HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:150. Zie ook de reeks arresten die de HR op 8 januari 2013 heeft gewezen en waarvan een aantal in de NJ is gepubliceerd (NJ 2013, 264, 265 en 266 m.nt. Borgers). Anders nog HR 2 oktober 2007, NJ 2008, 16 m.nt. Borgers.
HR, 19-11-2013, nr. 12/00899
ECLI:NL:HR:2013:1356
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-11-2013
- Zaaknummer
12/00899
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1356, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑11‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1306, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1306, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1356, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑04‑2012
- Vindplaatsen
NJ 2014/74 met annotatie van M.J. Borgers
SR-Updates.nl 2013-0453
Uitspraak 19‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Witwassen, art. 420bis Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:BM4440, NJ 2010/655 en ECLI:NL:HR:2013:BX6910, NJ 2013/266. In het onderhavige geval gaat het onder meer om het bewezenverklaarde voorhanden hebben van een voorwerp - te weten een geldbedrag - dat naar het oordeel van het Hof vooral afkomstig is uit door de verdachte zelf begane misdrijven (kort gezegd de handel in illegaal vuurwerk) en heeft het Hof geoordeeld dat zulks witwassen oplevert. Aangezien uit de motivering van dat oordeel echter niet kan worden afgeleid dat sprake is van meer dan het enkele voorhanden hebben van dat geldbedrag doordat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag, is het oordeel van het Hof ontoereikend gemotiveerd.
Partij(en)
19 november 2013
'Strafkamer
nr. 12/00899 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 7 februari 2012, nummer 21/002479-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. W. Mijnders, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de veroordeling voor feit 4 - meer bepaald het witwassen van geld - en de strafoplegging betreft en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 te Utrecht en Kamerik, voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag (in totaal ongeveer 149.000 euro), en
- een Volkswagen Touran (kenteken [AA-00-BB]) en een Nissan Primera (kenteken [CC-00-DD]), en
- 135 modelauto's en 7 modelmotoren; en
- 15 horloges; en
- een partij kleding; en
- 1.723 DVD's en CD's; en
- 59 verpakkingen cosmetica en parfum; en
- 1 LCD-televisie en 1 blu-rayspeler; en
- 1 digitale videocamera en 1 digitale fotocamera; en
- twee aanhangwagens (kentekens [EE-00-FF] en [GG-00-HH])
voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen en geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.2.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de economische kamer van dit hof van 24 januari 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat de rechtbank (onder meer) heeft bewezen verklaard dat ik in de periode van 10 december tot en met 21 december 2010 te Kamerik opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heb gehad, nu ik ongeveer 3500 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 106 flowerbeds;
- 116 Chinese rollen (T809 Celebration cracker);
- 24 stuks knalvuurwerk (Cobra 6 Super);
- 36 mortierbommen (Brocade Crown/Triplex);
voorhanden heb gehad in een schuur aan de [a-straat 1] te Kamerik en dat ik genoemd vuurwerk omstreeks 10 december 2010 in Kamerik voorhanden had buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit of in artikel 2.2.2, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit.
Voorts heeft de rechtbank bewezenverklaard dat ik in de periode van 1 november 2010 tot en met 10 december 2010 te Vianen en Baarn en IJsselstein opzettelijk professioneel vuurwerk aan anderen dan personen met gespecialiseerde kennis ter beschikking heb gesteld nu ik:
326 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 12 Chinese rollen T809 Celebration cracker;
- 640 stuks knalvuurwerk TXP847;
- 410 stuks knal vuurwerk TXP825;
- 8 flowerbeds;
- 168 vuurpijlen Aries TXR379;
- 50 lawinepijlen Signal Rocket;
- 2 knalstrengen R501 Red Cracker A;
- 36 mortierbommen R0001-4;
- 85 stuks knalvuurwerk TXP695;
- 240 stuks knalvuurwerk TXP4848;
ter beschikking heb gesteld aan [betrokkene 1] te Vianen,
356 kilogram professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 80 mortierbommen;
- 530 stuks knalvuurwerk Chinese vlinders;
- 30 lawinepijlen Signal Rocket;
- 40 lawinepijlen Moon night;
- 3 Chinese rollen T809 Celebration cracker;
ter beschikking heb gesteld aan [betrokkene 2] te Baarn,
en een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten onder meer:
- 15 stuks knalvuurwerk Cobra 6 Super;
- 3 Chinese rollen T809 Celebration cracker;
ter beschikking gesteld aan [betrokkene 3] te IJsselstein.
Die bewezenverklaring van de rechtbank is juist.
21. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], brigadiers van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0987 2010275899-52, gedateerd 7 januari 2011, dossierpagina 337-343, voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
In het kader van onderzoek [A] werd op 20 december 2010 een doorzoeking gehouden in de woning van verdachte [verdachte] aan de [b-straat 1] te Utrecht. Bij deze doorzoeking werden grote sommen contant geld aangetroffen.
Specificatie biljetten
Aantal Coupure Bedrag in EUR
122 EUR 500 61.000
176 EUR 200 35.200
260 EUR 100 26.000
494 EUR 50 24.700
4 EUR 20 80
2 EUR 10 20
Totaalbedrag EUR 147.000
22. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0987 2010275899-50, gedateerd 28 december 2010, dossierpagina 323-325, voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
In het kader van onderzoek Duinpieper werd op 20 december 2010 een doorzoeking gehouden in de woning van verdachte [verdachte] aan de [b-straat 1] te Utrecht. Daarbij werden diverse goederen in beslag genomen.
23. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0987 2010275899-51, gedateerd 20 januari 2011, dossierpagina 393-401, voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats Utrecht
Datum 20 december 2010
Verdachte [verdachte]
Adres [b-straat 1] Utrecht
Inbeslaggenomen onder verdachte:
- geldbedrag 147.000 euro in Nederlandse bankbiljetten
- 135 modelbouw auto's
- 7 modelbouw motoren
- 13 horloges
- 32 boxershorts, nieuw in verpakking
- 7 broeken, nieuw in verpakking of met verkooplabel
- 1 trainingspak, merk Versace, nep
- 13 overhemden nieuw in verpakking of met verkooplabel
- 8 paar schoenen
- 7 polo's/shirts, nieuw in verpakking of met verkooplabel, echt
- 3 vesten, nieuw in verpakking of met verkooplabel
- 1348 dvd's, zowel gebruikt als nieuw in verpakking
- 375 cd's, zowel gebruikt als nieuw verpakt
- cosmetica, 55 verpakkingen oogcrème Lancaster, 62 euro per stuk
- 4 nieuwe verpakkingen 100 ml Chanel No.5, nep
- videocamera in verpakking, merk Delvoy
- 1 digitale camera met geheugenkaart, Samsung Digimax V50
- 1 digitale camera met geheugenkaart, Cadio Exilim
- flatscreen televisie, Samsung, Full HD LCD
- 1 Blue ray speler, Samsung
- 3 nephorloges, 2x Rolex en lx Breitling
- 1 nep parfum van Hugo Boss
- 2 broeken, True Religion, nep
- 4 paar schoenen, lx La Martina, lx Dior, 2x Dolce Cabanna, nep
- 13 polo's/shirt, 7x Replay, 4x Lacoste, lx Tommy Hilfiger, lx Hugo Boss, nep.
24. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], brigadiers van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0987 2010275899-31, gedateerd 15 december 2010, dossierpagina 348-349, voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 10 december 2010 hebben wij een onderzoek ingesteld. Door de aangehouden verdachte [verdachte] werd toestemming verleend om een onderzoek uit te voeren in zijn in eigendom toebehorende Volkswagen Touran personenauto ([AA-00-BB]).
Op 10 december 2010 bevonden wij ons voor de woning van verdachte [verdachte] aan de [b-straat 1] te Utrecht. Wij zagen dat er in een parkeervak direct voor deze woning een witte Volkswagen Touran personenauto stond, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Deze auto werd in beslag genomen.
25. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0987 2010275899-23, gedateerd 13 december 2010, dossierpagina 362-363, voorzover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats Kamerik
Datum 10 december 2010
Verdachte [verdachte]
In beslag genomen onder verdachte:
een aanhanger, Hapert K, kenteken [GG-00-HH]
een aanhanger, Hapert K, kenteken [EE-00-FF]
een bestelauto, Nissan Primastar 1200, kenteken [CC-00-DD].
26. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0987 2010275899-38, gedateerd 16 december 2010, dossierpagina 350-351, voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 12 december 2010 uit de fouillering van [verdachte] in beslaggenomen al het aanwezige papiergeld.
Ik zag dat het een geldbedrag was van 2.130 euro, bestaande uit:
- 13 biljetten van 100 euro = 1.300 euro
- 8 biljetten van 50 euro = 400 euro
- 16 biljetten van 20 euro = 320 euro
- 7 biljetten van 10 euro = 70 euro
- 8 biljetten van 5 euro = 40 euro.
27. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige economische strafkamer van de rechtbank Utrecht van 16 juni 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik zo eens in de drie maanden een modelauto kocht. Het klopt dat die ongeveer 300 euro per stuk kosten. De inbeslaggenomen auto's zijn van mij. Ik heb de Nissan Primastar verkocht (het hof begrijpt: gekocht) in verband met de hoge opstap. Ik wilde de Volkswagen Touran verkopen. Het klopt dat er horloges, kleding en cd's en dvd's in mijn huis zijn gevonden. Ik heb de cd's en dvd's gekocht. Het klopt dat er cosmetica in mijn woning is gevonden. Ik heb deze gekocht. De inbeslaggenomen aanhangers en elektronica zijn ook van mij.
Van mijn uitkering heb ik niet gespaard. Dat is niet mogelijk.
28. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4], brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0987 2010275899-21, gedateerd 12 december 2011, dossierpagina 57-58, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De twee aanhangwagens die in de schuur in Kamerik staan zijn mijn aanhangwagens. Ik bezit twee auto's, een Volkswagen Touran en een Nissan bestelbus.
29. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7], opgemaakt proces-verbaal, genummerd 2010275899, gedateerd 21 december 2010, dossierpagina 59-64, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben honderd procent afgekeurd. Dat is al heel lang. Ik krijg 950 euro arbeidsongeschiktheidsuitkering per maand. Ik ben niet in staat om van mijn uitkering ook nog te sparen.
30. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 8], brigadiers van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0987 2010275899-59, gedateerd 1 februari 2011, dossierpagina 73-87, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb al meer dan 25 jaar een WAO-uitkering.
Uit de UWV-gegevens blijkt dat u sinds 1977 een uitkering geniet. Is dit al die jaren zo geweest?
Ik heb in 1999 of in 2000 een tijdje voor [betrokkene 4] gewerkt. Ik heb dat netjes opgegeven aan het UWV. Verder heb ik altijd gewoon de uitkering gehad."
2.2.2.
Met betrekking tot deze bewezenverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:
"Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen niet van misdrijf afkomstig waren en dat ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag geen sprake is geweest van enige omzettingshandeling. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op grond van de zogenaamde "heler-steler regel" dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat voor feit 4 een bewezenverklaring moet volgen.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de tenlastelegging op dit onderdeel niet toegespitst is op artikel 416 van het Wetboek van strafrecht maar op witwassen zoals strafbaar gesteld in artikel 420 aanhef en sub b van het wetboek van strafrecht.
