeverdachte 2] gevraagd wat hij mij kon vertellen over de man die werd doodgeschoten op 2 september 2019 voor [B] . [medeverdachte 2] vertelde mij dat een persoon, wiens naam ik me niet meer kan herinneren, de man had gevolgd van waar hij verbleef. Vervolgens zou deze persoon [medeverdachte 2] hebben gebeld en aan hem hebben doorgegeven dat de man in een auto op de Caracasbaaiweg reed. [medeverdachte 2] vertelde mij verder dat hij de auto waarin de man reed zou hebben gevolgd en vervolgens dit ook telefonisch aan [medeverdachte 1] en [verdachte] had doorgegeven. [medeverdachte 2] werd erg nerveus terwijl hij dit aan mij vertelde.
Na mijn verhoren bij de politie heb ik [verdachte] en [medeverdachte 2] een aantal keren ontmoet. Deze ontmoetingen waren omdat beiden wilden weten wat ik bij de politie had verklaard. Verder wilden ze ook weten wat er gaande was en of de politie op zoek was naar hen. [verdachte] had ook zijn vriendin [betrokkene 4] naar mij toegestuurd, om te kijken hoe het met mij ging en of ik wist dat [medeverdachte 2] ook werd aangehouden. Verder wilde [verdachte] ook weten of de politie mij had gebeld.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 22 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (p. 192-194 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum door de verbalisant uitgewerkte, met een technisch hulpmiddel in de auto van [betrokkene 3] , afgeluisterde gesprekken:
[verdachte] :
Min por kai sera awoki. Ma bisa ki ta pasa. Ora anja habri mi ta move normal numa. Nan arestami nan arestami numa. Paso mi sa bon bon nan ta bin puntrami kos. Pero wak no, mi no ta kla pa bai sino niun hende no ta bai atende nada pa nos. (Vertaling: Ik kan nu niet opgesloten worden. Ik heb gezegd wat er moet gebeuren. In het nieuwe jaar zal ik weer normaal gaan bewegen. Als ze mij aanhouden, laat ze mij aanhouden. Ik weet heel goed dat ze mij dingen zullen komen vragen. Maar kijk ik ben niet klaar om opgesloten te worden, anders is er niemand die dingen voor ons zal regelen).
[verdachte] :
Ta pesei ma wak un kluis akinan. Ta anochi so mi ta sali wak e. (Vertaling: Daarom heb ik hier een schuilplaats gezocht. Alleen in de avond uren ga ik het bekijken.)
[verdachte] :
Ajera nan a sigui [medeverdachte 2] . Bo sa ki ta keda mi straño dikon nan no ta keda riba [medeverdachte 2] . Nan tin den nan kabes ku [medeverdachte 2] ta hasi e homber e fabor. Korda nan ta tur dia huntu. Si mi tambe tabata tur dia huntu lastu ei nan lo a hanja mi tambe. (Vertaling: Ze hebben [medeverdachte 2] gisteren gevolgd. Weet je wat me verbaast, waarom ze niet op [medeverdachte 2] blijven. Ze hebben in hun hoofd dat [medeverdachte 2] klusjes voor de man doet. Herinner dat ze elke dag samen zijn. Als ik laatst ook elke dag samen was, zouden ze mij ook krijgen.)
[betrokkene 3] :
[medeverdachte 2] ta den su mumdu. E dia [medeverdachte 1] a bisa mi e koi. Min ta korda kiko [medeverdachte 1] a bisa [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] di: “no rustig". Bo sa kiko [medeverdachte 1] a bira bisa mi: “No ta su auto”. [medeverdachte 2] riba un rust e ta. (Vertaling: [medeverdachte 2] zit in zijn wereld. Die dag had [medeverdachte 1] mij dat verteld. Ik kan mij niet herinneren wat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] had verteld. [medeverdachte 2] zei: “nee rustig”. Weet je wat [medeverdachte 1] gelijk tegen mij zei: “het is zijn auto niet”. [medeverdachte 2] is gewoon op zijn gemak.)
