Waarde en erfrecht
Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/5.8.3.3:5.8.3.3 De toerekening bij een verkrijging krachtens erfrecht onder bewind
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/5.8.3.3
5.8.3.3 De toerekening bij een verkrijging krachtens erfrecht onder bewind
Documentgegevens:
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS619213:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals in paragraaf 8.3.1 betoogd kunnen ‘Beschwerungen’, waaronder ook een testamentair bewind (art. 4:153 e.v. BW) kan worden begrepen, de waarde van een verkrijging krachtens erfrecht (negatief) beïnvloeden, hetgeen ook van belang is voor de toerekening daarvan op de legitieme portie (art. 4:71 BW).1 De impact van het bewind op de waarde van de verkrijging krachtens erfrecht dient, bij gebreke van een wettelijke regeling, mijns inziens met dezelfde objectieve maatstaf te worden vastgesteld, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, als waarmee de waardedruk van andere bezwaringen wordt vastgesteld. Voor de goede orde zij opgemerkt dat een testamentair bewind zowel in art. 4:72 als in art. 4:73 BW in beginsel tot een inferieure verkrijging leidt. Door bij het bewind (terecht) een of beide gronden als bedoeld in art. 4:75 lid 1 BW op te nemen, kan worden afgeweken van de hoofdregel uit de beide voormelde artikelen dat een legitimaris het bezwaar van het bewind niet hoeft te aanvaarden.2 De verkrijging krachtens erfrecht onder een bewind is door het opnemen van de bedoelde gronden superieur geworden; de waarde daarvan wordt – bij verwerping van de verkrijging – toegerekend op de legitieme portie, zij het met de bijzondere toerekenregeling van art. 4:75 BW.
De toerekenregeling bij een bewind op een verkrijging krachtens erfrecht ziet er naar mijn mening schematisch als volgt uit:
I. Het bewind vermeldt geen grond of een andere dan in art. 4:75 lid 1 BW
De legitimaris accepteert de met het bewind bezwaarde verkrijging krachtens erfrecht: de waarde van deze verkrijging wordt op de legitieme portie toegerekend met inachtneming van de waardedrukkende invloed van het bewind.3
De legitimaris verwerpt – tijdig – de erfrechtelijke verkrijging: er vindt geen toerekening plaats (art. 4:72 en art. 4:73 BW).
II. Het bewind vermeldt een grond als bedoeld in art. 4:75 lid 1 BW
De legitimaris verwerpt de erfrechtelijke verkrijging: de waarde van deze verkrijging wordt op de legitieme portie toegerekend (art. 4:71 BW) zonder rekening te houden met het waardedrukkende effect van het bewind (art. 4:75 lid 5 BW).
De legitimaris accepteert de erfrechtelijke verkrijging:
De legitimaris betwist de juistheid van de vermelde grond niet:de waarde van de erfrechtelijke verkrijging wordt op de legitieme portie toegerekend (art. 4:71 BW) zonder rekening te houden met het waardedrukkende effect van het bewind (art. 4:75 lid 5 BW).
De legitimaris betwist de juistheid van de vermelde grond (art. 4:75 lid 2 BW):
de grond is juist:dewaardevandeverkrijgingkrachtenserfrecht wordt op de legitieme portie toegerekend zonder rekening te houden met het waardedrukkende effect van het bewind;
de grond is onjuist:
de legitimaris verklaart niet dat hij zijn legitieme in geld wenst te ontvangen: de waarde van de verkrijging krachtens erfrecht wordt op de legitieme portie toegerekend met inachtneming van de waardedruk-kende invloed van het bewind (art. 4:75 lid 5 BW);4
de legitimaris verklaart – tijdig – dat hij zijn legitieme wel in geld wenst te ontvangen: de waarde van de bedoelde erfrechtelijke verkrijging wordt op de legitieme portie toegerekend zonder rekening te houden met het waardedrukkende effect van het bewind.
Uit het schema blijkt onder meer dat, indien de gronden als bedoeld in art. 4:75 lid 1 BW bij het bewind opgenomen zijn, de waarde van een verkrijging krachtens erfrecht op de legitieme portie wordt toegerekend zonder inachtneming van het waardedrukkende effect van het bewind. Dit kan in beginsel leiden tot een lager legitimair tekort. Het bewind mét bedoelde gronden pakt voor een legitimaris derhalve altijd ongunstig uit: óf hij is aan het bewind gebonden, óf hij belandt in de ongunstige toerekenregeling. Indien bij de toerekening wel met de waardedrukkende invloed van het bewind rekening wordt gehouden, zal mijns inziens een (objectieve)maatstaf voor de bepaling van de impact daarvan op de waarde van de erfrechtelijke verkrijging gehanteerd dienen te worden. Dit past binnen de legitiemeregeling.