"Uit enig misdrijf afkomstig" en "verwerven, voorhanden hebben en/ of omzetten"
Voor de aanwezigheid van het in verdachtes woning te Utrecht aangetroffen geld en van de andere in de tenlastelegging opgesomde goederen daar (en Kamerik) verwijst het hof naar de aanvulling van de bewijsmiddelen die zal worden opgemaakt als het tot cassatie komt.
Verdachte heeft dit alles voorhanden gehad. En hij moet dit alles ook hebben verworven want dat het aan een ander of anderen zou toebehoren is op grond van de verschillende door verdachte afgelegde verklaringen geen variant waarmee serieus rekening moet worden gehouden en in tegenspraak met de uitleg die hij nadien heeft gegeven.
Verdachte genoot op 10 december 2010 (toen de feiten 1, 2 en 3 aan het licht kwamen) al jaren een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarvan kan (kon) hij, zegt hij aanvankelijk zelf, niet sparen. In zijn 8e verhoor zegt hij dat het geld is gespaard en ook dat hij over andere bronnen van inkomen dan zijn - bescheiden - arbeidsongeschiktheidsuitkering niet wil verklaren. Die waren er kennelijk wel want anders zou dat niet zo gezegd zijn. Die andere inkomstenbronnen moeten er ook wel zijn geweest. Dat wijst de inbeslaggenomen hoeveelheid geld (in totaal ongeveer € 149.000,- in contanten) uit. Dat het zou gaan om besparingen (doordat hij zijn woonkosten deelt met een vrouw die bij hem in woont) is geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van die aanzienlijke hoeveelheid geld. Dat hij (daarenboven) de uitgaven heeft kunnen doen die nodig waren (of moeten zijn geweest) voor de aanschaf van alle andere in de tenlastelegging opgesomde goederen, is evenmin of a fortiori niet aannemelijk geworden. Het hof gaat er dus vanuit dat verdachte heeft beschikt over ander inkomen naast zijn uitkering.
Uit de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 volgt dat verdachte zich bezighield met de handel in illegaal vuurwerk. Dat het ging om handel op forse schaal blijkt uit de hoeveelheden vuurwerk die in Kamerik en Utrecht werden aangetroffen (feit 1) en uit de omvang van de partijen vuurwerk die hij heeft geleverd aan [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (feit 2). Het hof houdt het voor een feit van algemene bekendheid dat de handel in illegaal vuurwerk, zeker als het gaat om zulk zwaar vuurwerk als, bijvoorbeeld, lawinepijlen en mortierbommen lucratief is en dat de verdachte met deze handel goed geld heeft verdiend. Aannemelijk is dat verdachte zich daarnaast bezighield met partijhandel. Dat leidt het hof af uit de aanwezigheid van de grote hoeveelheid (1723 stuks) DVD's en cd's (dat van een particuliere verzameling sprake was is wel gesteld maar niet aannemelijk geworden) en uit de 59 verpakkingen cosmetica en/of parfums.
Dan is er het gegeven dat verdachte geld dat bij hem in beslag is genomen, voor een belangrijk deel bestond uit binnen het reguliere circuit ongebruikelijke coupures van € 500 en € 200. Ook dit gegeven is een sterke aanwijzing voor het feit dat het om geld gaat met een criminele herkomst.
Volgens verdachte is een belangrijk deel van het geld verdiend met de handel in antieke auto's en de forse winsten die hij daarbij van tijd tot tijd maakte. Dat is niet aannemelijk geworden en het lijkt ook in tegenspraak met het weinige en in elk geval weinig concrete dat verdachte eerder bij de politie over de herkomst van het geld heeft gezegd. Daarvan was de teneur dat hij zo nu en dan een schadeauto kocht en met winst verkocht Verder zou hij in 2001 of 2002 € 28.000,- of € 29.000,- van de verzekering hebben gekregen. Dat laatste is niet aannemelijk geworden. In het 5e verhoor heeft hij het over een meevaller maar ook ten aanzien daarvan is verder niet op enigerlei wijze iets meer gesteld waardoor die meevaller voor het hof aannemelijk is geworden. Kort en goed, naar het oordeel van het hof gaat het om geld en goederen waarvan het niet anders kan dan dat zij afkomstig zijn uit misdrijf. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat het geld en goederen in kwestie of het geld waarmee deze goederen zijn gekocht afkomstig zijn van overtredingen.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat het niet zo behoeft te zijn dat vast moet staan dat het geld en goederen die de tenlastelegging vermeldt niet bij verdachte terecht zijn gekomen vóór de tenlastegelegde periode.
Het in de tenlastelegging genoemde "en/of omzetten" zal het hof eveneens bewezen verklaren omdat het ervan uitgaat dat de aanschaf van de verschillende de in de tenlastelegging genoemde (luxe-) goederen in de woning van verdachte zijn gedaan met door verdachte uit misdrijf verkregen geld.
Het hof heeft bij zijn beslissing gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2010. Daarin wordt overwogen dat de gedragingen van een verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als een vorm van witwassen "indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp". Vastgesteld moet worden dat verdachte in feit 4 niet wordt verweten dat sprake is geweest van "verbergen of verhullen van de criminele herkomst van" het geld en goederen die daar worden genoemd. Vervolgens is van belang dat wegens de eigen aard van de witwasbepalingen (artikel 420 bis Wetboek van strafrecht lid 1 sub b waarom het hier gaat is daarvan niet uitgezonderd) de herkomst van een voorwerp uit eigen misdrijf niet aan een veroordeling voor witwassen in de weg staat."
