Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/169
OM-cassatie. Niet onjuist oordeel dat verbale bedreiging niet in redelijkheid vrees kon doen ontstaan dat betrokkenen het leven zouden kunnen verliezen.
HR 24-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:91
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 januari 2023
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/03845
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:91, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1101, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑03‑2020
- Wetingang
Art. 285 lid 1 Sr
Essentie
OM-cassatie. Het oordeel dat de verbale bedreiging bij de betrokkenen niet zonder meer in redelijkheid de vrees kon doen ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen, is niet onjuist en ook niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit NJ 2005/448 ten aanzien van de vereisten voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling.
Het oordeel van het hof dat de verbale bedreiging bij de betrokkenen niet zonder meer in redelijkheid de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.