Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 801
Vervolgingsuitlevering aan VS ter zake van in Irak gepleegde strafbare feiten.
HR 05-09-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY3440
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 september 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00602/06U
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AY3440
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AY3440, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AY3440, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑09‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑03‑2006
- Wetingang
Uitleveringsverdrag Ned-VS van Amerika art. 2; Verdrag ter bestrijding van terroristische bomaanslagen art. 2; Verdrag ter bestrijding van terroristische bomaanslagen art. 19 lid 2; Eerste aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten art. 1 lid 4; Eerste aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten art. 43; UW art. 5
Essentie
Vervolgingsuitlevering aan VS ter zake van in Irak gepleegde strafbare feiten.
De aard van het uitleveringsrecht verzet zich ertegen dat de rechter ten aanzien van de dubble strafbaarheid onderzoek doet naar het bestaan van enige bijzondere omstandigheid, die tot gevolg zou moeten hebben dat het wettelijk voorschrift waarbij het feit waarvoor de uitlevering is verzocht, strafbaar is gesteld, buiten toepassing moet blijven. Hetzelfde geldt voor het onderzoek naar een omstandigheid op grond waarvan de in art. 2, lid 3, onder a Uitleveringsverdrag Ned.-USA bedoelde rechtsmacht zou ontbreken. Ontoelaatbaar verklaring op grond van een dergelijke omstandigheid is alleen mogelijk, indien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.