[verdachte] :
Pa kaso di asesinato nan lo no laga boso bai kas. Ni lo bo no a hanja e kos aki bek (bati riba e auto). Ni abo, ni [medeverdachte 2] . Mi sa kiko mi ta bisabo. Ku ta asesinato nan kemen ku ta ku e sen di asesinato a kumpra e kosnan aki, bosnan no ta hanjanan bek. Anto einan ki mi a kaba di komronde di mi eksperensha. E hendenan aki a aresta [medeverdachte 1] unparti pa e komunidat keda rustig, ku nan aresta un hende den e kaso anto e otro parti wak ki nan por primi saka, ki nan por investiga te na unda nan por jega. Paso horen zeggen. Nan no a hanje ku gun, nan no a hanja niun konjo. (Vertaling: Voor een moordzaak zouden ze jullie niet naar huis laten gaan en je zou dit (klopt op de auto) ook niet terugkrijgen. Noch [medeverdachte 2] , noch jij. Ik weet wat ik jou vertel. Als ze menen dat met het geld van de moord de dingen zijn gekocht, krijgen jullie ze niet meer terug. En op dat moment heb ik begrepen van mijn ervaring dat ze [medeverdachte 1] hebben aangehouden gedeeltelijk om de maatschappij gerust te stellen dat ze een aanhouding hebben verricht in de zaak en aan de andere kant om druk te zetten om te kijken wat ze eruit kunnen halen, wat ze kunnen onderzoeken en tot waar ze kunnen gaan. Want van horen zeggen. Want ze hebben geen vuurwapen bij hem gevonden, ze hebben geen kut gevonden.)
[verdachte] :
Mi ta papia ku [medeverdachte 2] tambe. (Vertaling: Ik ga ook met [medeverdachte 2] praten.)
8. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (p. 227-228 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als het op genoemde datum door de verbalisant, afgeluisterde en uitgewerkte voicebericht uit de telefoon van [betrokkene 5] :
Het volgende wordt op de voice message in het Papiaments ingesproken:
“Porta mañan of e siman aki mi tin ku bin keda den [F] . [betrokkene 6] , [F] .... Ajaaaajaaaiiiiiii. Un bes aki [medeverdachte 1] tin ku bai page, pa mi wak un ganga anto mi ta bai aden bai sluip. Yoooo Ajaaajaaaaiiii. Oeeeehhh.”
Vrije vertaling naar het Nederlands door de verbalisant:
Misschien morgen of een van deze dagen van de week moet ik in het hotel [F] verblijven. [betrokkene 6] , [F] .... Ajaaaajaaaiiiiiii. Zometeen gaat [medeverdachte 1] het betalen, ik moet een goede offer gaan kijken en ik ga in het hotel om te spioneren. Yoooo Ajaaajaaaaiiii. Oeeeehhh.
9. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 22 mei 2020 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 3] (p. 9-10 los stuk, 12e verhoor [medeverdachte 2] ). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
Op de telefoon van [betrokkene 5] werd een voicenote aangetroffen die door jou naar haar werd verstuurd. Van wie is de stem in die voicenote? Dat is mijn stem.
10. Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 636-639 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 7]:
Ik word [betrokkene 7] genoemd.
Aan de getuige wordt een foto-afbeelding getoond van een rode Kia Sportage. Deze auto werd naar mijn woning gebracht. Deze auto heeft in de maand september (het gerecht begrijpt: 2019) twee weken bij mijn woning gestaan. De nummerplaat is [kenteken 1] . De letter kan ik mij niet herinneren.
Op de radio hoorde ik over het schietincident dat plaatsvond op de Caracasbaaiweg bij [B] . Dit was volgens mij op een maandag begin september. De volgende dag werd de rode Kia Sportage door de man bijgenaamd [medeverdachte 1] , die in de [wijk] woont, naar mijn woning gebracht. Hij had tegen mij gezegd dat indien de politie/recherche bij mij thuis zou komen ik tegen hen moest zeggen dat de auto al een langere periode bij mij staat.
Herken je de man (het gerecht: [medeverdachte 1] ) op de foto die aan jou werd getoond? Dat is [medeverdachte 1] .
Aan de getuige wordt een foto-afbeelding getoond (het gerecht: [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 1] was samen met hem (het gerecht begrijpt: de verdachte) de rode Kia Sportage komen brengen naar mijn huis.
11. Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 15 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaaar [verbalisant 6] (p. 622 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 8]:
Over de Kia Sportage met kenteken [kenteken 1] kreeg ik op maandag 14 oktober 2019 een voicebericht via Facebook van het account “ [medeverdachte 2] ”, die mij vroeg om een voertuig voor hem te verkopen.
We spraken af dat hij het voertuig diezelfde dag zou brengen. Een roodgelakte Kia Rio en een roodgelakte Kia Sportage kwamen mijn terrein op rijden. Uit de Kia Rio stapte de man die ik herkende als [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] vertelde dat de rode Kia Sportage verkocht moest worden en dat de eigenaar van de auto optrad als bestuurder. Zij lieten de Kia Sportage bij mij achter en reden weg in de Kia Rio. Tijdens mijn gesprek met [medeverdachte 2] bleef de bestuurder van de roodgelakte Kia Sportage op de achtergrond en hij zei niks.
12. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 21 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 23-30 persoonsdossier [medeverdachte 1] , 3e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
Mijn bijnaam is [medeverdachte 1] .
Het klopt dat ik de feitelijke eigenaar ben van de rode Kia Sportage met kenteken [kenteken 1] .
Ik heb de rode Kia Sportage met kenteken [kenteken 1] naar [betrokkene 7] gebracht.
Ik was samen met [medeverdachte 2] de auto gaan ophalen in de rode Kia Rio. Ik heb de auto samen met [medeverdachte 2] naar [G] gebracht om te verkopen. Met [medeverdachte 2] bedoel ik [medeverdachte 2] . De rode Kia Rio is van [medeverdachte 2] . Ik bleef op de achtergrond toen we de auto naar [G] gingen brengen.
13. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 januari 2020 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 141 persoonsdossier [medeverdachte 1] , 8e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik ben linkshandig.
14. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 30 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 16 en 17 persoonsdossier [medeverdachte 2] , 1e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik heb een rode Kia Rio voorzien van kenteken [kenteken 2] .
De enige vriend die ik heb is [medeverdachte 1] . Ik noem hem [medeverdachte 1] . Hij noemt mij [medeverdachte 2] .
15. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 5 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 83-84 persoonsdossier [medeverdachte 2] , 5e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
Op 2 september 2019 was ik bij de [A] . Ik zag dat de witte Hyundai Accent geparkeerd stond op de parkeerplaats. Ik volgde de witte Hyundai Accent op de Caracasbaaiweg totdat deze bij [B] stopte. Ik parkeerde voor de ATM van een bank op de Caracasbaaiweg. Ik ben daarna bij [C] gaan parkeren. Toen ik bij [C] stond zag ik twee jongens uit een straat komen. Zij renden naar de witte Hyundai Accent en zijn terug de straat in gelopen. Daarna reed ik in oostelijke richting op de Caracasbaaiweg.
16. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 4 december 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 4] (p. 25 persoonsdossier [verdachte] , 3e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Toen [medeverdachte 1] werd aangehouden heb ik contact met [betrokkene 3] opgenomen om te kijken wat er gaande was. Wij hebben over de aanhouding van [medeverdachte 1] gesproken. Zij wist geen antwoorden over details te geven.
17. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 9 december 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 4] (p. 116 persoonsdossier [verdachte] , 4e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben rechtshandig.
18. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (p. 242-243 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in:
De bestanden/data uit de mobiele telefoon van de man [medeverdachte 2] werden onderzocht. Vanuit dit digitale onderzoek werden door mij, verbalisant, verschillende telefoonnummers en contactnamen aangetroffen die bij nader inzoomen allen aan [medeverdachte 1] toebehoren.
Contactnaam:
[medeverdachte 1]
.
19. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 30 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 26-27 persoonsdossier [medeverdachte 2] , 3e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben [medeverdachte 2] .
20. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 61 persoonsdossier [betrokkene 3] , 6e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Deze persoon is [verdachte] .
Opmerking van verbalisanten: Aan de verdachte werd een foto getoond van:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte] .”
7. Het Hof heeft bewijsmiddel 7 als volgt aangevuld:
“ [betrokkene 3] :
Pero bosa kiko e homber aki, mi ta kere, e homber ta riba dje, riba mi. E ta kere ami a bai wak kaya. (Vertaling: Weet je wat ik denk van deze man, waarom deze man zo op mij blijft hameren. Hij denkt dat ik op de loer (post)was.)
