RvdW 2023/846:Feitelijke aanranding van eerbaarheid (meermalen gepleegd) met 16-jarige jongen in zwembad door 26-jarige verdachte, art. 246 Sr. Vrijspraak in eerste aanleg. Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt t.a.v. betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van getuigenverklaring, art. 359 lid 2 Sv. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Mede gelet op bewijsoverwegingen heeft hof op uos gerespondeerd. ’s Hofs verwerping van dat standpunt is niet onbegrijpelijk en ook overeenkomstig art. 359 lid 2 Sv toereikend gemotiveerd. Hof heeft expliciet overwogen dat het van oordeel is dat getuige heeft verklaard over wat hij zelf heeft waargenomen en dat van enige vorm van beïnvloeding van deze verklaring door vader van aangever niet is gebleken. Voorts heeft hof overwogen dat verklaring van getuige niet één op één overeenkomt met verklaring van aangever. Daarmee heeft hof tot uitdrukking gebracht dat verklaring authentiek, betrouwbaar en geloofwaardig is. Dat getuige niet op eerder moment, namelijk tijdens ‘informatief gesprek zeden’, heeft verklaard over ontuchtige bejegening van verdachte richting aangever, dicht hof niet onbegrijpelijk toe aan feit dat het tijdens dat gesprek ging over wat er met getuige zelf was voorgevallen. Tot nadere motivering van zijn beslissing was hof niet gehouden. Volgt verwerping.