A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, zevende druk, 2012, p. 260.
HR, 03-05-2013, nr. 11/02313
ECLI:NL:HR:2013:BZ9287
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-05-2013
- Zaaknummer
11/02313
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BZ9287
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ9287, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑05‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ9287
ECLI:NL:PHR:2013:BZ9287, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ9287
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0204
Uitspraak 03‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging. Nu de door het Hof gebezigde bemiddelen niets inhouden waaruit kan worden afgeleid dat het in de tll. omschreven geweld is begaan tegen so. en bestond uit “het meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam van so.”, zoals is bewezenverklaard, moet worden aangenomen dat dit onderdeel van de tll. als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring is opgenomen. De HR leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag. Aangezien in die lezing de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft ’s Hofs kennelijke vergissing niet tot cassatie te leiden.
3 mei 2013
Strafkamer
nr. S 11/02313
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 2 mei 2011, nummer 21/002565-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] tegen diens lichaam is geschopt en/of getrapt.
2.2.1. Overeenkomstig hetgeen primair is tenlastegelegd is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 15 november 2009 in de gemeente Apeldoorn met anderen, op of aan de openbare weg, de Gruttersdreef, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit:
- het meermalen met kracht slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 2], en
- het meermalen met kracht slaan en/of stompen in/tegen/op het gezicht, en het lichaam van [slachtoffer 3], en
- het met kracht gooien van een flesje tegen het hoofd van [slachtoffer 3], en
- het met kracht gooien van een stoel tegen het hoofd en/of de schouder van [slachtoffer 3], en
- het meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1], en
- het met kracht knijpen in de hand van [slachtoffer 4], en
- het meermalen met kracht schoppen en/of trappen tegen de benen van [slachtoffer 4], en
- het meermalen, met kracht slaan en/of stompen in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 4]."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 zijn weergegeven.
2.3. Nu de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niets inhouden waaruit kan worden afgeleid dat het in de tenlastelegging omschreven geweld is begaan tegen [slachtoffer 1] en bestond uit "het meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1]", zoals is bewezenverklaard, moet worden aangenomen dat dit onderdeel van de tenlastelegging als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring is opgenomen. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag. Aangezien in die lezing de aard en ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft 's Hofs kennelijke vergissing niet tot cassatie te leiden.
2.4. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 mei 2013.
Conclusie 16‑04‑2013
Mr. Hofstee
Partij(en)
Nr. 11/02313
Mr. Hofstee
Zitting: 16 april 2013
Conclusie inzake:
[Verzoeker = verdachte]
1.
Verzoeker is bij arrest van 2 mei 2011 door het Gerechtshof te Arnhem wegens "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het Hof verzoeker veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis. Verder heeft het Hof de vorderingen van de twee benadeelde partijen toegewezen en daarbij aan verzoeker schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld. Daarnaast heeft het Hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 1 week gelast.
2.
Namens verzoeker heeft mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
4.
Het Hof heeft ten laste van verzoeker bewezen verklaard dat:
"primair:
hij op 15 november 2009 in de gemeente Apeldoorn met anderen, op of aan de openbare weg, de Gruttersdreef, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit:
- -
het meermalen met kracht slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 2], en
- -
het meermalen met kracht slaan en/of stompen in/tegen/op het gezicht, en het lichaam van [slachtoffer 3], en
- -
het met kracht gooien van een flesje tegen het hoofd van [slachtoffer 3], en
- -
het met kracht gooien van een stoel tegen het hoofd en/of de schouder van [slachtoffer 3], en
- -
het meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1], en
- -
het met kracht knijpen in de hand van [slachtoffer 4], en
- -
het meermalen met kracht schoppen en/of trappen tegen de benen van [slachtoffer 4], en
- -
het meermalen, met kracht slaan en/of stompen in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd en het lichaam van [slachtoffer 4]."
5.
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
" 1. een proces-verbaal van aangifte (...) voor zover inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven (pagina 92-97):
Ik woon, met mijn vrouw en dochter [slachtoffer 4], op het adres [a-straat 1] te Apeldoorn. Het betreft een hoekwoning met achter en naast het huis een tuin.
