De bewijsmiddelen 11 tot en met 14 hebben uitsluitend betrekking op feit 2.
HR, 01-12-2015, nr. 14/03955
ECLI:NL:HR:2015:3436
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-12-2015
- Zaaknummer
14/03955
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3436, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2015; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2014:5505, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2323, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2323, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3436, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0550
Uitspraak 01‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Salduz. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:BH3079, NJ 2009/349. Het Hof heeft de door ve op 3 juli 2008 bij de politie afgelegde verklaring tot het bewijs gebezigd. Daarmee heeft het Hof miskend dat, naar uit genoemd arrest volgt, een dergelijk verzuim behoudens een tweetal uitz. zonder meer tot bewijsuitsluiting dient te leiden. Doen die uitz. zich niet voor, dan zal de desbetreffende verklaring van de ve dus niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Zulks behoeft evenwel bij gebrek aan belang niet tot cassatie te leiden. Het onjuiste gebruik van genoemde verklaring betekent dat de bwv van feit 1 alleen v.zv. deze inhoudt dat ve “over de borsten en de vagina (…) heeft gewreven”, ontoereikend is gemotiveerd. Gelet op de inhoud van de overige door het Hof gebezigde bwm, is de bwv van hetgeen onder 1 overigens en onder 2 is tenlastegelegd immers - ook met weglating van voormelde verklaring van ve - toereikend gemotiveerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast indien het gewraakte onderdeel uit de bwv van feit 1 vervalt, heeft ve geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terug-of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling.
Partij(en)
1 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/03955
AGE/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 8 juli 2014, nummer 24/000966-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof in strijd met een gevoerd verweer de verklaring die de verdachte op 3 juli 2008 bij de politie heeft afgelegd zonder dat hij voorafgaand aan het verhoor in de gelegenheid was gesteld een advocaat te raadplegen, bij de bewijsvoering heeft betrokken.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1 subsidiair:
hij op 3 juli 2008 te Stavoren, in de gemeente Nijefurd, met zijn kleindochter [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht en over de borsten en de vagina van [slachtoffer] gewreven;
2:
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 3 juli 2008, te Stavoren, in de gemeente Nijefurd, en/of te Nice, in Frankrijk, een aantal afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken en welke afbeeldingen waren vastgelegd op een gegevensdrager, te weten op een harde schijf van een computer, telkens heeft vervaardigd en in het bezit heeft gehad, immers heeft hij, verdachte, meermalen een meisje dat de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt geheel naakt voor een fotocamera laten poseren in een seksueel getinte houding, waarbij de nadruk op de geslachtsdelen is gelegd, bestaande die seksuele gedraging telkens uit het ruggelings met gespreide en deels opgetrokken benen naakt op bed liggen van voornoemd meisje, waardoor de schaamstreek telkens nadrukkelijk in beeld wordt gebracht (zie foto […] en […] )."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"met betrekking tot feiten 1 en 2:
1. een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008070482-5, d.d. 3 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 69 tot en met 73 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1987:
Mijn opa [verdachte] heeft mij de afgelopen twee jaar meerdere malen op de foto gezet. Dat was gekleed maar ook wel bloot. Ik heb dus wel naakt geposeerd voor opa. De foto's zijn in de woning van opa genomen. In zijn slaapkamer in Stavoren en ook in Frankrijk. Opa gaf aan hoe ik moest liggen en hoe ik moest kijken. Ik moest mijn topje lager doen of mijn broekje uittrekken of ik moest mijn benen wijd doen. Dat soort aanwijzingen gaf hij dan. Opa heeft mij in Frankrijk in de zomer van 2005, in Nice bij zijn moeder thuis, naakt op de foto gezet. Ik was toen zeventien en een halfjaar oud.
Gisteren, 2 juli 2008, ben ik rond 18:00 uur bij opa in Stavoren aangekomen. We zijn gaan eten in café [A] . We zijn naar huis gegaan toen het café gesloten werd. Na sluitingstijd zijn we naar huis gelopen. We kwamen thuis en ik voelde me niet lekker en ik ben meteen van de voordeur naar de wc gelopen. Ik moest overgeven. Ik zat op mijn knieën voorovergebogen over de wc heen. Opa kwam zo nu en dan even kijken en vroeg hoe het met me was. Hij zei dat hij het bad zou laten vollopen en dat ik daar dan wel in kon. Ik viel toen weg. Het werd zwart voor mijn ogen en het was net of ik in slaap viel. Ik was toen nog in de wc.
Ik werd toen wakker en ik hoorde opa zeggen: "Oh wat is jouw poesje nat". Ik werd toen echt wakker en ik voelde iemand in mij stoten. Ik voelde dat iets in mijn vagina stootte. In, uit, in, uit en dan diep. Toen ik mijn ogen open deed zag ik mijn opa. Ik lag op mijn rug. Ik voelde echt een penis. Het kunnen niet zijn vingers zijn geweest, het was echt een penis. Ik kan voelen of er een vinger of een penis in mijn vagina zit. Ik duwde mijn opa toen weg met mijn voeten. Ik ben opgestaan en ben uit de woning gevlucht.
Ik werd compleet naakt wakker. Ik had niets aan. Mijn opa was de enige persoon in het huis.
2. een proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling met nummer 2008070482-2, d.d. 3 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 62 en 63 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verdachte:
Ik weet dat ik door de politie ben aangehouden in verband met aanranding van mijn kleindochter. In de loop der tijd heb ik verschillende naaktfoto's van mijn kleindochter gemaakt. Vanavond was mijn kleindochter weer bij mij op bezoek. Wij hebben samen een paar biertjes gedronken en zijn vervolgens uit eten gegaan. In het restaurant hebben wij drie Bacardi-cola gedronken en twee glazen wijn. Thuisgekomen moest mijn kleindochter naar de wc. Op een gegeven moment zakte zij in elkaar. Om haar weer wat bij te brengen heb ik haar naakte lichaam vervolgens met mijn handen gemasseerd. Tijdens deze massage heb ik ook haar borsten en vagina gemasseerd. Tijdens het masseren kwam mijn kleindochter plotseling weer bij kennis.
3. een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008070482-21, d.d. 7 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren (bladzijden 121 tot en met 129 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:als verklaring van verdachte:
[slachtoffer] is mijn kleindochter. Zij is het kind van mijn dochter [betrokkene 1] . [slachtoffer] heet van haar achternaam [achternaam slachtoffer] .
U vraagt naar de soort foto's en in welke houdingen ik [slachtoffer] fotografeerde. Eerst aangekleed of in ondergoed en in diezelfde houdingen ook naakt. Het idee om dit soort foto's te maken kwam van mij.
[slachtoffer] kwam op 2 juli 2008 rond 18:00 uur bij me. Nadat ze haar spullen binnen had gelegd, hebben we buiten in de tuin bier gedronken. We zijn toen naar restaurant [A] in Stavoren gegaan. In het restaurant hebben [slachtoffer] en ik een aantal glazen Bacardi/cola gedronken. Tot het eten aan tafel was, hebben we twee glazen witte wijn gedronken. Na een tijdje zijn we naar huis gegaan. Dat was mogelijk tegen sluitingstijd.
