Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/1027
Onrechtmatige daad. Aansprakelijkheid jegens Staat wegens verlenen medewerking aan belastingontduiking?; legaliteitsbeginsel.
HR 04-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1579
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 november 2022
- Magistraten
Mrs. C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma
- Zaaknummer
21/01169
- Conclusie
A-G mr. G. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1579, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:102, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑03‑2021
- Wetingang
Art. 104 Grondwet; art. 6:162 BW
Essentie
Onrechtmatige daad. Aansprakelijkheid jegens Staat wegens verlenen medewerking aan belastingontduiking?; legaliteitsbeginsel.
Samenvatting
Ingevolge art. 104 Grondwet worden belastingen van het Rijk geheven uit kracht van een wet. Het aldus op het gebied van de belastingheffing tot uitdrukking gebrachte legaliteitsbeginsel strekt ter bescherming van de burger. In overeenstemming met dit beginsel vindt de belastingheffing plaats op grondslag van publiekrechtelijke wetgeving, voor zover hier van belang opgenomen in de AWR (vgl. HR 8 mei 1998, NJ 1998/890, m.nt. A.R. Bloembergen). De opvatting van het middel is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.