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het eerste middel
4.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het onder 4 bewezenverklaarde "witwassen" oplevert.
4.2.
Art. 420bis Sr luidt:
"1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten."
4.3.1.
Met betrekking tot het witwassen door het voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, is in HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440, NJ 2010/655 het volgende overwogen.
Vooropgesteld moet worden dat op zichzelf noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de art. 420bis en 420quater Sr eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepalingen omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens - kort gezegd - (schuld)witwassen. Dat geldt, naar uit de tekst van de wet volgt, ook voor het voorhanden hebben van zo'n voorwerp (vgl. HR 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7923, NJ 2008/16).
Dit betekent niet dat elke gedraging die in de art. 420bis, eerste lid, en 420quater, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de - in beide bepalingen nader omschreven - kwalificatie witwassen onderscheidenlijk schuldwitwassen rechtvaardigt (vgl. in ander verband HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6712, NJ 2006/612). Zo kan ingeval het gaat om een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en hem het "voorhanden hebben" daarvan wordt verweten, de vraag rijzen of een dergelijk enkel voorhanden hebben voldoende is om als (schuld)witwassen te worden aangemerkt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen".
Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.
4.3.2.
Aan deze overwegingen heeft de Hoge Raad in zijn arrest van HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX6910, NJ 2013/266 het volgende toegevoegd.
Met deze rechtspraak wordt mede beoogd te voorkomen dat een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die de door dat misdrijf verkregen voorwerpen onder zich heeft en dus voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen. Bovendien wordt aldus bevorderd dat in zo een geval het door de verdachte begane (grond)misdrijf, dat in de regel nader is omschreven in een van specifieke bestanddelen voorziene strafbepaling, in de vervolging centraal staat. Daarom is beslist dat "indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd".
Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Ingeval de gedraging betrekking heeft op een gedeelte van die voorwerpen, kan slechts het voorhanden hebben van dat gedeelte worden aangemerkt als witwassen.
In die eerdere rechtspraak is voorts tot uitdrukking gebracht dat een vonnis of arrest voldoende duidelijkheid moet verschaffen over de door de rechter in dit verband relevant geachte gedragingen van de verdachte. Wanneer het gaat om het voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, moeten daarom bepaaldelijk eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van (schuld)witwassen. Uit die motivering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.
4.4.
In het onderhavige geval gaat het onder meer om het bewezenverklaarde voorhanden hebben van een voorwerp - te weten een geldbedrag - dat naar het oordeel van het Hof vooral afkomstig is uit door de verdachte zelf begane misdrijven (kort gezegd de handel in illegaal vuurwerk) en heeft het Hof geoordeeld dat zulks witwassen oplevert. Aangezien uit de motivering van dat oordeel echter niet kan worden afgeleid dat sprake is van meer dan het enkele voorhanden hebben van dat geldbedrag doordat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag, is het oordeel van het Hof ontoereikend gemotiveerd.
4.5.
Het middel slaagt.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, Economische Kamer, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2013.
Conclusie 24‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Witwassen, art. 420bis Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:BM4440, NJ 2010/655 en ECLI:NL:HR:2013:BX6910, NJ 2013/266. In het onderhavige geval gaat het onder meer om het bewezenverklaarde voorhanden hebben van een voorwerp - te weten een geldbedrag - dat naar het oordeel van het Hof vooral afkomstig is uit door de verdachte zelf begane misdrijven (kort gezegd de handel in illegaal vuurwerk) en heeft het Hof geoordeeld dat zulks witwassen oplevert. Aangezien uit de motivering van dat oordeel echter niet kan worden afgeleid dat sprake is van meer dan het enkele voorhanden hebben van dat geldbedrag doordat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag, is het oordeel van het Hof ontoereikend gemotiveerd.
Nr. 12/00899
Mr. Machielse
Zitting 24 september 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte op 7 februari 2012 voor de feiten 1, 2, 3 telkens: Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd en 4: Witwassen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Voorts heeft het hof de verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer gelast van in beslag genomen voorwerpen zoals in het arrest opgenomen.
2. Mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht, heeft cassatie ingesteld. Mr. W. Mijnders, eveneens advocaat te Utrecht, heeft een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie. Beide middelen hebben betrekking op de veroordeling voor feit 4 en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.1. Als feit 4 is bewezenverklaard dat
"hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 te Utrecht en Kamerik, voorwerpen te weten
- een geldbedrag (in totaal ongeveer 149.000 euro), en
- een Volkswagen Touran (kenteken [AA-00-BB]) en een Nissan Primera (kenteken [CC-00-DD]) en
- 135 modelauto's en 7 modelmotoren; en
- een partij kleding; en
- 1.723, DVD's en CD's; en
- 59, verpakkingen cosmetica en parfum; en
- 1 LCD- televisie en 1 blu-rayspeler; en
- 1 digitale videocamera en 1 digitale fotocamera; en
- twee, aanhangwagens (kentekens [EE-00-FF] en [GG-00-HH]);
voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen en geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
3.2. In zijn arrest heeft het hof nog het volgende met betrekking tot het bewijs van feit 4 overwogen:
"Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen niet van misdrijf afkomstig waren en dat ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag geen sprake is geweest van enige omzettingshandeling. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op grond van de zogenaamde 'heler-steler regel' dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat voor feit 4 een bewezenverklaring moet volgen.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de tenlastelegging op dit onderdeel niet toegespitst is op artikel 416 van het Wetboek van strafrecht maar op witwassen zoals strafbaar gesteld in artikel 420 aanhef en sub b van het wetboek van strafrecht.
