NJ 1985, 560
HR, 01-02-1985, nr. 12378
HR 01-02-1985, ECLI:NL:PHR:1985:AG4955, m.nt. W.C.L. van der Grinten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 februari 1985
- Magistraten
Ras, Royer, Martens, Hermans, Bloembergen, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
12378
- Noot
W.C.L. van der Grinten
- LJN
AG4955
- JCDI
JCDI:ADS156227:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1985:AG4955, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑02‑1985
ECLI:NL:PHR:1985:AG4955, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑1985
- Wetingang
BW art. 1286
Essentie
Wettelijke interessen. Redelijkheid en billijkheid.
Samenvatting
Het hof heeft aan enige feitelijke vaststellingen (door de HR weergegeven in r.o. 3.2; Red.) de conclusie verbonden dat de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de rente over het door Leutscher aan de Van Tuijns verschuldigde bedrag ‘slechts behoort te worden toegewezen voor zover dat bedrag ƒ 2 000 000 te boven gaat’.
Het in art. 1286 BW vervatte stelsel, daarop neerkomende dat in verbintenissen die alleen betrekkelijk zijn tot de betaling van een zekere geldsom -waarvan te dezen sprake is -de vergoeding van kosten, schaden en interessen, uit vertraging in de uitvoering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.