[verdachte] :
Pero ki te kos, bon bai wak kaya aha (fon). (Vertaling: Maar wat is het ding, jij was niet op de loer, aha....)”
8. Het door het Hof bevestigde vonnis van het Gerecht bevat, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, de volgende bewijsoverwegingen:2.
“Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van moord, zoals ten laste is gelegd, is onder meer vereist dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven. Bij de beoordeling van dit criterium moet een weging en waardering worden gemaakt van de omstandigheden van het concrete geval, met dien verstande dat het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van de voorbedachte raad pleiten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer gedurende enige tijd in de gaten hebben gehouden en hebben achtervolgd. Als de auto van [slachtoffer] bij [B] parkeert, verplaatsen de verdachte en zijn medeverdachten de auto’s waarin zij zich bevinden meerdere malen om goed zicht te houden op het slachtoffer. Vervolgens rennen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] af op de auto waarin [slachtoffer] zich bevindt en beginnen zij, zodra zij bij de bijrijderskant van de auto aankomen doelbewust en van dichtbij op het slachtoffer te schieten. Gelet op deze feitelijke gang van zaken oordeelt het gerecht dat er kalm beraad en rustig overleg is geweest tijdens de voorbereiding en de uitvoering van deze actie van de verdachte en zijn medeverdachten, zodat van voorbedachte raad sprake is. Van een hevige gemoedsbeweging of plotselinge opwelling bij de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] of van andere aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken.”
9. De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op art. 2:262 SrC. Deze bepaling is gelijk aan de Nederlandse strafbaarstelling van moord, te weten art. 289 Sr (hierna: SrN). Het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ in de zin van art. 2:262 SrC moet op dezelfde manier worden uitgelegd als dat in de zin van art. 289 SrN.3.De vaste jurisprudentie over de betekenis en de bewijsvoering van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ houdt in:
“3.3. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven (vgl. HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, NJ 2012/518).
3.4.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling). Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.”4.
10. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende. Het slachtoffer is voorafgaand aan de beschieting op 2 september 2019 vanaf zijn verblijfplaats gevolgd door een onbekend persoon, die de locatie van het slachtoffer heeft doorgegeven aan medeverdachte [medeverdachte 2] (bewijsmiddel 6). [medeverdachte 2] heeft het slachtoffer hierna in zijn rode Kia Rio gevolgd naar de parkeerplaats van de [A] en heeft dit telefonisch doorgegeven aan de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 2 en 6). Vervolgens is het slachtoffer zowel door [medeverdachte 2] in de Kia Rio als door de verdachte en [medeverdachte 1] in een rode Kia Sportage achtervolgd vanaf deze parkeerplaats naar de parkeerplaats bij de [B] (bewijsmiddel 2).5.Nadat het slachtoffer bij de [B] geparkeerd had, hebben de verdachte en [medeverdachte 1] de Kia Sportage geparkeerd bij de tegenoverliggende supermarkt [C] . [medeverdachte 2] is met de Kia Rio gestopt bij de ATM van de MCB-bank, op 50 à 60 meter afstand van en met goed zicht op de parkeerplaats van de [B] . Het slachtoffer is naar de [B] gelopen. Toen het slachtoffer na enkele minuten weer op de bijrijdersstoel van zijn auto ging zitten, zijn de verdachte en [medeverdachte 1] in de Kia Sportage weggereden en gestopt in de bocht van de Tinweg. Daar heeft de bijrijder in gebukte houding iets gedaan achter de auto. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte 1] gereden in de richting van de Korporaalweg/Bronsweg. [medeverdachte 2] heeft met zijn auto ongeveer 8 minuten gestaan bij de ATM van de MCB-bank en is een aantal keren achteruit en vooruit gereden. Ongeveer 3 minuten nadat de Kia Sportage vanaf het [C] wegreed, is [medeverdachte 2] naar het [C] gereden en op nagenoeg dezelfde plaats als waar de Kia Sportage stond op de uitkijk gaan staan.6.De verdachte en [medeverdachte 1] zijn vervolgens in versnelde looppas vanuit de Bronsweg richting de [B] gelopen.7.De verdachte is als eerste aan de bijrijderskant van de Hyundai Accent aangekomen, heeft zijn armen gestrekt en is begonnen met schieten. Enkele seconden later is [medeverdachte 1] ook bij de bijrijderskant aangekomen en begonnen met schieten. Ongeveer een minuut later zijn zij weggerend in oostelijke richting. De Kia Rio en de Kia Sportage zijn hierna achter elkaar aan weggereden. De verdachte heeft tegenover getuige [betrokkene 3] in reactie op de vraag waarom ze de man hadden doodgeschoten verklaard dat hij het “voor geld had gedaan” (bewijsmiddel 6).