"Uit enig misdrijf afkomstig" en "verwerven, voorhanden hebben en/of omzetten"
Voor de aanwezigheid van het in verdachtes woning te Utrecht aangetroffen geld en van de andere in de tenlastelegging opgesomde goederen daar (en Kamerik) verwijst het hof naar de aanvulling van de bewijsmiddelen die zal worden opgemaakt als het tot cassatie komt. Verdachte heeft dit alles voorhanden gehad. En hij moet dit alles ook hebben verworven want dat het aan een ander of anderen zou toebehoren is op grond van de verschillende door verdachte afgelegde verklaringen geen variant waarmee serieus rekening moet worden gehouden en in tegenspraak met de uitleg die hij nadien heeft gegeven.
Verdachte genoot op 10 december 2010 (toen de feiten 1, 2 en 3 aan het licht kwamen) al jaren een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarvan kan (kon) hij, zegt hij aanvankelijk zelf, niet sparen. In zijn 8e verhoor zegt hij dat het geld is gespaard en ook dat hij over andere bronnen van inkomen dan zijn - bescheiden - arbeidsongeschiktheidsuitkering niet wil verklaren. Die waren er kennelijk wel want anders zou dat niet zo gezegd zijn. Die andere inkomstenbronnen moeten er ook wel zijn geweest. Dat wijst de in beslag genomen hoeveelheid geld (in totaal ongeveer € 149.000,- in contanten) uit. Dat het zou gaan om besparingen (doordat hij zijn woonkosten deelt met een vrouw die bij hem in woont) is geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van die aanzienlijke hoeveelheid geld. Dat hij (daarenboven) de uitgaven heeft kunnen doen die nodig waren (of moeten zijn geweest) voor de aanschaf van alle andere in de tenlastelegging opgesomde goederen, is evenmin of a fortiori niet aannemelijk geworden. Het hof gaat er dus vanuit dat verdachte heeft beschikt over ander inkomen naast zijn uitkering.
Uit de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 volgt dat verdachte zich bezighield met de handel in illegaal vuurwerk. Dat het ging om handel op forse schaal blijkt uit de hoeveelheden vuurwerk die in Kamerik en Utrecht werden aangetroffen (feit 1) en uit de omvang van de partijen vuurwerk die hij heeft geleverd aan Kastelein, Marinus en Partida (feit 2). Het hof houdt het voor een feit van algemene bekendheid dat de handel in illegaal vuurwerk, zeker als het gaat om zulk zwaar vuurwerk als, bijvoorbeeld, lawinepijlen en mortierbommen lucratief is en dat de verdachte met deze handel goed geld heeft verdiend. Aannemelijk is dat verdachte zich daarnaast bezighield met partijhandel. Dat leidt het hof af uit de aanwezigheid van de grote hoeveelheid (1723 stuks) DVD's en cd's; dat van een particulier verzameling sprake was is wel gesteld maar niet aannemelijk geworden) en uit de 59 verpakkingen cosmetica en/of parfums.
Dan is er het gegeven dat verdachte geld dat bij hem in beslag is genomen, voor een belangrijk deel bestond uit binnen het reguliere circuit ongebruikelijke coupures van € 500 en € 200. Ook dit gegeven is een sterke aanwijzing voor het feit dat het om geld gaat met een criminele herkomst.
Volgens verdachte is een belangrijk deel van het geld verdiend met de handel in antieke auto's en de forse winsten die hij daarbij van tijd tot tijd maakte. Dat is niet aannemelijk geworden en het lijkt ook in tegenspraak met het weinige en in elk geval weinig concrete dat verdachte eerder bij de politie over de herkomst van het geld heeft gezegd. Daarvan was de teneur dat hij zo nu en dan een schadeauto kocht en met winst verkocht. Verder zou hij in 2001 of 2002 € 28.000,- of € 29.000,- van de verzekering hebben gekregen. Dat laatste is niet aannemelijk geworden. In het 5e verhoor heeft hij het over een meevaller maar ook ten aanzien daarvan is verder niet op enigerlei wijze iets meer gesteld waardoor die meevaller voor het hof aannemelijk is geworden. Kort en goed, naar het oordeel van het hof gaat het om geld en goederen waarvan het niet anders kan dan dat zij afkomstig zijn uit misdrijf. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat het geld en goederen in kwestie of het geld waarmee deze goederen zijn gekocht afkomstig zijn van overtredingen.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat het niet zo behoeft te zijn dat vast moet staan dat het geld en goederen die de tenlastelegging vermeldt niet bij verdachte terecht zijn gekomen vóór de tenlastegelegde periode.
Het in de tenlastelegging genoemde "en/of omzetten" zal het hof eveneens bewezen verklaren omdat het ervan uitgaat dat de aanschaf van de verschillende in de tenlastelegging genoemde (luxe-) goederen in de woning van verdachte zijn gedaan met de door verdachte uit misdrijf verkregen geld.
Het hof heeft bij zijn beslissing gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2010. Daarin wordt overwogen dat de gedragingen van verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als een vorm van witwassen "indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hem zelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp". Vastgesteld moet worden dat verdachte in feit 4 niet wordt verweten dat sprake is geweest van "verbergen of verhullen van de criminele herkomst" van het geld en goederen die daar worden genoemd. Vervolgens is van belang dat wegens de eigen aard van de witwasbepalingen (artikel 420 bis Wetboek van strafrecht lid 1 sub b waarom het hier gaat is daarvan niet uitgezonderd) de herkomst van een voorwerp uit eigen misdrijf niet aan de veroordeling voor witwassen in de weg staat."