Toen wij thuiskwamen is [slachtoffer] naar het toilet gegaan. Toen het lang duurde dat [slachtoffer] naar de kamer kwam, ben ik gaan kijken. Ik hoorde toen dat ze aan het overgeven was. Ik trof [slachtoffer] geknield voor de toiletpot aan. Ze bleef maar overgeven. Ik heb tegen haar gezegd dat ze in bad moest. Ze wilde dat niet. Ik ben naar boven gegaan om het bad vol te laten lopen. Terwijl het bad volliep ben ik weer naar [slachtoffer] gegaan. Zij zat nog steeds geknield voor het toilet en had nog steeds kotsneigingen. Ik heb haar toen het toilet uitgewerkt. Ik kreeg haar niet verder dan de hal. In welke volgorde ik de dingen heb gedaan weet ik niet meer, maar ik moet haar T-shirt uitgedaan hebben of omhooggeschoven. ik heb haar in ieder geval bloot gemaakt. Misschien heb ik wel al haar kledingstukken uitgetrokken.
U vraagt mij naar het masseren waarover ik eerder iets heb gezegd. Daar heb ik inderdaad iets over gezegd. Zij lag toen in de gang voor het toilet, op haar rug met haar mond open. Nadat we thuisgekomen waren, ben ik niet naar het toilet geweest. Ik heb pas op het politiebureau geplast, maar toen heb ik op verzoek van een collega van u rubber handschoenen aangetrokken.
4. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2008070482-18, d.d. 5 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren (bladzijden 107 en 108 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als relaas van verbalisanten:
Op 5 juli 2008 hadden wij een gesprek met [betrokkene 2] , eigenaar van [A] te Stavoren, en [betrokkene 3] , medewerker in [A] te Stavoren. [betrokkene 3] deelde mee dat hij [verdachte] al ruim veertig jaar kent.
Op 2 juli 2008 kwam [verdachte] omstreeks 20:30 uur het café binnen, samen met zijn kleindochter die al vaker met [verdachte] in het café was geweest.
Omstreeks 01:15 uur hebben [verdachte] en zijn kleindochter het café verlaten.
met betrekking tot feit 1:
5. een proces-verbaal van aanwezigheid opsporingsambtenaar bij afname celmateriaal ter bepaling DNA-profiel met nummer 2008070482-20, d.d. 8 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 146 en 147 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als relaas van verbalisant:
In mijn aanwezigheid is op 8 juli 2008 op verzoek van de officier van justitie, met schriftelijke toestemming van de donor, wangslijmvlies afgenomen van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1945. Het afgenomen celmateriaal is op de voorgeschreven wijze verpakt en voorzien van een identiteitszegel waarop de naam en geboortedatum van de betrokkene zijn aangebracht. Een identiek identiteitszegel is op dit proces-verbaal aangebracht.
een identiteitszegel met nummer RHQ897:
voornaam : [voornamen verdachte]
achternaam : [achternaam verdachte]
geboortedatum : [geboortedatum] 1945.
6. een proces-verbaal van onderzoek naar aanleiding van een verkrachting met nummer xpol nr. 2008-070842, d.d. 18 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - inhoudende:als relaas van de verbalisant:
Op 3 juli 2008 kreeg ik het verzoek een deel-onderzoek in te stellen naar aanleiding van een verkrachting waarvan door de politie te Stavoren proces-verbaal is opgemaakt onder nummer 2008-070842-1. Het verzoek was de reeds aangehouden verdachte, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1945, te bemonsteren en de kleding van de verdachte over te nemen van de arrestantenbewaking.
Tijdens mijn onderzoek is mij ter hand gesteld:
Spoor : 71350
Soort : sporendrager
Bijzonderheden : onderbroek van verdachte
Wijze veiligstellen : verpakt
Plaats veiligstellen : ontvangen van arrestenbewaker
te Drachten.
7. een proces-verbaal van technisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijke verkrachting met nummer 2008070482-13, d.d. 4 december 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Op 3 juli 2008 kreeg ik het verzoek een onderzoek in te stellen naar aanleiding van een mogelijke verkrachting te Stavoren. Het slachtoffer is [slachtoffer] en de verdachte is [verdachte] .
In het Antonius ziekenhuis te Sneek is door forensisch arts J. Janssen en gynaecoloog M.J. Pellinck een onderzoek uitgevoerd op het slachtoffer. Bij het slachtoffer is met haar toestemming onder meer een referentiemonster wangslijm afgenomen.
Tijdens het onderzoek heb ik de navolgende sporen veiliggesteld:
Spoor : 71318
Referentie : RGK835
Soort : wangslijm
wijze veiligstellen : afnameset
plaats veiligstellen : slachtoffer [slachtoffer]
een identiteitszegel met nummer RGK835:
voornaam : [voornamen slachtoffer]
achternaam : [achternaam slachtoffer]
geboortedatum : [geboortedatum] 1987
8. een schriftelijk stuk, te weten een aanvraag onderzoek Nederlands Forensisch Instituut met registratienummer 2008070482-13 d.d. 11 juli 2008 in een zaak tegen verdachte [verdachte] - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
(op bladzijde 4)
Spoor : 71318
Referentie : RGK835
soort : wangslijm
wijze veiligstellen : afnameset
plaats veiligstellen : slachtoffer [slachtoffer]
Spoor : 71348
Referentie : ZAH729
Wijze veiligstellen : afnameset
plaats veiligstellen : bij verdachte afgenomen
zedenset
Spoor : 71350
Referentie : FVA748
soort : sporendrager
type : onderbroek
bijzonderheden : FVA748 zwarte onderbroek
plaats veiligstellen : bij verdachte
identiteitszegel : FVA748
9. een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut met zaaknummer 2008.07.31.009(aanvraag 001), d.d. 24 oktober 2008 opgemaakt en ondertekend op de door hem afgelegde eed/belofte als vast gerechtelijk deskundige, prof.dr. A.D. Kloosterman - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Stavoren op 3 juli 2008, verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] .
Ontvangen ten behoeve van een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek:
TR-nummer : 71316
DNA-identiteitszegel : ZAJ030
Omschrijving : een onderzoeksset
zedendelicten van het slachtoffer [slachtoffer] met daarin drie bemonsteringen (vaginawand, baarmoedermond en ingang van de vagina) met bijbehorende microscooppreparaten)
TR-nummer : 71318
DNA-identiteitszegel : RGK835
Omschrijving : een referentiemonster
wangslijmvlies van het slachtoffer [slachtoffer]
TR-nummer : 71348
DNA-identiteitszegel : ZAH729
Omschrijving : een onderzoeksset
zedendelicten van de verdachte [verdachte] (geboren [geboortedatum] 1945) met daarin zes bemonsteringen (sulcus coronarius, de glans penis, de penis schacht, de linkerhand, de rechterhand en de mond)
TR-nummer : 71350
DNA-identiteitszegel : FVA748
Omschrijving : een onderbroek van de verdachte [verdachte] .
De onderbroek [FVA748] is vooralsnog niet onderzocht.