Op zondagochtend 15 november 2009 was ik thuis. Ik was ziek en lag in bed. Mijn dochter zat buiten in de tuin, samen met twee vriendinnen en een nichtje. Ze waren aan het wachten op hun vrienden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
Op een gegeven moment hoorde ik buiten in mijn tuin tumult. Ik hoorde veel geschreeuw. Ik hoorde ineens ook mijn dochter [slachtoffer 4] schreeuwen. Ik liep naar beneden.
Ik zag in de laurierkers een jongen staan. Ik hoorde hem zeggen: "Neuken, neuken" tegen die meiden. Ik hoorde mijn dochter zeggen in bewoordingen van gelijke strekking dat hij moest opdonderen en dat ze hiervan niet gediend was. Plots hierop zag ik dat diezelfde jongen met een tot vuist gebalde hand mijn dochter echt op haar gezicht sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 4] direct die jongen wegduwde en de tegenaanval opzocht. Ik hoorde dat die jongen die met [slachtoffer 4] vocht ontzettend opgefokt raakte en ik hoorde hem roepen dat zijn vrienden erbij moesten komen.
Ik zag dat meerdere jongens vanuit dezelfde richting door de bosjes in mijn tuin kwamen. Ze schreeuwden erbij en waren in mijn beleving totaal doorgedraaid. De jongen die zijn vrienden riep, bleef maar schreeuwen en slaan op [slachtoffer 4]. Ik stuurde [slachtoffer 4] direct weg naar binnen. Ik spreidde mijn armen omhoog om [slachtoffer 4] te beschermen. Ik kreeg die jongens vervolgens van mij links en rechts. Ik deinde naar achteren en voelde mij door die jongens ingesloten. Ik zag en voelde dat die jongen die [slachtoffer 4] had geslagen, mij opzettelijk met kracht van meer dan geringe betekenis, en met zijn tot vuist gebalde hand sloeg op de zijkant van mijn hoofd. Ik voelde onmiddellijk pijn hierdoor.
Hierop werd ik door die andere jongens onmiddellijk geslagen op mijn hoofd. Ik heb veel pijn ondervonden op dat moment. Ik ben meerdere keren geslagen op mijn gehele hoofd.
Diezelfde jongen die mij en [slachtoffer 4] had geslagen, dook in een soort luchtsprong met gebalde vuist op mij af, ook nog over zijn maatjes heen en ik zag dat hij richting mijn hoofd sloeg. Ik voelde dat zijn vuist met behoorlijke kracht, en de hierbij gepaard gaande agressie, tegen mijn rechter slaap van mijn hoofd dreunde.
Ik werd hierna niet meer door iedereen geslagen. Ik kreeg nog her en der klappen, maar minder.
Ik zag dat [betrokkene 1] met kracht met mijn rieten tuinstoelen aan het gooien was en dit opzettelijk deed in de richting van mij. Ik kon de stoel ontwijken door hem met mijn romp te ontwijken. Ik werd niet geraakt maar één van de jongens, [slachtoffer 3] of [slachtoffer 1], wel.
Ik werd van alle kanten geslagen.
2.
een proces-verbaal van aangifte (...) voor zover inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven (pagina 116-118):
Op zondag 15 november 2009 omstreeks 00.20 uur was ik samen met [slachtoffer 1] op weg naar drie vriendinnen die wij gingen ophalen op [a-straat 1] te Apeldoorn. Toen [slachtoffer 1] en ik ter hoogte van de woning van [slachtoffer 4] fietsten, hoorden wij een hoop geschreeuw.
Ik kreeg drie klappen in mijn gezicht. Dit gebeurde met veel kracht en met een gebalde vuist. Deze klappen kwamen drie keer kort achter elkaar. Vervolgens voelde ik een fles tegen mijn aankomen. De fles sprong kapot. Tijdens het gevecht met die jongen zag ik in een ooghoek dat [slachtoffer 1] ook met twee jongen aan het vechten was. Op een gegeven moment kwam die jongen die mij heeft geslagen, met een andere jongen op mij aflopen. Ik duwde de jongens van mij af. Direct daarna kreeg ik een stoel tegen mij aangegooid. De stoel kwam in mijn gezicht en op mijn rechterschouder.