3.3. Het eerste middel klaagt dat het hof verdachte ten onrechte heeft veroordeeld voor feit 4 omdat het hof niet heeft vastgesteld dat het voorhanden hebben van het geld en goederen kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. De steller van het middel houdt vast aan de letterlijke tekst van de bewezenverklaring. Dat het hof uitdrukkelijk in de hiervoor aangehaalde overwegingen heeft aangegeven ook bewezen te achten dat verdachte heeft "omgezet" geeft de steller van het middel geen aanleiding af te wijken van de letter van de bewezenverklaring. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd omdat de criminele herkomst van het geld en de voorwerpen niet, dan wel onvoldoende kan blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen.
3.4. Ik begin met een bespreking van het tweede middel. Bewijsmiddel 29 houdt als verklaring van verdachte in dat hij voor 100% is afgekeurd en € 950 per maand aan arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt. Hij is niet in staat om van die uitkering ook nog te sparen. In bewijsmiddel 30 wordt verdachte voorgehouden dat hij al sinds 1977 een uitkering geniet. Verdachte antwoordt daarop dat hij in 1999 of in 2000 wel een tijdje voor een derde heeft gewerkt maar dat netjes heeft opgegeven aan het UWV. Bewijsmiddel 22 relateert dat op 20 december 2010 de woning van verdachte is doorzocht en bewijsmiddel 23 geeft weer wat toen in beslag is genomen. Bewijsmiddel 21 noemt als bij de doorzoeking in beslag genomen bedrag € 147.000, waarvan ruim € 120.000 in coupures van € 500 en € 200. Aan bewijsmiddel 26 is te ontlenen dat verdachte bij aanhouding € 2130 bij zich had. Het hof heeft redelijkerwijs kunnen aannemen dat de verdachte veel geld heeft verdiend met de handel op forse schaal in illegaal vuurwerk. Maar het hof heeft ook aangenomen dat verdachte zich daarnaast bezighield met partijhandel.
In HR 23 november 2010, NJ 2011, 44 m.nt. Keijzer heeft de Hoge Raad uit de wetsgeschiedenis afgeleid dat de wetgever bedoeld heeft om, met het oog op een effectieve bestrijding van het witwassen, niet alleen voorwerpen onder het bereik van de witwasbepalingen te brengen die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, maar ook voorwerpen die gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Vermogen dat zowel uit legale als uit illegale activiteiten is verkregen is "mede" of "deels" uit misdrijf afkomstig. Legaal vermogen kan worden besmet door van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen. De wetgever heeft het aan de rechter en OM overgelaten om de werkingssfeer van de witwasbepalingen niet te expansief in te vullen. Bepaald gedrag zal niet als witwassen kunnen worden aangemerkt als de illegale bijdrage aan het vermogen gering is, als er een groot tijdsverloop is tussen het moment van vermenging met het legaal vermogen en het tijdstip waarop het verwijt van witwassen betrekking heeft, als de vermenging met het legaal vermogen een incident is, als zich een groot aantal bijzondere veranderingen in dat vermogen in de tussentijd hebben voorgedaan et cetera. Deze oriëntatiepunten zijn niet limitatief. Nu het hof de illegale vuurwerkhandel van verdachte niet onbegrijpelijk als de voornaamste bron van inkomen van verdachte heeft beschouwd, heeft het kunnen aannemen dat het totaal in beslag genomen geldbedrag, benevens de aangetroffen voorwerpen, onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig is.
3.5. Het enkele voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf is onvoldoende voor een veroordeling voor witwassen, als dat voorhanden hebben niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.1.Het enkele voorhanden hebben levert niet automatisch het misdrijf van witwassen op. De gedragingen van verdachte moeten ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst. Hetzelfde geldt voor het verwerven van een crimineel voorwerp.2.
Het enkele voorhanden hebben van een groot geldbedrag, dat is verworven door de handel in illegaal vuurwerk, kan dus een veroordeling voor witwassen van dat geldbedrag nog niet dragen. Met betrekking tot voorwerpen die men koopt uit criminele winst ligt het mijns inziens genuanceerder, omdat nu eenmaal de relatie tussen zulke voorwerpen en het eigen misdrijf niet meer zo direct is als de relatie tussen het geld en het misdrijf waardoor dat geld is verkregen. De investering van het crimineel geld door de aankoop van luxe goederen is immers een extra schakel. Het volgen van het spoor naar de winstgevende criminaliteit wordt daardoor gecompliceerder, zeker als bijvoorbeeld dat voorwerp vervolgens weer wordt ingeruild voor andere luxegoederen. Zo een stap kan bijdragen aan het verhullen of verbergen van de herkomst van het geld waaruit de aanschaf is betaald. Het exacte bedrag dat is betaald en de oorsprong van dat geld kunnen immers gemakkelijk worden verborgen gehouden terwijl door het aantreffen van een grote som aan baar geld in ieder geval duidelijk is welk bedrag verdachte tot zijn beschikking heeft. Ik verwijs in dit verband naar HR 26 oktober 2010, NJ 2010, 655 m.nt. Keijzer, waarin verdachte was veroordeeld voor witwassen, erin bestaande dat hij een hypothecaire lening heeft gekregen op basis van valse salarisspecificaties en met dat geld een huis heeft gekocht. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en was kennelijk van mening dat het aankopen van het huis heeft kunnen bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het daarvoor betaalde geld. In de onderhavige zaak betekent het bovenstaande dat het voorhanden hebben van het geldbedrag nog geen witwassen is, maar dat het voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen wel onder artikel 420bis lid 1 onder b Sr is te brengen.