Conclusie:
De bemonsteringen [ZAH729]#1 van de sulcus coronarius, [ZAH729]#2 van de glans van de penis en [ZAH729]#3 van de schacht van de penis uit de onderzoeksset zedendelicten van de verdachte [verdachte] [RHQ897]
Van het DNA in deze bemonsteringen zijn DNA-mengprofielen verkregen. In deze DNA-mengprofielen zijn DNA-kenmerken zichtbaar van twee personen, een vrouw en een man. Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] [RHQ897] matcht met deze DNA-mengprofielen. Omdat het hier bemonsteringen van het lichaam van de verdachte betreft, kan worden aangenomen dat het celmateriaal in deze onderzochte bemonsteringen celmateriaal van de verdachte zelf bevat.
Onder deze aanname zijn uit de DNA-mengprofielen [ZAH729]#1, #2 en #3 DNA-profielen van de tweede celdonor afgeleid. Deze afgeleide DNA-profielen zijn van een vrouw en matchen met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] [RGK835].
Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonsteringen [ZAH729]#1, #2 en #3 van de penis van de verdachte bestaat uit celmateriaal van de verdachte [verdachte] [RHQ897] zelf, dat is vermengd met celmateriaal dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer] [RGK835].
De berekende frequenties van de afgeleide DNA-profielen van de tweede (vrouwelijke) celdonor is in alle gevallen minder dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met deze (afgeleide) DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard.
10. een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut naar aanleiding van een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Stavoren op 3 juli 2008, met zaaknummer 2008.07.31.009, d.d. 29 maart 2013 opgemaakt en ondertekend door de NFI- deskundige dr. A.G.M. van Gorp - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Te onderzoeken materiaal:
SIN : FVA748
omschrijving : onderbroek van de verdachte
[verdachte]
Onderzoek naar biologische sporen
Op grond van de resultaten van het DNA-onderzoek aan de bemonstering FVA748#01 is de vlek aan de binnenzijde van het kruis van de onderbroek aanvullen bemonsterd. Deze bemonstering is als FVA748#02 veiliggesteld door een DNA- en RNA-onderzoek.
Daarnaast zijn twee andere witkleurige vlekken op de onderbroek bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn als FVA748#03 (binnenzijde, achterkant) en FVA748#04 (buitenzijde, voorkant ter hoogte van het kruis) veiliggesteld voor een DNA- en RNA-onderzoek.
Y-chromosomaal DNA-onderzoek: bemonstering uit de onderzoeksset zedendelicten van het slachtoffer [slachtoffer]
De spermacelfracties en de fracties van overige cellen van de bemonsteringen ZAJ030#01 (vaginawand), ZAH030#02 (baarmoederwand) en ZAJ030#03 (ingang vagina) uit de onderzoeksset zedendelicten van het slachtoffer [slachtoffer] zijn onderworpen aan een aanvullend DNA-onderzoek waarbij de hoeveelheid geïsoleerd DNA wordt bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hoeveelheid mannelijk (Y-chromosomaal) DNA en de totale hoeveelheid, mannelijk en vrouwelijk (autosomaal) DNA. Op basis van deze bepaling is in de fractie van overige cellen van de bemonstering ZAJ030#03 (ingang vagina) een aanwijzing verkregen voor een relatief geringe hoeveelheid Y-chromosomaal (mannelijk) DNA. Daarom is de fractie van de overige cellen van de bemonstering ZAJ030#03 (ingang vagina) onderworpen aan een zogenoemd Y-chromosoomspecifiek DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie DNA-onderzoek en RNA-celtypering
Bemonstering FVA7484#02 van de onderbroek
Van het DNA in de bemonstering FVA748#02 van de onderbroek is een DNA-mengprofiel verkregen met daarin DNA-kenmerken van (minimaal) twee personen waarvan één vrouw en één man. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] RGK835 matcht met dit afgeleide DNA-profiel. Dit betekent dat deze bemonstering celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Bemonstering FVA748#03 en #04 van de onderbroek
Van het DNA in de bemonsteringen FVA748#03 en #04 van de onderbroek zijn DNA- profielen verkregen van een vrouw. Deze DNA-profielen matchen met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] RGK835. Dit betekent dat het celmateriaal in deze bemonsteringen afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met deze DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. Op basis van de resultaten van het DNA-onderzoek aan deze bemonsteringen zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van meer dan één persoon en zijn eveneens geen aanwijzingen verkregen voor celmateriaal van een man in deze bemonsteringen.
RNA-celtypering
Het veiliggestelde RNA uit de bemonsteringen FVA748#02 tot en met #04 van de onderbroek is onderworpen aan een RNA-celtypering.
Resultaten RNA-celtypering
Van het RNA in de bemonstering FVA748#02 van de onderbroek zijn RNA-profielen verkregen die passen bij de aanwezigheid van vaginale cellen en huid in deze bemonstering.
Van het RNA in de bemonstering FVA748#03 van de onderbroek zijn RNA-profielen verkregen die passen bij de aanwezigheid van vaginale cellen in deze bemonstering.
Van het RNA in de bemonstering FVA748#04 van de onderbroek zijn RNA-profielen verkregen die passen bij de aanwezigheid van vaginale cellen en huid in deze bemonstering.
Onderzoeksset zedendelicten van het slachtoffer [slachtoffer]
Y-chromosomaal DNA-onderzoek
Van het DNA in de fractie van overige cellen van de bemonstering ZAJ030#3 (ingang vagina) is een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RHQ897. Dit betekent dat deze bemonstering een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal bevat die afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . Hierbij moet ermee rekening worden gehouden dat ook alle andere, in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante mannen hetzelfde Y- chromosomale DNA-profiel hebben. Daarnaast heeft een onbekend aantal niet aan de verdachte [verdachte] verwante mannen een Y-chromosomaal DNA-profiel dat matcht met het verkregen onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel.
Het onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de fractie van overige cellen van de bemonstering ZAJ030#3 (ingang vagina) is op 11 maart 2013 in de databank van de internationale forensische werkgroep die zich bezighoudt met Y-chromosomaal DNA-onderzoek vergeleken met 49.783 Y-chromosomale DNA-profielen van referentiemonsters van mannen uit 322 verschillende en over de gehele wereld verspreide bevolkingsgroepen. Deze 49.783 mannen zijn getypeerd voor dezelfde combinatie van Y- chromosomale loci als in het onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in de fractie van overige cellen van de bemonstering ZAJ030#3 (ingang vagina). Bij de vergelijking is gebleken dat het onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in deze bemonstering 130 matches geeft in deze DNA-databank.
met betrekking tot feit 2:
11. een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008070482-11, d.d. 3 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren (bladzijden 115 tot en met 120 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:als verklaring van verdachte:
[slachtoffer] heeft van mij op haar verjaardag een tepelpiercing gekregen. Dat is nu ongeveer twee jaar geleden. Ik heb daar wel foto's van gemaakt toen ze bij mijn moeder in Frankrijk zat te bellen.
12. een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2008070482-pc 1, d.d. 15 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 150 tot en met 152 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:als relaas van verbalisant:
Op 3 juli 2008 werd in zijn woning [verdachte] aangehouden. Bij zijn voorgeleiding verklaarde verdachte dat hij wel naaktfoto's van zijn kleindochter had gemaakt.
Bij onderzoek in de woning van verdachte werd onder meer een merkloos computersysteem met opschrift innovator inbeslaggenomen.
