NJ 2012/518
Eisen aan motivering voorbedachte raad.
HR 28-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, m.nt. B.F. Keulen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 februari 2012
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, Y. Buruma
- Zaaknummer
S 10/03772 M
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
B.F. Keulen
- LJN
BR2342
- JCDI
JCDI:ADS161537:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BR2342, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑02‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑10‑2010
- Wetingang
Srart. 289; Sv art. 359 lid 2
Essentie
Poging tot moord. Het hof heeft in voldoende mate de redenen opgegeven waarom het afweek van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van het OM omtrent het bewijs van de voorbedachte raad. In het algemeen geldt dat ook als de verdachte voldoende tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, de rechter contra-indicaties zwaarder kan laten wegen. Anders dan uit eerdere rechtspraak van de HR wordt afgeleid, worden aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.