Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/689
Medeplegen winkeldiefstal, art. 311 lid 1 onder 4° Sr. Heeft hof op tz. in h.b. zaak tegen verdachte en zaak tegen medeverdachte ten onrechte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld, nu p-v van die tz. inhoudt dat hetgeen in zaak van medeverdachte voorvalt en relevant is voor zaak van verdachte in p-v zal worden gerelateerd? HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 15-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:940
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/05674
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:940, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:383, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑04‑2021
Essentie
Medeplegen winkeldiefstal, art. 311 lid 1 onder 4° Sr. Heeft hof op tz. in h.b. zaak tegen verdachte en zaak tegen medeverdachte ten onrechte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld, nu p-v van die tz. inhoudt dat hetgeen in zaak van medeverdachte voorvalt en relevant is voor zaak van verdachte in p-v zal worden gerelateerd? HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/05674
Datum 15 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2019, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.