RvdW 2021/680:Als aanvulling a.b.i. art. 365a lid 2 Sv niet bij vaststelling daarvan wordt ondertekend, mag die ondertekening ook op later moment plaatsvinden. Voorkeur heeft dat ondertekening plaatsvindt in de vorm van afzonderlijke, door een van de rechters die verkort vonnis of arrest hebben gewezen of bij hun ontstentenis door voorzitter van het gerecht, ondertekende verklaring. Middel mist feitelijke grondslag. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. Samenhang met 20/00626 en 20/00627 P.