3.6. Ik meen dat in HR 8 januari 2013, NJ 2013 rov. 2.4 overigens steun kan worden gevonden voor de opvatting dat er in ieder geval van het omzetten van een voorwerp, dat van misdrijf afkomstig is, kan worden gesproken wanneer van misdrijf afkomstig geld wordt besteed voor de aanschaf van goederen. De Hoge Raad overweegt daar immers dat het vergokken van door niet-ambtelijke corruptie verkregen geld eerder dan als “voorhanden hebben” als een andere in de witwasbepalingen strafbaar gestelde gedraging kan worden aangemerkt. De overweging van het hof dat het ook bewezen zal verklaren "en/of omzetten" biedt evenwel naar mijn oordeel onvoldoende grondslag om over te gaan tot een verbeterde lezing van de bewezenverklaring. Wat immers is omgezet is niet duidelijk. Het geldbedrag dat is aangetroffen is nog niet omgezet. Evenmin zijn de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen omgezet. Wat wel is omgezet is het geld waarmee de voorwerpen zijn aangeschaft. Om dat omzetten alsnog in de bewezenverklaring in te bouwen, vergt mijns inziens een ingrijpen dat van de cassatierechter niet kan worden gevergd.
3.7. Het tweede middel faalt, maar het eerste lijkt mij gegrond te zijn voor zover het klaagt over de veroordeling voor witwassen van het aangetroffen geldbedrag.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de veroordeling voor feit 4 - meer bepaald het witwassen van het geld - en de strafoplegging betreft en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑09‑2013
HR 18 juni 2013, LJN CA3302.
Beroepschrift 02‑04‑2012
Cassatieschriftuur
inzake:
[verzoeker],
zaaknummer S 12/00899
parketnummer 21/002479-11
Geeft eerbiedig te kennen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] ([adres], [postcode]); dat verzoeker van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te Arnhem, uitgesproken op 7 februari 2012, de volgende cassatiemiddelen voordraagt.
Middel I
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften.
In het bijzonder zijn de artikelen 420bis van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 350, 359 en 415 van het Wetboek van Strafvordering geschonden. Het hof heeft het onder 4 bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als witwassen, immers is bewezenverklaard dat verzoeker een geldbedrag en goederen voorhanden heeft gehad, waarvan vaststaat dat die afkomstig zijn uit een door hemzelf begaan misdrijf, terwijl het hof niet heeft vastgesteld dat het voorhanden hebben van dat geldbedrag en die goederen kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag en die goederen. Het hof heeft aldus blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, althans heeft het hof niet, dan wel onvoldoende, de redenen opgegeven die tot zijn oordeel hebben geleid, waardoor het oordeel onbegrijpelijk is.
Toelichting
1.
Het hof heeft in de onderhavige zaak ten aan zien van het onder 4 tenlastegelegde bewezen verklaard dat:
‘hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 te Utrecht en Kamerik voorwerpen, te weten:
- —
een geldbedrag (in totaal ongeveer 149.000 euro) en
- —
een Volkswagen Touran (kenteken [AA-00-BB]) en een Nissan Primera (kenteken [CC-00-DD]) en
- —
135 modelauto's en 7 modelmotoren en
- —
15 horloges en
- —
een partij kleding en
- —
1.723 DVD's en CD's en
- —
59 verpakkingen cosmetica en parfum en
- —
1 LCD-televisie en blu-rayspeler en
- —
1 digitale fotocamera en
- —
Twee aanhangwagens (kentekens [EE-00-FF] en [GG-00-HH]
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen en geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.’
2.
Het hof heeft het voorgaande gekwalificeerd als witwassen in de zin van artikel 420bis Sr.
3.
Onder het kopje ‘Overwegingen met betrekking tot het bewijs’ (p. 4 en 5 van het arrest) heeft het hof de bewezenverklaring nader gemotiveerd. Ten aanzien van het witwassen heeft het hof allereerst overwogen dat verzoeker genoemde goederen voorhanden heeft gehad en hij deze goederen ook moet hebben verworven. Voorts heeft het hof gemotiveerd waarom de betreffende goederen van eigen misdrijf afkomstig zijn (namelijk de handel in illegaal vuurwerk, bewezenverklaard onder feit 1 en 2) en dat de verklaringen van de verdachte hieromtrent niet aannemelijk zijn geworden. Tot slot is hier met name de volgende overweging van belang:
‘Het in de tenlastelegging genoemde ‘en /of omzetten’ zal het hof eveneens bewezen verklaren omdat het ervan uitgaat dat de aanschaf van de verschillende de in de tenlastelegging genoemde (luxe-) goederen in de woning van verdachte zijn gedaan met door verdachte uit misdrijf verkregen geld.
Het hof heeft bij zijn beslissing gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2010. Daarin wordt overwogen dat de gedragingen van een verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als een vorm van witwassen ‘indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp’. Vastgesteld moet worden dat verdachte in feit 4 niet wordt verweten dat sprake is geweest van ‘verbergen of verhullen van de criminele herkomst’ van het geld en goederen die daar worden genoemd. Vervolgens is van belang dat wegens de eigen aard van de witwasbepalingen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht lid 1 sub b waarom het hier gaat is daarvan niet uitgezonderd) de herkomst van een voorwerp uit eigen misdrijf niet aan een veroordeling voor witwassen in de weg staat.’
4.
Uw Raad heeft in zijn arrest van 26 oktober 2010 (NJ 2010/655) overwogen dat ‘indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.’ In uw arrest van 17 april 2012 (LJN BW1481) heeft uw Raad deze overweging herhaald en nogmaals overwogen dat indien het gaat om het enkel voorhanden hebben van geldbedragen afkomstig uit eigen misdrijf, door de rechter zal moeten worden vastgesteld dat het voorhanden hebben van die geldbedragen heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen.