11. Het door het Hof bevestigde vonnis van het Gerecht houdt in dat sprake is van voorbedachte raad. Bij dit oordeel heeft het Gerecht ten eerste in aanmerking genomen dat er kalm beraad en rustig overleg is geweest tijdens de voorbereiding en de uitvoering van de actie van de verdachte en zijn medeverdachten en ten tweede dat van een hevige gemoedsbeweging of plotselinge opwelling bij de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] of van andere aanwijzingen voor het tegendeel niet is gebleken. Dat er kalm beraad en rustig overleg is geweest tijdens de voorbereiding en de uitvoering van de actie heeft het Gerecht onder meer afgeleid uit de feitelijke vaststellingen dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer gedurende enige tijd in de gaten hebben gehouden en hebben achtervolgd, en dat de verdachte en [medeverdachte 1] zijn afgerend op de auto waarin het slachtoffer zich bevond en zij doelbewust en van dichtbij op het slachtoffer zijn gaan schieten zodra zij bij de bijrijderskant van de auto aankwamen.
12. Het Gerecht heeft hiermee tot uitdrukking gebracht dat het doodschieten van het slachtoffer niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar van een vooropgezet plan. Deze conclusie is niet onbegrijpelijk, gelet op het planmatige karakter van de handelingen voorafgaand aan de beschieting en de verklaring van de verdachte dat hij de man “voor geld” heeft doodgeschoten. Nu planmatigheid in de voorbereidende fase in combinatie met een zeker tijdsverloop tijdens het opwachten van het slachtoffer voorafgaand aan de uitvoering van het besluit relevante factoren kunnen zijn voor het aannemen van voorbedachte raad,8.is het hierop gebaseerde oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
13. Voor zover de steller van het middel aanvoert dat het Hof ten onrechte in het midden heeft gelaten hoeveel tijd “met het hele gebeuren gemoeid is geweest”, merk ik op dat uit de bewijsmiddelen die in het door het Hof bevestigde vonnis van het Gerecht zijn opgenomen reeds volgt dat de verdachte zich op zijn minst gedurende acht minuten heeft kunnen beraden op het genomen besluit. In de tussentijd stond de Kia Rio van de medeverdachte [medeverdachte 2] immers zolang geparkeerd voor de ATM.
14. Met betrekking tot de klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen wat de verdachte heeft gedacht tijdens de voorbereiding en dat hij zich in die fase rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn daad, wijs ik erop dat uit het hierboven geschetste juridisch kader naar voren komt dat niet hoeft te blijken dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven. Dit leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker als de verklaringen van de verdachte geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Daarom geldt dat ingeval vaststaat dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
15. Het eerste middel faalt in al zijn onderdelen.
Het tweede middel
16. Het tweede middel behelst de klacht dat het vonnis van het Hof onvoldoende met redenen is omkleed, doordat het Hof het verweer inhoudende dat de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de getuige [betrokkene 3] onbetrouwbaar zijn, heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. Daartoe wordt in de toelichting aangevoerd dat het Hof door te overwegen dat de getuige [betrokkene 3] inmiddels onherroepelijk wegens meineed is veroordeeld, het oordeel van een andere rechter redengevend heeft geacht.
17. Het Hof heeft in zijn vonnis naar aanleiding van hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft ingebracht over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 3] het volgende overwogen:9.
