Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/1.3
1.3 Concordantie van wetgeving
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS449986:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor de periode voordien: Kunst 1973, p. 10-14.
Immink 1900, Voorbericht, p. III en Inleiding, p. II. In Nederlands-Indië gold het concordantiebeginsel slechts voor Europeanen: art. 75 Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, Staatsblad 1854 no. 2, Nederlandsch-Indisch Staatsblad 1855 no. 1 en 2; art. 131 Wet op de Staatsinrichting van Nederlandsch-Indië, Nederlandsch-Indisch Staatsblad 1925 no. 415 en 577.
De Gaay Fortman, 1938, p. 750.
Het stond in zijn oude vorm ook in art. 120 Wet op de Staatsinrichting van Curnao, PB 1936 no.
Het staat evenmin in het ontwerp-Staatsregeling van Curacao of het ontwerp-Staatsregeling van Sint Maarten.
Van der Hansz 1984, p. VI.
Zie voor een literatuuroverzicht: Bongenaar 1989, p. 13-14. Verder: Haak 1990, p. 3; Remmelink 1990, p. 7. Kunneman 1990 bepleitte dat voor de komende decennia zou worden gekozen voor een zekere mate van concordantie.
De Boer 2001; De Boer 2005.
Vanaf de eerste codificatiepogingen gold voor alle Nederlandse koloniën het beginsel van concordantie van wetgeving.1In Nederlands-Indië werd in 1817 een opdracht verstrekt om een algemene regeling van het justitie- en politiewezen te ontwerpen, maar nog geen wetboeken, want die van Nederland waren nog niet vastgesteld en die van Nederlands-Indië zouden zo veel mogelijk daarmee in verband moeten worden gebracht.2 Ook in de kolonie Curaçao gold dit beginsel bij de eerste codificatiepogingen. In het zogenaamde ontwerp-Pahud uit 1851 is het te vinden.3In het Regeringsreglement van 1865 is bepaald dat onder meer het burgerlijk recht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht en de strafvordering zo veel mogelijk overeenkomstig de in Nederland bestaande wetten door koloniale verordeningen worden geregeld (art. 138). De Antilliaanse wetboeken van 1869 vertonen dan ook zeer grote gelijkenis met de Nederlandse wetboeken van 1838.
Het beginsel van concordantie van wetgeving is thans neergelegd in art. 39 lid 1 Statuut en in art. 98 lid 1 Staatsregeling van de Nederlandse Antillen.4 Het beginsel is niet vermeld in de Staatsregeling van Aruba. Dit werd naast de vermelding in het Statuut niet nodig geacht.5 Het beginsel heeft in het Statuut een ander karakter gekregen dan het voordien had: het betreft thans vrijwillige samenwerking van autonome landen op basis van reciprociteit. In art. 39 lid 2 Statuut (en in art. 98 lid 2 Staatsregeling van de Nederlandse Antillen) is overleg voorgeschreven bij ingrijpende wijzigingen.
In de jaren zeventig tot en met negentig waren er in de Nederlandse Antillen en Aruba geen concrete plannen om de Nederlandse hercodificatie van het burgerlijk recht in enigerlei vorm te volgen, omdat de blikken waren gericht op de toekomstige onafhankelijkheid.
P-G Berger schreef in 1984 dat de concordantie van wetgeving geleidelijk aan illusoir was geworden.6 ook anderen waren die mening toegedaan.7 Sindsdien is in de Nederlandse Antillen en Aruba echter weer concordante wetgeving tot stand gekomen. Nadat in 2001 en 2002 de nieuwe Burgerlijke Wetboeken in werking zijn getreden en in 2005 het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zijn op vele gebieden van het civiele recht Landsverordeningen en ontwerpen tot stand gebracht.8