NJ 2014/156
Poging tot moord. Voorbedachte raad versus ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
HR 15-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:963, m.nt. B.F. Keulen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. De Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/00655
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
B.F. Keulen
- JCDI
JCDI:ADS127805:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:963, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑10‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:757, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑06‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑06‑2012
- Wetingang
Essentie
Voorbedachte raad en poging tot moord. Indien een verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is het in beginsel redelijk aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.