“Betrouwbaarheid verklaringen [betrokkene 3]
De tot het bewijs gebezigde verklaringen van de getuige [betrokkene 3] zijn naar het oordeel van het Hof voor wat betreft de bevindingen van deze getuige gedetailleerd en inhoudelijk consistent (zowel iedere verklaring op zichzelf beschouwd als in onderling verband bezien) en komen het Hof reeds daarom authentiek voor. Daarbij komt dat deze reeks van verklaringen niet op zichzelf staat, maar steun vindt in andere (objectieve) bewijsmiddelen, zoals door het Gerecht in het vonnis waarvan beroep uiteengezet. Daarnaast geldt dat deze verklaringen gedeeltelijk op eigen initiatief van de getuige tot stand zijn gekomen. Zij heeft immers op 15 november 2019 voorafgaand aan haar verhoor bij de politie verklaard dat zij openheid wenste te geven omtrent de zaak, waarna zij uitgebreid heeft verklaard over hetgeen zij van de verdachte(n) heeft gehoord. Op 26 november 2019 heeft zij dit wederom gedaan, nadat zij aan het begin van haar verhoor aan de verhorend verbalisanten had medegedeeld dat zij haar eerdere verklaringen nader wenste aan te vullen. Tenslotte is hierbij van belang dat de getuige steeds voorafgaand aan de verhoren vooroverleg heeft gehad met haar advocaat en door hem vervolgens gedurende de verhoren is bijgestaan. Na de verklaringen steeds te hebben doorgelezen heeft zij in zijn bijzijn hierbij volhard en deze ondertekend.
Dat de getuige daarna op enig moment is teruggekomen op deze reeks van verklaringen maakt het bovenstaande niet anders en heeft overigens inmiddels geleid tot een onherroepelijke veroordeling voor meineed op 11 juni 2021 wegens het opzettelijk onder ede afleggen van een valse verklaring ten overstaan van het Hof op 27 mei 2021.
Betrouwbaarheid herkenning door [betrokkene 3]
Ten aanzien van de positieve herkenning door [betrokkene 3] van de verdachte als de schutter met de grijze bovenkleding op de met behulp van een camera opgenomen beelden overweegt het Hof allereerst dat [betrokkene 3] goed bekend was met het uiterlijk van de verdachte. Zij heeft immers in haar 6e verklaring bij de politie verklaard dat zij vroeger samen met de verdachte op school heeft gezeten. Ook heeft zij verklaard dat zij de verdachte ongeveer twee keer per maand ziet.
Bij de beoordeling van deze herkenning sluit het Hof zich evenals het Hof te Amsterdam aan bij de in de vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut gegeven omschrijving van het begrip ‘herkenning’:
“Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (...) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.
Met het Amsterdamse Hof is het Hof van oordeel dat aldus beschouwd verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning - een ‘holistisch proces’ - dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate waarin men de waargenomen persoon kent. Immers, hoe vollediger men van de betrokken persoon reeds een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat dit op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde beeld van iemand waardevoller is, als dit is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Tegen deze achtergrond is het Hof van oordeel dat de herkenning van de verdachte door [betrokkene 3] , zoals opgenomen in haar (ook overigens) door het Hof als betrouwbaar aangemerkte verklaring(en), betrouwbaar is. Dat anderen de verdachte niet hebben herkend als de schutter met de grijze bovenkleding maakt dit niet anders.
De verweren worden verworpen.”
18. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de feitenrechter vrij is om uit het beschikbare bewijsmateriaal de bewijsmiddelen te kiezen die hij betrouwbaar en bruikbaar vindt. Deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal hoeven in beginsel niet te worden gemotiveerd. Dat is anders wanneer door of namens de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen over het bewijsmateriaal.10.Art. 402 lid 2, tweede volzin, SvC, dat gelijk is aan art. 359 lid 2, tweede volzin, SvN,11.brengt mee dat de rechter de verwerping van een betrouwbaarheidsverweer moet motiveren wanneer dit standpunt duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht. De omvang van de motivering hangt af van de inhoud en de indringendheid van de aangevoerde argumenten. Niet op ieder detail van de argumentatie hoeft te worden ingegaan.12.
