Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/6.4.4.6
6.4.4.6 De betekenis van gefixeerde schadevergoeding ex art. 6:119 BW
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374353:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Art. 119a BW stelt een relatief hoog rentepercentage vast in geval van handelstransacties zoals in dit artikel bedoeld (zie hierna 6.4.4.7); een en ander brengt mee dat de positie van de schuldeiser in geval van toepasselijkheid van dit artikel gunstiger is.
Zie HR 2 november 1990, NJ 1992, 83(Kaiser/Interpolis schade), m.nt. Snijders; HR 1 februari 1985, NJ 1985, 560(Van Tuijn/Leutscher), m.nt. van der Grinten; HR 10 juni 1988, NJ 1988, 846(lanszen/Bakker); HR 11 februari 2000, NJ 2000, 275(De Preter/Van Uitert); HR 14 januari 2005, JOL 2005, 16 en HR 14 januari 2005, JOL 2005, 17; zie voorts Asser/Hartkamp 12004, p. 484; ParL Gesch. Boek 6, p. 467 (MvA II).
Een op de vier faillissementen is het gevolg van wanbetaling in Europa, zie Wessels 1998, die verwijst naar Féderation Nationale de l'Information d'Entreprises et de la Gestion de Créances, Lyon, Septembre 1997.
In het geval de als gevolg van wanbetaling aldus gefailleerde schuldeiser een vennootschap is, kan het handelen van de schuldenaar bovendien tot schade aan de zijde van de aandeelhouders van de vennootschap leiden, waarvoor de wanbetalende schuldenaar in het geheel niet aansprakelijk kan worden gehouden. De schuldenaar zal over het algemeen immers geen zelfstandige, jegens de aandeelhouders in acht te nemen, zorgvuldigheidsnorm hebben geschonden (Zie HR 2 december 1994, NJ 1995, 288(ABP/Poot), m.nt. Maeijer), doch deze aandeelhouders kunnen door het waardeloos worden van hun aandelen wel degelijk door die schuldenaar benadeeld zijn, zonder dat enige mogelijkheid tot redres bestaat.
De noodzaak tot het afdwingen van tijdige nakoming door de debiteur komt evident naar voren in gevallen waarin de crediteur niet steeds een middel ten dienste staat waarmee de nadelige gevolgen van het uitblijven van tijdige nakoming ongedaan kunnen worden gemaakt. Het is juist de crediteur van een veroordeling tot betaling van een geldsom, die onder omstandigheden een dergelijk middel ontbeert. Waar in het normale geval de crediteur die geen tijdige voldoening van zijn veroordeling verkrijgt, in ieder geval recht heeft op vergoeding van de schade die hij als gevolg van de vertraging lijdt, geeft art. 6:119 BW respectievelijk art. 6:119a BW1 de schuldeiser van een veroordeling tot voldoening van een geldsom ten hoogste recht op het gefixeerde bedrag van de wettelijke rente over de periode van de vertraging.2
Juist de schuldeiser van een geldsom, die in plaats van een tijdige betaling met een gefixeerde schadevergoeding genoegen moet nemen, wordt niet in alle gevallen recht gedaan. Legio gevallen zijn denkbaar, waarin als gevolg van te late betaling schade wordt geleden welke het bedrag der wettelijke rente overstijgt. Met name in een tijd waarin zeer gunstige beleggingsresultaten worden gerealiseerd, zal het rendement van het te laat betaalde bedrag over de periode van de vertraging hoger kunnen zijn dan het bedrag aan wettelijke rente dat wegens de vertraging aan de schuldeiser moet worden betaald, in het bijzonder in het geval waarin het percentage ex art. 6:119 BW van toepassing is. Op grond van een eenvoudige rekensom kan de schuldenaar in een dergelijk geval dus beslissen of het de moeite loont de betaling al dan niet voor korte of langere tijd achter te houden. Tevens is denkbaar dat een schuldeiser, die met ontvangst van een som geld op een bepaald tijdstip rekening heeft gehouden, maar alsdan geen betaling ontvangt, kostbare maatregelen moet nemen om zijn liquiditeitspositie op peil te houden en aldus zijn bedrijfsvoering niet in gevaar te brengen. Zo kan hij gedwongen worden om op korte termijn tegen een ongunstige koers geld van een derde te betrekken, in verband daarmee zekerheden te verstrekken, of vermogensbestanddelen te verkopen. Komt zijn bedrijfsvoering als gevolg van die wanbetaling ten slotte zodanig in gevaar, dat dit tot het faillissement van de schuldeiser leidt,3 dan zijn de gevolgen over het algemeen zelfs onherstelbaar.4