In dit systeem zaten twee harde schijven. De gegevens werden door mij veiliggesteld. het bleek mij dat in een aantal mappen foto's stonden die de bestandsnaam [slachtoffer] hadden. In de map Albums 'foto's […] trof ik een vijftal foto's aan. Deze foto's hebben de volgende bestandsnamen en bestandsdatum:
[…] .jpg datum: 16/07/2005 21:47
[…] .jpg datum: 16/07/2005 21:47
[…] .jpg datum: 16/07/2005 21:47
[…] .jpg datum: 23/07/2005 19:41
[…] .jpg datum: 23/07/2005 19:41
De foto's waren naaktfoto's van aangeefster [slachtoffer] . De foto's zijn gezien de verklaring van [slachtoffer] en gezien de bestandsdatum zeer vermoedelijk gemaakt in juli 2005. [slachtoffer] is dan 17 jaar oud.
Deze bestanden zijn ter beoordeling getoond aan [verbalisant] van de NRE, afdeling Overige Expertise/Kinderpornografie. [verbalisant] verklaarde dat het hier foto's betrof die voldeden aan de criteria van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
13. een schriftelijk stuk, te weten een niet op ambtseed/-belofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met KP nummer 62-A/08 en Xpolnummer 2008070482, d.d. 15 september 2008 opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , brigadier/rechercheur van politie Drenthe (bladzijden 161 tot en met 164 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als relaas van verbalisant:
Tegen [verdachte] wordt een nader onderzoek ingesteld door Regiopolitie Fryslân. Tijdens dat onderzoek werd materiaal in beslag genomen met daarop beeldmateriaal met vermoedelijk kinderpornografische afbeeldingen. Door mij werden op het aan mij aangeboden materiaal hoeveelheden foto- en filmbestanden aangetroffen.
Er werden door mij twee (2) kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen, te weten twee foto's. Het betreft kleurenfoto's met afbeeldingen van seksuele gedragingen van een meisje dat kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. Het betreft afbeeldingen van dit meisje dat naakt poseert in een duidelijk seksueel getinte houding en waarbij de nadruk op de geslachtsdelen is gelegd.
Op foto 1 ( […] ) poseert een meisje geheel naakt afgebeeld. Het meisje is ongeveer zestien-zeventien jaar oud. Het meisje ligt geheel naakt ruggelings op een bed. Het meisje heeft haar benen iets gespreid. Ze heeft haar linkerbeen iets opgetrokken. Door deze houding wordt haar schaamstreek nadrukkelijk in beeld gebracht.
Op foto 2 ( […] ) poseert hetzelfde meisje volledig naakt. Het meisje ligt geheel naakt ruggelings op bed met haar lichaam iets naar voren gedraaid in de richting van de camera. Het meisje heeft haar benen iets gespreid en haar linkerbeen opgetrokken. Door deze houding wordt de schaamstreek van het meisje nadrukkelijk in beeld gebracht.
14. een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008070482-31, d.d. 15 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren (bladzijden 165 tot en met 168 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende:als verklaring van verdachte:
U toont mij een aantal foto's van [slachtoffer] . Ik wil u verklaren dat [slachtoffer] zeventien en een half jaar oud was toen ik die foto's maakte. [slachtoffer] staat op deze foto's in verschillende posities naakt afgebeeld. U wijst mij op de foto waarop ook de vagina van [slachtoffer] duidelijk in beeld is. Ik wil daar nu over verklaren dat dit niet kan. Dat is een foute foto."
2.2.3.
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 27 april 2011 het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie, die onder meer het volgende inhoudt:
"De Rechtbank heeft in eerste aanleg in dezen ook nog als bewijs gebruikt het feit dat cliënt in zijn eigen verklaring, die nacht nog om 05:00 uur, die overigens kennelijk helaas niet op video en geluid is vastgelegd (terwijl de overige dat wel allemaal zijn), zou hebben gezegd dat hij [slachtoffer] haar borsten en vagina heeft gemasseerd om haar weer wakker te krijgen. Nog los van het feit dat niet gecontroleerd kan worden of cliënt dat inderdaad gezegd zou hebben, kan deze verklaring mijns inziens niet als bewijs dienen. Immers cliënt is op dat moment niet aangegeven dat hij het recht had om voor het verhoor een advocaat te raadplegen. Conform de geldende Salduz jurisprudentie dient deze verklaring dan ook niet als bewijs te worden geaccepteerd."
2.2.4.
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2014 het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie, die onder meer het volgende inhoudt:
"Ik verwijs u naar hetgeen ik (...) in mijn eerdere pleidooi (...) heb opgemerkt. Datzelfde geldt voor het gebruik van de verklaring van cliënt die, diezelfde nacht om 05:00 uur is afgelegd. Deze verklaring mag/kan niet als bewijs worden gebruikt, gegeven de Salduz jurisprudentie."
2.2.5.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als 1. "met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam" en 2. "een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd, en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben" en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden.
2.3.
Indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv, dat, na een daartoe strekkend verweer, in de regel - behoudens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken - dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen (vgl. HR 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, NJ 2009/349).
2.4.
Het Hof heeft de door de verdachte op 3 juli 2008 bij de politie afgelegde verklaring tot het bewijs gebezigd (bewijsmiddel 2). Daarmee heeft het Hof miskend dat, naar uit genoemd arrest van de Hoge Raad volgt, een dergelijk verzuim behoudens een tweetal door de Hoge Raad genoemde uitzonderingen zonder meer tot bewijsuitsluiting dient te leiden. Doen die uitzonderingen zich niet voor, dan zal de desbetreffende verklaring van de verdachte dus niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
2.5.
Zulks behoeft evenwel bij gebrek aan belang niet tot cassatie te leiden. Het onjuiste gebruik van voormelde verklaring van de verdachte betekent dat de bewezenverklaring van feit 1 alleen voor zover deze inhoudt dat de verdachte "over de borsten en de vagina van [slachtoffer] [heeft] gewreven", ontoereikend is gemotiveerd. Gelet op de inhoud van de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, is de bewezenverklaring van hetgeen onder 1 overigens en onder 2 is tenlastegelegd immers - ook met weglating van voormelde verklaring van de verdachte - toereikend gemotiveerd.
2.6.
Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast indien het gewraakte onderdeel uit de bewezenverklaring van feit 1 vervalt, heeft de verdachte geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terug- of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2015.
Conclusie 27‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Salduz. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:BH3079, NJ 2009/349. Het Hof heeft de door ve op 3 juli 2008 bij de politie afgelegde verklaring tot het bewijs gebezigd. Daarmee heeft het Hof miskend dat, naar uit genoemd arrest volgt, een dergelijk verzuim behoudens een tweetal uitz. zonder meer tot bewijsuitsluiting dient te leiden. Doen die uitz. zich niet voor, dan zal de desbetreffende verklaring van de ve dus niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Zulks behoeft evenwel bij gebrek aan belang niet tot cassatie te leiden. Het onjuiste gebruik van genoemde verklaring betekent dat de bwv van feit 1 alleen v.zv. deze inhoudt dat ve “over de borsten en de vagina (…) heeft gewreven”, ontoereikend is gemotiveerd. Gelet op de inhoud van de overige door het Hof gebezigde bwm, is de bwv van hetgeen onder 1 overigens en onder 2 is tenlastegelegd immers - ook met weglating van voormelde verklaring van ve - toereikend gemotiveerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast indien het gewraakte onderdeel uit de bwv van feit 1 vervalt, heeft ve geen rechtens te respecteren belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak en terug-of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling.