De jongens waren zowel verbaal als fysiek erg agressief en ze bleven de confrontatie opzoeken.
3.
een proces-verbaal van aangifte (...) voor zover inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven (pagina 126-128):
Op zondag 15 november 2009 ben ik samen met [slachtoffer 3] naar de woning van mijn vriendin [slachtoffer 4] aan de [a-straat 1] gegaan.
Ik zag dat de vader van mijn vriendin [slachtoffer 4] werd geslagen. Volgens mij sloegen alle jongens hem wel maar dan om en om.
Ik hoorde ook nog een flesje langs mijn hoofd suizen en ik zag later dat het een bierflesje was. Dat flesje is op het hoofd van [slachtoffer 3] terechtgekomen.
Ik zag dat de vader van [slachtoffer 4] klappen kreeg.
Ik zag dat er vier jongens tegenover [slachtoffer 4] stonden en haar sloegen.
4.
een proces-verbaal van aangifte (...)voor zover inhoudende de aangifte van J. Harperink, zakelijk weergegeven (pagina 133-134):
Ik ben woonachtig aan de [a-straat 1] te Apeldoorn. Op zaterdag 15 november 2009 had ik een paar vriendinnen uitgenodigd en mijn nichtje. We zouden opgehaald worden door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]. We zaten in de achtertuin onder de carport.
Toen ik jongen 1 had geduwd, zag ik dat er opeens meerdere jongens vanaf het fietspad onze tuin in kwamen.
Er stonden een aantal jongens bij die mij aan het duwen waren.
Ik zag een aantal jongens rondom mijn vader staan. Ik zag dat zij aan het schreeuwen waren en dat ze mijn vader duwden. Ik ben erop afgelopen en ik heb één van de jongens weggeduwd. Deze jongen pakte hierop mijn rechterhand vast en ik voelde dat hij heel hard kneep. Dat deed pijn en ik kon mijn hand haast niet meer terugkrijgen. Toen dat wel het geval was voelde ik dat ik door deze jongen werd getrapt tegen mijn linkerbeen.
Na de trap stonden er meer jongens, ik denk wel vier, om mij heen en kreeg ik weer één of twee trappen. Ik zag dat jongen 1 mij ook een trap gaf tegen mijn linkerscheenbeen. Ook voelde ik dat ik werd geslagen in mijn gezicht. Ik werd geraakt op mijn rechterwang en op mijn voorhoofd. Ik voelde dat ik op mijn voorhoofd werd geraakt met een vuist.
5.
een proces-verbaal van verhoor (...) voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 1], zakelijk weergegeven (pagina 40):
Ik hoorde geschreeuw vanuit een tuin van een woning aan de [a-straat] die de tuin aan de zijde van het fietspad heeft. Ik ben samen met de anderen gaan kijken en ik ben de tuin ingelopen. Een stuk van de tuin was niet afgesloten en ik kon zo de tuin in lopen.
Toen ze mijn richting op kwamen heb ik een stoel die in de tuin stond gepakt en die heb ik in de richting van de anderen gegooid. Het zou best wel kunnen dat ik iemand heb geraakt.
6.
een proces-verbaal van verhoor (...) voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 2], zakelijk weergegeven (pagina 58-60):
Als u mij vraagt of dit van zaterdag 14 op zondag 15 november 2009 geweest kan zijn dan zeg ik dat dit wel mogelijk is.
Ik raakte die vader met mijn vuist op zijn gezicht. Toen ik in de struiken stond, stond er nog een jongen naast mij. Die jongen heeft later wel in het gevecht klappen uitgedeeld.
