Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/1080
Ontvankelijkheid cassatieberoep, art. 10.2 Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Verdachte is niet-ontvankelijk in cassatieberoep aangezien hij in hoger beroep bij verstek is veroordeeld en voor de verdachte ook niet het rechtsmiddel van verzet heeft opengestaan (ECLI:NL:HR:2006:AV:6128).
HR 11-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2267
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
15/02853
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2267, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:958, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2016
Essentie
Ontvankelijkheid cassatieberoep, art. 10.2 Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Verdachte is niet-ontvankelijk in cassatieberoep aangezien hij in hoger beroep bij verstek is veroordeeld en voor de verdachte ook niet het rechtsmiddel van verzet heeft opengestaan (ECLI:NL:HR:2006:AV:6128).
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 8 juni 2015, nummer H 138/14, in de strafzaak tegen [verdachte]. Adv.: mr. G. Spong, te Amsterdam.