Nr. 14/03955 Zitting: 27 oktober 2015 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 8 juli 2014 de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en wegens 1. subsidiair “met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam” en 2. “een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd, en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. I.J. Woltman, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur (kennelijk) vijf middelen van cassatie voorgesteld.
3. De eerste twee middelen hebben betrekking op het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. In de toelichting op de middelen worden beide middelen gezamenlijk besproken en niet scherp onderscheiden. Ik zal de middelen ook gezamenlijk bespreken en aldus opvatten dat deze erover klagen dat het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, in het bijzonder dat de verdachte “een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]”, en dat het hof een verweer dat betrekking heeft op een “alternatief scenario” heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen.
4. Ten laste van de verdachte is onder 1 subsidiair bewezen verklaard dat:
“1. subsidiair:
hij op 3 juli 2008 te Stavoren, in de gemeente Nijefurd, met zijn kleindochter [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht en over de borsten en de vagina van [slachtoffer] gewreven;
5. De bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 gerubriceerde feiten steunt op tien bewijsmiddelen.1.Daartoe behoren de volgende verklaringen van de aangeefster N.J. [slachtoffer] respectievelijk van de verdachte:
1. een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008070482-5, d.d. 3 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 69 tot en met 73 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1987:
Mijn opa [verdachte] heeft mij de afgelopen twee jaar meerdere malen op de foto gezet. Dat was gekleed maar ook wel bloot. Ik heb dus wel naakt geposeerd voor opa. De foto's zijn in de woning van opa genomen. In zijn slaapkamer in Stavoren en ook in Frankrijk. Opa gaf aan hoe ik moest liggen en hoe ik moest kijken. Ik moest mijn topje lager doen of mijn broekje uittrekken of ik moest mijn benen wijd doen. Dat soort aanwijzingen gaf hij dan. Opa heeft mij in Frankrijk in de zomer van 2005, in Nice bij zijn moeder thuis, naakt op de foto gezet. Ik was toen zeventien en een halfjaar oud.
Gisteren, 2 juli 2008, ben ik rond 18:00 uur bij opa in Stavoren aangekomen. We zijn gaan eten in café [A]. We zijn naar huis gegaan toen het café gesloten werd. Na sluitingstijd zijn we naar huis gelopen. We kwamen thuis en ik voelde me niet lekker en ik ben meteen van de voordeur naar de wc gelopen. Ik moest overgeven. Ik zat op mijn knieën voorovergebogen over de wc heen. Opa kwam zo nu en dan even kijken en vroeg hoe het met me was. Hij zei dat hij het bad zou laten vollopen en dat ik daar dan wel in kon. Ik viel toen weg. Het werd zwart voor mijn ogen en het was net of ik in slaap viel. Ik was toen nog in de wc.
Ik werd toen wakker en ik hoorde opa zeggen: "Oh wat is jouw poesje nat". Ik werd toen echt wakker en ik voelde iemand in mij stoten. Ik voelde dat iets in mijn vagina stootte. In, uit, in, uit en dan diep. Toen ik mijn ogen open deed zag ik mijn opa. Ik lag op mijn rug. Ik voelde echt een penis. Het kunnen niet zijn vingers zijn geweest, het was echt een penis. Ik kan voelen of er een vinger of een penis in mijn vagina zit. Ik duwde mijn opa toen weg met mijn voeten. Ik ben opgestaan en ben uit de woning gevlucht.
Ik werd compleet naakt wakker. Ik had niets aan. Mijn opa was de enige persoon in het huis.
2. een proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling met nummer 2008070482-2, d.d. 3 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 62 en 63 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende: als verklaring van verdachte:
Ik weet dat ik door de politie ben aangehouden in verband met aanranding van mijn kleindochter. In de loop der tijd heb ik verschillende naaktfoto's van mijn kleindochter gemaakt. Vanavond was mijn kleindochter weer bij mij op bezoek. Wij hebben samen een paar biertjes gedronken en zijn vervolgens uit eten gegaan. In het restaurant hebben wij drie Bacardi-cola gedronken en twee glazen wijn. Thuisgekomen moest mijn kleindochter naar de wc. Op een gegeven moment zakte zij in elkaar. Om haar weer wat bij te brengen heb ik haar naakte lichaam vervolgens met mijn handen gemasseerd. Tijdens deze massage heb ik ook haar borsten en vagina gemasseerd. Tijdens het masseren kwam mijn kleindochter plotseling weer bij kennis.
3. een proces-verbaal van, verhoor met nummer 2008070482-21, d.d. 7 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren (bladzijden 121 tot en met 129 van een dossier met registratienummer 2008070482) - zakelijk weergegeven - inhoudende: als verklaring van verdachte:
[slachtoffer] is mijn kleindochter. Zij is het kind van mijn dochter [betrokkene 1]. [slachtoffer] heet van haar achternaam [achternaam slachtoffer].
U vraagt naar de soort foto's en in welke houdingen ik [slachtoffer] fotografeerde. Eerst aangekleed of in ondergoed en in diezelfde houdingen ook naakt. Het idee om dit soort foto's te maken kwam van mij.
[slachtoffer] kwam op 2 juli 2008 rond 18:00 uur bij me. Nadat ze haar spullen binnen had gelegd, hebben we buiten in de tuin bier gedronken. We zijn toen naar restaurant [A] in Stavoren gegaan. In het restaurant hebben [slachtoffer] en ik een aantal glazen Bacardi/cola gedronken. Tot het eten aan tafel was, hebben we twee glazen witte wijn gedronken. Na een tijdje zijn we naar huis gegaan. Dat was mogelijk tegen sluitingstijd.
Toen wij thuiskwamen is [slachtoffer] naar het toilet gegaan. Toen het lang duurde dat [slachtoffer] naar de kamer kwam, ben ik gaan kijken. Ik hoorde toen dat ze aan het overgeven was. Ik trof [slachtoffer] geknield voor de toiletpot aan. Ze bleef maar overgeven. Ik heb tegen haar gezegd dat ze in bad moest. Ze wilde dat niet. Ik ben naar boven gegaan om het bad vol te laten lopen. Terwijl het bad volliep ben ik weer naar [slachtoffer] gegaan. Zij zat nog steeds geknield voor het toilet en had nog steeds kotsneigingen. Ik heb haar toen het toilet uitgewerkt. Ik kreeg haar niet verder dan de hal. In welke volgorde ik de dingen heb gedaan weet ik niet meer, maar ik moet haar T-shirt uitgedaan hebben of omhooggeschoven, ik heb haar in ieder geval bloot gemaakt. Misschien heb ik wel al haar kledingstukken uitgetrokken.