Ik schreeuwde en hierop zijn de jongens die zich achter mij bevonden vanaf het Kanaal op mij af gekomen. Ik heb gezien dat zij hun capuchon op hun hoofd droegen. Ik zag en hoorde dat die jongens vanuit de groep waar ik deel vanuit maakte de tuin in renden en begonnen te vechten met die vader en die twee jongens. Ik zag dat een van die twee jongens welke behoorde bij die vader, een jongen uit mijn groep sloeg. Dat was een jongen met bruin haar. Ik duwde die jongen met de bruine haren op de grond.
Ik rende direct hierna naar die vader toe, omdat ik verhaal wilde halen bij die man. Ik heb die vader een paar keer geduwd.
7.
een proces-verbaal van verhoor (...)voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina's 76-78):
- U.
vertelt mij dat ik word verdacht van een openlijke geweldpleging die ik samen met andere jongens zou hebben gepleegd. Ik wil verklaren over wat er is gebeurd op 15 november 2009. Met zijn allen zijn we de tuin ingelopen.
Vanuit mijn groep werd er opruiend geschreeuwd. Ik heb een paar keer geduwd en een schop uitgedeeld. Ik heb daar een van de twee jongens geraakt.
8.
een proces-verbaal van (...) voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 81):
Ik heb in die tuin alleen geschopt.
9.
een proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof van 18 april 2011, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina 2):
Ik ben op 15 november 2009 in de tuin van [slachtoffer4] geweest. Eén van die andere jongens, [slachtoffer 3] of [slachtoffer 1], kwam op mij af en ik viel op de grond. Later heb ik hem onderuit getrapt."
6.
Vooropgesteld dient te worden dat in cassatie niet wordt onderzocht of de feitenrechter terecht tot een bewezenverklaring is gekomen en evenmin of de Hoge Raad zelf het tenlastegelegde feit zou hebben bewezen geacht op grond van het in de bestreden uitspraak gepresenteerde bewijsmateriaal.1. Wel toetst de Hoge Raad uiteraard of de bewezenverklaring uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
7.
Voor zover het middel berust op de opvatting dat uit de aan de bewezenverklaring ten grondslag gelegde bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat verzoeker zelf meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt, faalt het vanwege een onjuiste rechtsopvatting. Bij een op art. 141 Sr toegesneden bewezenverklaring is immers toereikend dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het bewezenverklaarde geweld heeft geleverd. Gelet op de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen kan zonder meer worden gezegd dat verzoeker in die zin aan het toegepaste geweld heeft bijgedragen.
8.
Meer aandacht verdient echter de klacht dat het bewezenverklaarde "schoppen en/of trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1]" niet als onderdeel van het in vereniging gepleegde geweld uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan volgen. Met betrekking daartoe heeft de steller van het middel een punt. Het "schoppen en/of trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1]" kan inderdaad niet uit die bewijsmiddelen volgen. Een onderzoek achter de papieren muur maakt dit niet anders. Lezing van het complete proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] en van de andere integrale processen-verbaal wijzen niet op het "schoppen en/of trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1]".
- 10.
Het middel slaagt.2.
- 11.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
- 12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑04‑2013
Ingeval van onvolkomenheden als de onderhavige in de bewezenverklaring pleegt de Hoge Raad te casseren en de zaak naar het Hof terug te wijzen. Niettemin heb ik mij afgevraagd of deze zaak zich niet kan lenen voor een andere wijze van afdoening. In het bestreden arrest heeft het Hof onder het hoofd 'Oplegging van straf en/of maatregel' onder meer overwogen dat de voorwaardelijke straf is opgelegd om verzoeker ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij heeft het Hof mede in aanmerking genomen dat verzoeker zich heeft schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen personen, nu verzoeker en zijn mededaders meerdere personen hebben geslagen en geschopt. Deze strafmotivering blijft lijkt mij ook na het wegstrepen van het bedoelde onderdeel van de bewezenverklaring staan. Zo beschouwd zou kunnen worden gezegd dat verzoeker belang bij cassatie ontbeert. Wellicht kan voor dit praktische standpunt een aanknopingspunt worden gevonden in het arrest van HR 11 september 2012, LJN BX0132 over art. 80a RO (rov. 2.2.5).