5.
Door in het onderhavige arrest te oordelen dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan ‘witwassen’ in de zin van artikel 420bis Sr doordat verzoeker enkel een geldbedrag en goederen afkomstig uit een door hemzelf gepleegd misdrijf voorhanden heeft gehad, heeft het hof gelet op de hiervoor onder 4. genoemde arresten blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
6.
Indien het hof daaraan niet heeft voorbijgezien, heeft het hof zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd, aangezien het hof niet heeft vastgesteld dat het voorhanden hebben van dat geldbedrag en die goederen heeft bijgedragen aan het verbergen of het verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen.
7.
Uit de overweging van het hof op p. 5 van het arrest (zie ook hiervoor onder 3.) zou afgeleid kunnen worden dat het hof bedoeld heeft ook het bestanddeel ‘en/of omzetten’ bewezen te verklaren. Deze overweging is strijdig met hetgeen daadwerkelijk bewezen is verklaard onder het kopje ‘Bewezenverklaring’ op p. 7 en 8 van het arrest (zie ook hiervoor onder punt 1.). Het hof heeft op p. 8 daarenboven nog overwogen dat het niet bewezen acht hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
8.
Voor zover het hof bewezen heeft willen verklaren dat verzoeker zich ook schuldig heeft gemaakt aan ‘omzetten’ van dat geldbedrag en die goederen, is dat oordeel onbegrijpelijk en niet toereikend gemotiveerd.
Middel II
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften.
In het bijzonder zijn de artikelen 350, 359 en 415 van het Wetboek van Strafvordering geschonden. Het hof heeft bewezenverklaard dat verzoeker zich in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 149.000 en een groot aantal goederen, terwijl de bewezenverklaring, in het bijzonder ten aanzien van de criminele herkomst van het geldbedrag en de goederen, niet uit de bewijsmiddelen volgt althans heeft het hof niet, dan wel onvoldoende, de redenen opgegeven die tot zijn oordeel hebben geleid, waardoor het oordeel onbegrijpelijk is.
Toelichting
9.
Het hof heeft in de onderhavige zaak ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde bewezen verklaard dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het hiervoor onder 1. weergegeven feitencomplex.
10.
Blijkens de aanvulling ex artikel 365a juncto 415 Sv heeft het hof meerdere bewijsmiddelen voor het bewijs van feit 4 gebezigd. Kort gezegd blijkt uit deze bewijsmiddelen dat:
- a)
verzoeker een grote hoeveelheid vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan anderen;
- b)
dat de bewezenverklaarde goederen en het geldbedrag in en bij zijn woning en zijn garage zijn aangetroffen en aan verzoeker toebehoren; en
- c)
dat verzoeker niet kan sparen van zijn uitkering.
11.
Het hof heeft deze bewezenverklaring gemotiveerd door — kort gezegd — op p. 4 en 5 van het arrest te overwegen dat verzoeker geen inkomen genoot, anders dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarvan verzoeker naar eigen zeggen niet kon sparen. Het hof gaat er vanuit dat verzoeker heeft beschikt over ander inkomen naast zijn uitkering. Uit de bewezenverklaring van feit 1 en 2 volgt dat verdachte zich bezighield met de handel in illegaal vuurwerk op forse schaal. Vervolgens overweegt het hof, voor zover hier relevant:
‘Aannemelijk is dat verdachte zich daarnaast bezighield met partijhandel. Dat leidt het hof af uit de aanwezigheid van de grote hoeveelheid (1723 stuks) DVD's en cd's; dat van een particuliere verzameling sprake was is wel gesteld, maar niet aannemelijk geworden en uit de 59 verpakkingen cosmetica en/of parfums.
Dan is er het gegeven dat verdachte geld dat bij hem in beslag is genomen, voor een belangrijk deel bestond uit binnen het reguliere circuit ongebruikelijke coupures van € 500 en € 200. Ook dit gegeven is een sterke aanwijzing voor het feit dat het om geld gaat met een criminele herkomst.
…
Kort en goed, naar het oordeel van het hof gaat het om geld en goederen waarvan het niet ander kan dan dat zij afkomstig zijn uit misdrijf.
…
Het in de tenlastelegging genoemde ‘en /of omzetten’ zal het hof eveneens bewezen verklaren omdat het ervan uitgaat dat de aanschaf van de verschillende de in de tenlastelegging genoemde (luxe-) goederen in de woning van verdachte zijn gedaan met door verdachte uit misdrijf verkregen geld.’
12.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat alle bij verzoeker aangetroffen goederen en het hele geldbedrag, een criminele herkomst hebben. In zoverre vindt de bewezenverklaring onvoldoende steun in de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.
13.
Voor zover het hof middels de door hem gebezigde motivering heeft willen vaststellen dat het geldbedrag en de goederen een criminele herkomst hebben, is deze motivering onbegrijpelijk, nu het hof heeft overwogen dat het aannemelijk is geworden verzoeker zich ook heeft beziggehouden met partijhandel, waarvan niet vast is komen te staan dat deze illegaal is geweest en/of dat deze goederen als zodanig een illegale herkomst hebben.
Conclusie
Redenen, waarom verzoeker zich wendt tot uw edelhoogachtbaar college met het verzoek het voormelde arrest te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het gerechtshof te Arnhem, dan wel te verwijzen naar een aangrenzend hof.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. W. Mijnders, advocaat te Utrecht, die verklaart daartoe door verzoeker bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
advocaat gemachtigde
W. Mijnders