U vraagt mij naar het masseren waarover ik eerder iets heb gezegd. Daar heb ik inderdaad iets over gezegd. Zij lag toen in de gang voor het toilet, op haar rug met haar mond open. Nadat we thuisgekomen waren, ben ik niet naar het toilet geweest. Ik heb pas op het politiebureau geplast, maar toen heb ik op verzoek van een collega van u rubber handschoenen aangetrokken.“
6. Voorts heeft het hof de resultaten van DNA-onderzoek voor het bewijs gebruikt. Uit dat onderzoek volgt onder meer dat celmateriaal in de bemonsteringen van de penis van de verdachte bestaat uit celmateriaal van de verdachte dat is vermengd met celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de aangeefster [slachtoffer], met een berekende frequentie van minder dan één op één miljard (bewijsmiddel 9). Celmateriaal in bemonsteringen van de onderbroek van de verdachte matcht eveneens met het DNA-profiel van de aangeefster, met een berekende frequentie van minder dan één op één miljard. Van het RNA in bemonsteringen van de onderbroek van de verdachte zijn RNA-profielen verkregen die passen bij de aanwezigheid van vaginale cellen (en huid) in de bemonsteringen. Van het DNA in de bemonstering van de ingang van de vagina van de aangeefster is een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen, dat matcht met het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte. Bij een vergelijking van het onvolledige profiel in een databank met profielen van referentiemonsters van 49.783 mannen was sprake van 130 matches (bewijsmiddel 10).
7. Het hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen, waarbij het hof het in de middelen bedoelde verweer heeft samengevat en gemotiveerd heeft verworpen:
“Door de verdediging is zowel in hoger beroep als in eerste aanleg aangevoerd dat er sprake is van een alternatief scenario waardoor verklaard wordt hoe er aan het slachtoffer gerelateerd DNA op de penis van verdachte kan zijn gekomen. Verdachte heeft aangeefster [slachtoffer] uitgekleed omdat zij gebraakt had. Dat braaksel kan via zijn handen op zijn penis terechtgekomen zijn toen hij is gaan plassen. Verder is de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar.
Bij tussenarrest van 11 mei 2011 heeft het hof in verband hiermee opdracht verstrekt om nader onderzoek door het NFI te laten uitvoeren.
Het NFI heeft op 25 augustus 2011 gerapporteerd dat bij het reeds uitgevoerd DNA onderzoek op de penis van verdachte de bemonsteringen volledig zijn verbruikt en dat nader onderzoek op die monsters niet meer mogelijk was. Tevens is gerapporteerd over de nog bestaande mogelijkheden van nader onderzoek. Nadat opdracht door het hof is verstrekt tot het verrichten van nader onderzoek heeft het NFI hierover gerapporteerd op 29 maart 2013.
Het technische bewijs
De door verdachte ten tijde van het tenlastegelegde gedragen onderbroek is op drie plaatsen bemonsterd: aan de voorzijde, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant, en aan de achterzijde aan de binnenkant.
Op deze monsters is DNA- en RNA-onderzoek uitgevoerd. De drie monsters bevatten DNA-materiaal dat matcht met aangeefster. Van het monster van de binnenkant van de voorzijde van de onderbroek zijn RNA-profielen verkregen die passen bij vaginale cellen.
De onderzoeken aan de andere twee monsters hebben niet geleid tot betrouwbare uitspraken met betrekking tot de celtypering ervan.
Voorts is Y-chromosomaal onderzoek uitgevoerd op de onderzoeksset zedendelicten van aangeefster. In het monster dat bij de ingang van de vagina is genomen, is een onvolledig Y- chromosomaal DNA-profiel verkregen. Dit profiel matcht met het profiel van verdachte. Dit profiel is vergeleken met 49.783 profielen in een databank. Deze bemonstering geeft 130 matches in die databank.
Vooropgesteld moet worden dat het hof zich ervan heeft vergewist dat de nieuwe onderzoeksmethode naar RNA celtypering betrouwbaar is en dat de geldigheid hiervan is geverifieerd door kennis te nemen van hetgeen de deskundige Van Dorp hierover ter terechtzitting van het hof heeft verklaard en door kennisneming van door het NFI overgelegde documentatie met betrekking tot dit onderzoek en de diverse nationale en internationale publicaties over de onderzoeksmethode. Deze documentatie en publicaties maken onderdeel uit van het dossier.
Voor het alternatieve scenario dat de DNA-profielen op de penis afkomstig zijn van braaksel is op grond van de aangetoonde aanwezigheid van vaginale cellen op de binnenkant van de voorzijde van de onderbroek van verdachte geen steun te vinden. Het hof acht dit alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk geworden.
De bevindingen met betrekking tot de aangetroffen vaginale cellen in de onderbroek van verdachte duiden op contact van de penis van verdachte met de vagina van aangeefster. Het aantreffen van Y-chromosomaal materiaal bij de ingang van de vagina dat matcht met verdachte ondersteunt dit nog verder. Dit betreft een onvolledig profiel dat matcht met 130 aanwezige profielen in de databank. Voorts moet in aanmerking worden genomen het beperkt onderscheidend vermogen van Y-chromosomale profielen. Bij de waardering van het Y-chromosomale profiel acht het hof van groot belang dat er geen enkele aanwijzing is dat aangeefster de dag van het tenlastegelegde of daaraan voorafgaande dagen seksuele contacten heeft gehad met een andere man die een (dergelijk) Y-chromosomaal profiel zou kunnen hebben achtergelaten. Het hof acht het in voldoende mate vaststaan dat dit het profiel van verdachte is.
Ter gelegenheid van de nadere, afsluitende, behandeling ter zitting van het hof heeft de raadsman gesuggereerd dat de vaginale cellen in de onderbroek van verdachte via contact met verdachtes handen met de onderbroek van het slachtoffer aan de binnenzijde van zijn onderbroek via contact met zijn handen aan zijn eigen penis zijn aangebracht. Voor deze gang van zaken is echter geen enkele steun te vinden in de door verdachte afgelegde verklaring noch kan hiermee een verklaring worden gegeven voor het aantreffen van het Y- chromosomale profiel bij de ingang van de vagina van aangeefster. Deze gang van zaken wordt daarom als hoogst onaannemelijk terzijde gesteld.
De omstandigheid dat in de bemonstering van de baarmoedermond van aangeefster bloed is aangetroffen en dat er geen bloed bij de sporen in de onderbroek van verdachte is aangetroffen is naar het oordeel van het hof geen omstandigheid die een bewezenverklaring in de weg staat.
In het rapport van het NFI van 24 oktober 2008 wordt aangegeven dat er in de bemonstering van de baarmoedermond bloed is aangetroffen. Daaruit leidt het hof af dat niet de gehele bemonstering uit bloed bestond. Voorts is in de bemonstering van de ingang van de vagina en de vaginawand geen bloed aangetroffen. Het gaat derhalve om een geringe hoeveelheid bloed die op één specifieke plaats is aangetroffen en het bloed heeft zich derhalve niet in de vagina verspreid. In het licht van deze omstandigheden is het anders dan de raadsman betoogd, dan ook niet waarschijnlijk dat er bloed op verdachtes penis zou hebben gezeten na het binnendringen. Opmerking verdient nog dat uit de aanwezigheid van bloed in de bemonstering ook niet kan worden afgeleid dat aangeefster ten tijde van het binnendringen reeds bloedde.