19. In de onderhavige zaak heeft de raadsvrouw van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verklaringen van de getuige [betrokkene 3] onbetrouwbaar zijn en daarom niet mogen worden gebruikt voor het bewijs. Het Hof heeft dit verweer verworpen en de verklaringen van [betrokkene 3] voor het bewijs gebruikt. Het Hof heeft zijn oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 3] betrouwbaar zijn, onderbouwd door te overwegen dat:
- de verklaringen van [betrokkene 3] gedetailleerd en inhoudelijk consistent zijn en het Hof reeds daarom authentiek voorkomen;
- de reeks van verklaringen niet op zichzelf staat, maar steun vindt in andere (objectieve) bewijsmiddelen;
- de verklaringen gedeeltelijk op eigen initiatief van de getuige tot stand zijn gekomen;
- [betrokkene 3] steeds voorafgaand aan de verhoren vooroverleg heeft gehad met haar advocaat, zij gedurende de verhoren door hem is bijgestaan en zij in zijn bijzijn, na de verklaringen te hebben doorgelezen, heeft volhard in de verklaringen en deze heeft ondertekend.
20. Voorts heeft het Hof ter weerlegging van het tegenargument dat [betrokkene 3] op enig moment is teruggekomen op de reeks van verklaringen, overwogen dat dit het bovenstaande niet anders maakt en ‘overigens’ heeft geleid tot een onherroepelijke veroordeling voor meineed op 11 juni 2021 wegens het opzettelijk onder ede afleggen van een valse verklaring ten overstaan van het Hof op 27 mei 2021.
21. Gelet op het voorgaande heeft het Hof naar mijn oordeel voldoende gerespondeerd op het betrouwbaarheidsverweer. Ook mocht het Hof bij zijn oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 3] betrekken dat [betrokkene 3] inmiddels onherroepelijk is veroordeeld wegens het opzettelijk onder ede afleggen van een valse verklaring. Het is niet onbegrijpelijk dat het Hof deze omstandigheid relevant heeft geacht voor het oordeel dat de ontlastende verklaring van 27 mei 2021 niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de eerder afgelegde belastende verklaringen, aangezien de veroordeling wegens meineed op die verklaring betrekking heeft. Bovendien ziet de klacht op een overweging ten overvloede. Daarover kan in cassatie niet worden geklaagd.13.
22. Het tweede middel faalt.
Slotsom
23. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
24. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen meer dan zestien maanden nadat op 15 november 2021 beroep in cassatie is ingesteld. Omdat de verdachte zich ten tijde van de aanzegging in cassatie in voorlopige hechtenis bevond, betekent dit dat in de cassatiefase inbreuk is gemaakt op het in art. 6 lid 1 EVRM neergelegde recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Dit dient te leiden tot vermindering van de opgelegde straf naar de gebruikelijke maatstaf. Ambtshalve heb ik geen andere grond gevonden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zou moeten leiden.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑05‑2023
Cursivering als in origineel.
Vlg. ECLI:NL:PHR:2022:263, onder 10.
HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, NJ 2014/156, m.nt. B.F. Keulen, r.o. 3.3-3.4; o.a. herhaald in HR 15 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1653, r.o. 2.3.
Dat het de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waren die in de rode Kia Sportage reden, blijkt uit bewijsmiddel 6.
Uit bewijsmiddel 6 blijkt dat hij op de uitkijk heeft gestaan.
Dat dit de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waren, blijkt uit de bewijsmiddelen 4, 5, 6, 13 en 17.
Vgl. HR 21 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:90 (81 RO); HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:561 (81 RO); HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1520, r.o. 2.4; HR 13 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:48, r.o. 2.4; HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9428, r.o. 3.6; HR 18 december 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC6754, r.o. 7.
Met weglating van voetnoten. Cursivering als in origineel.
HR 5 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1413, r.o. 2.3.
Nu de inhoud van art. 402 lid 2, tweede volzin, SvC gelijk is aan art. 359 lid 2, tweede volzin, SvN, meen ik dat de jurisprudentie over art. 359 lid 2, tweede volzin, SvN, van overeenkomstige toepassing is. Vgl. ECLI:NL:PHR:2022:263, onder 24 en 25 en ECLI:NL:PHR:2022:1000, onder 32-35.
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393, m.nt. Y. Buruma, r.o. 3.8.4.
HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9808, r.o. 5.4.