Betrouwbaarheid aangeefster
Het hof acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Zij heeft consistent verklaard op die punten waar zij nog herinneringen aan heeft. Haar verklaring met betrekking tot het seksuele contact vindt bovendien steun in deskundigenbewijs zoals hiervoor is besproken.
De enkele omstandigheid dat zij veel gedronken had en zich daardoor niet alles herinnerde, staat aan het aannemen van de betrouwbaarheid van haar verklaring, voor zover zij zich dingen wel herinnert, niet in de weg. Een associatie van aangeefster met een andere gebeurtenis uit verdachtes leven waarbij hij verdacht werd van verkrachting biedt evenmin een aanknopingspunt om de betrouwbaarheid van aangeefster (met steun van deskundigenbewijs) in twijfel te trekken.
Resumé
Op grond van de verklaring van verdachte dat hij daar ter plaatse was en aangeefster heeft uitgekleed en de verklaring van aangeefster [slachtoffer] met name met betrekking tot het binnendringen en het deskundigenbewijs zoals in de uitwerking van de bewijsmiddelen nader weergegeven acht het hof het onder 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen. Het hof verwerpt daarom het verweer.”
8. De steller van het middel betoogt dat het hof aldus het verweer ontoereikend gemotiveerd heeft weerlegd. Daarbij concentreert hij zich op de overweging van het hof, inhoudende dat het alternatieve scenario dat “de DNA-profielen op de penis afkomstig zijn van braaksel” op grond van de aangetoonde aanwezigheid van vaginale cellen op de binnenzijde van de voorzijde van de onderbroek van de verdachte geen steun is te vinden. In eerste aanleg is door de raadsman de mogelijkheid geopperd dat het celmateriaal van de aangeefster op het geslachtsdeel van de verdachte is terecht gekomen doordat de verdachte de aangeefster, die had overgegeven, heeft uitgekleed en – voordat hij werd aangehouden – naar het toilet is geweest.2.Op deze suggestie is de raadsman in hoger beroep verder gegaan ten aanzien van het aantreffen van RNA-profielen in bemonsteringen van de onderbroek van de verdachte die passen bij de aanwezigheid van vaginale cellen (en huid). Door aanraking van de verdachte met de handen van de onderbroek van de aangeefster, zouden deze cellen volgens de raadsman op de handen van cliënt terecht kunnen zijn gekomen en na toiletbezoek op de penis en in de onderbroek van de verdachte, op dezelfde wijze als het braaksel.3.
9. Het hof heeft de geschetste gang van zaken als hoogst onaannemelijk van de hand gewezen, waarbij het mede in aanmerking heeft genomen dat van de bemonstering van de ingang van de vagina van de aangeefster een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel is verkregen, dat matcht met het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, behoefde geen verdere motivering en leent zich niet voor een verdere toetsing in cassatie. Daarbij komt het volgende. De suggestie dat het aangetroffen celmateriaal op de penis en in de onderbroek van de verdachte is gekomen doordat de verdachte, na de aangeefster te hebben uitgekleed, naar het toilet is geweest, wordt gelogenstraft door de als bewijsmiddel 3 tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte. Daarin verklaart hij dat hij, nadat hij en de aangeefster thuis waren gekomen, niet naar het toilet is geweest. Hij verklaart dat hij pas op het politiebureau heeft geplast, waarbij hij op verzoek van een politieambtenaar handschoenen van rubber heeft aangetrokken. Met deze verklaring, waaraan het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geloof heeft gehecht, komt de grondslag aan het alternatieve scenario te ontvallen.
10. Voor zover het middel stoelt op de veronderstelling dat het hof het ten laste gelegde feit bewezen heeft geacht uitsluitend omdat het heeft vastgesteld dat het aangedragen alternatieve scenario niet kan kloppen, berust het op een verkeerde lezing van het arrest en mist het daarmee feitelijke grondslag. Hetzelfde geldt voor de veronderstelling in de schriftuur dat het hof van doorslaggevend belang heeft geacht dat de aangeefster de dag van het bewezen verklaarde of de dagen daaraan voorafgaand geen seksueel contact heeft gehad en daartoe de feiten heeft aangevuld. In de toelichting op het middel wordt ook elders gesteld dat het hof in strijd met het recht de feiten zou hebben aangevuld. Hiermee wordt miskend dat het in dezen om een strafzaak gaat waarop het bepaalde in art. 24 Rv niet van toepassing is. Het hof heeft zijn oordeel dat het ten laste gelegde bewezen is doen steunen op de in de aanvulling neergelegde bewijsmiddelen. Het hof heeft uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de verdachte één of meer handeling(en) heeft verricht die mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. Het hof heeft geoordeeld dat het de verklaring van de aangeefster betrouwbaar acht, waarbij het hof in aanmerking heeft genomen dat de aangeefster consistent heeft verklaard op die onderdelen waaraan zij herinneringen heeft en dat haar verklaring ten aanzien van het seksuele contact steun vindt in het deskundigenbewijs. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. Daarbij neem ik tot uitgangspunt dat het aan de feitenrechter is voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit het oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Deze beslissing inzake die selectie en waardering kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden.4.
11. Daarbij merk ik nog op dat het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat in de bemonstering van de baarmoedermond van de aangeefster bloed is aangetroffen, terwijl er bij de sporen in de onderbroek van de verdachte geen bloed is aangetroffen, niet aan een bewezenverklaring in de weg staat. Het hof heeft immers vastgesteld dat in de bemonstering van de ingang van de vagina en de vaginawand geen bloed is aangetroffen, terwijl evenmin kan worden vastgesteld of de aangeefster ten tijde van het binnendringen reeds bloedde.
12. De middelen falen.
13. Het derde middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte en zonder motivering is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging, inhoudende dat de verklaring die de verdachte op 3 juli 2008 heeft afgelegd niet voor het bewijs mag worden gebruikt omdat de verdachte voorafgaand aan dit verhoor niet is gewezen op zijn recht een advocaat te raadplegen.
14. Indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv. Indien ter zake verweer wordt gevoerd, moet de rechter beoordelen of aan het verzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt.5.
Uit de pleitnotities die de raadsman van de verdachte ten behoeve van de terechtzitting van 24 juni 2014 heeft gebruikt, blijkt dat hij aldaar een tot vrijspraak strekkend verweer heeft gevoerd. Daartoe heeft hij onder meer betoogd dat de verklaring van de verdachte die hij om 5.00 uur in de nacht van 3 juli 2008 heeft afgelegd niet voor het bewijs “mag / kan” worden gebruikt, “gegeven de Salduz jurisprudentie”. Dit kort gemotiveerde verweer was tijdens de terechtzitting in hoger beroep van 27 april 2011 voorzien van een meer uitgebreide toelichting. De raadsman heeft aldaar, aldus de pleitnotities, aangevoerd dat de verdachte niet is medegedeeld dat hij het recht had tot het raadplegen van een advocaat voorafgaand aan het verhoor van 3 juli 2008 om 5.00 uur. Ook in dat verband wees de raadsman erop dat daarmee niet in overeenstemming met de zogenoemde Salduz-jurisprudentie is gehandeld en dat de verklaring die de verdachte tijdens dat verhoor heeft afgelegd van het bewijs moet worden uitgesloten. Nu onvoldoende bewijs resteert, moet vrijspraak volgen, aldus de raadsman. Het hof heeft (een gedeelte van) de verklaring van de verdachte die tijdens het bedoelde verhoor is afgelegd als bewijsmiddel 2 in de aanvulling opgenomen.6.
15. Uit de stukken van het geding leid ik voorts af dat de verdachte op 3 juli 2008 is aangehouden en om 5.00 uur op het politiebureau is verhoord.7.De gedingstukken bevatten geen aanwijzing dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor, dat dateert van vóór de uitspraak van het Europese Hof in de zaak Salduz tegen Turkije8., in de gelegenheid is gesteld een advocaat te raadplegen, terwijl deze evenmin inhouden dat de verdachte afstand van het genoemde recht zou hebben gedaan. In zoverre heeft het hof zijn oordeel, dat de verklaring van de verdachte tegenover de politie niettemin voor het bewijs kon worden gebezigd, onvoldoende met redenen omkleed.9.Het middel klaagt daarover terecht.
16. Tot cassatie behoeft het voorafgaande naar mijn mening niet te leiden. De verklaring van de verdachte die als bewijsmiddel 2 is opgenomen is in het licht van de gehele bewijsvoering van ondergeschikte betekenis. Met weglating van bewijsmiddel 2 is de bewezenverklaring van het ten laste gelegde seksueel binnendringen van de aangeefster, van wie de verdachte wist dat zij in staat van bewusteloosheid verkeerde, toereikend gemotiveerd. Dat geldt echter niet voor het onderdeel “en over de borsten en de vagina van [slachtoffer] gewreven”. Weglating van dit onderdeel tast echter de ernst en aard van de bewezenverklaring, die is toegesneden op art. 243 Sr (seksueel binnendringen van (o.a.) een bewusteloze), niet aan. Gelet op het voorafgaande, moet worden geoordeeld dat de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing dan wel verwijzing van de zaak, opdat het in hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.10.
17. Het middel is op zichzelf terecht voorgesteld, maar kan niet tot cassatie leiden.
18. Vervolgens bevat de schriftuur een aanhef met “cassatiemiddelen”. Ik leid uit de toelichting af dat is beoogd twee middelen, die ik zal aanduiden als het vierde en het vijfde middel, voor te stellen die zien op feit 2. De middelen kunnen aldus worden begrepen, dat deze erover klagen dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd tot een bewezenverklaring is gekomen en dat het hof heeft verzuimd bepaaldelijk te beslissen op het door de verdediging uitdrukkelijk voorgedragen verweer dat de in de bewezenverklaring bedoelde foto’s geen kinderporno opleveren.
19. Het hof heeft onder 2 ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat:
2:
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 3 juli 2008, te Stavoren, in de gemeente Nijefurd, en/ofte Nice, in Frankrijk, een aantal afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken en welke afbeeldingen waren vastgelegd op een gegevensdrager, te weten op een harde schijf van een computer, telkens heeft vervaardigd en in het bezit en heeft gehad, immers heeft hij, verdachte, meermalen een meisje dat de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt geheel naakt voor een fotocamera laten poseren in een seksueel getinte houding, waarbij de nadruk op de geslachtsdelen is gelegd, bestaande die seksuele gedraging telkens uit het ruggelings met gespreide en deels opgetrokken benen naakt op bed liggen van voornoemd meisje, waardoor de schaamstreek telkens nadrukkelijk in beeld wordt gebracht (zie foto […] en […]).”
20. Voorop kan worden gesteld dat het bestanddeel 'seksuele gedraging' in art. 240b Sr niet alleen ziet op afbeeldingen van gedragingen van expliciet seksuele aard, waarbij het gaat om een gedraging die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Het bepaalde in art. 240b Sr omvat ook afbeeldingen die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin tonen, maar die, gelet op de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen, eveneens strekken tot het opwekken van seksuele prikkeling. Daarbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden 'onschuldig' zou kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.11.
21. Voor zover in de toelichting op het middel wordt geklaagd dat uit de onder 2 gerubriceerde bewijsmiddelen niet kan blijken dat de verdachte één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster, kan ik kort zijn, omdat het onder 2 bewezen verklaarde daarop geen betrekking heeft. Voor het overige kan worden verwezen naar hetgeen bij de bespreking van de eerste twee middelen is opgemerkt.
22. Voor zover het middel berust op de stelling dat de bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet dragen omdat niet is gebleken dat de verdachte het slachtoffer aanwijzingen heeft gegeven hoe zij moest gaan staan toen de bewuste foto’s zijn gemaakt, faalt het reeds omdat een dergelijke eis aan een bewezenverklaring waarin de onderdelen “laten poseren” staan vermeld niet kan worden gesteld. Daarbij komt dat de aangeefster ten aanzien van de in Stavoren en in Frankrijk gemaakte foto’s heeft verklaard dat de verdachte haar aangaf hoe zij moest liggen en hoe zij moest kijken en in dat verband de term “aanwijzingen” gebruikte (bewijsmiddel 1). Ook in de beschrijving van de foto’s wordt gerelateerd dat het meisje op de foto, te weten aangeefster, poseert in een duidelijk seksueel getinte houding.
23. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte foto’s van de aangeefster heeft gemaakt toen zij zeventien en een half jaar oud was. Op deze foto’s staat de aangeefster naakt afgebeeld, in verschillende posities. Het betreft afbeeldingen van een meisje dat naakt poseert in een seksueel getinte houding en waarbij de schaamstreek nadrukkelijk in beeld is gebracht (bewijsmiddelen 13 en 14). De foto’s zijn in de woning van de verdachte aangetroffen (bewijsmiddel 12). Aldus heeft het hof het bewezen verklaarde, dat opzet impliceert, uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden. De redenen die het hof hebben gebracht tot afwijking van het tot vrijspraak strekkende verweer liggen aldus in de bewijsvoering besloten, terwijl het hof niet was gehouden op elk detail van het verweer te responderen. Het oordeel van het hof is toereikend gemotiveerd.
24. Ook het vierde en het vijfde middel falen.
25. Het eerste, tweede, vierde en vijfde middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Het derde middel kan niet tot cassatie leiden. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
26. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑10‑2015
Pleitnotities van mr. L. Hoekstra ten behoeve van de terechtzitting in eerste aanleg van 13 maart 2009.
Pleitnotities van mr. I.J. Woltman ten behoeve van de terechtzittingen in hoger beroep van 27 april 2011 en 24 juni 2014.
Zie onder meer HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2842.
HR 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, NJ 2009/349.
Zie het citaat bij de bespreking van het eerste middel.
Proces-verbaal van aanhouding 3 juli 2008, alsmede proces-verbaal van verhoor inverzekeringstelling van 3 juli 2008.
EHRM 27 november 2008, NJ 2009/214.
Vgl. HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9838.
Vgl. HR 23 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:133, NJ 2014/197 en HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:234. Zie voorts HR 11 februari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1938, NJ 2003/262, HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9287 en HR 5 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0502.
Kamerstukken II 1994/95, 23682, nr. 5, onder 2 en HR 7 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO6446, NJ 2011, 81, m.nt. T.M.C.J. Schalken.