Einde inhoudsopgave
Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961
Artikel 49 Voorbehouden van tijdelijke aard
Geldend
Geldend vanaf 13-12-1964
- Bronpublicatie:
30-03-1961, Trb. 1963, 81 (uitgifte: 19-06-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-12-1964
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-08-1965, Trb. 1965, 136 (uitgifte: 13-08-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een Partij kan zich ten tijde van de ondertekening, bekrachtiging of toetreding het recht voorbehouden tijdelijk op elk van haar gebieden het volgende toe te laten:
- (a)
het gebruik van opium voor quasi-geneeskundige doeleinden;
- (b)
opiumschuiven;
- (c)
het kauwen van cocabladeren;
- (d)
het gebruik van cannabis, cannabishars, extracten en tincturen van cannabis voor niet-geneeskundige doeleinden; en
- (e)
de produktie en vervaardiging van en de handel in de onder (a) t/m (d) bedoelde verdovende middelen voor de daarin vermelde doeleinden.
2.
De voorbehouden krachtens lid 1 zijn onderworpen aan de volgende beperkingen:
- (a)
de in lid 1 vermelde handelingen zijn slechts toegestaan voor zover zij in de gebieden ten aanzien waarvan het voorbehoud is gemaakt van oudsher gebruikelijk en op 1 januari 1961 geoorloofd waren;
- (b)
uitvoer van de in lid 1 bedoelde verdovende middelen voor de daarin vermelde doeleinden is niet toegelaten voor een Staat die geen Partij is bij dit Verdrag of aan een gebied waarop dit Verdrag niet van toepassing is krachtens artikel 42;
- (c)
slechts die personen mogen opium schuiven die als zodanig door de bevoegde autoriteiten op 1 januari 1964 waren geregistreerd;
- (d)
het gebruik van opium voor quasi-geneeskundige doeleinden moet zijn afgeschaft binnen vijftien jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag als voorzien in lid 1 van artikel 41;
- (e)
het kauwen van cocabladeren moet zijn afgeschaft binnen vijfentwintig jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag als voorzien in lid 1 van artikel 41;
- (f)
het gebruik van cannabis voor andere dan geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden moet zo spoedig mogelijk worden beëindigd maar in elk geval binnen vijfentwintig jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag als voorzien in lid 1 van artikel 41;
- (g)
de produktie en de vervaardiging van en de handel in de in lid 1 bedoelde verdovende middelen voor elk der daarin genoemde handelingen moeten worden verminderd en tenslotte afgeschaft gelijktijdig met de vermindering en afschaffing van die handelingen.
3.
Een Partij die een voorbehoud maakt krachtens lid 1 dient:
- (a)
in het jaarverslag aan de Secretaris-Generaal overeenkomstig artikel 18, lid 1(a), een uiteenzetting te geven van de in het voorafgaande jaar gemaakte vorderingen ten aanzien van de afschaffing van het gebruik, de produktie, vervaardiging of handel als bedoeld in lid 1; en
- (b)
het Comité afzonderlijke ramingen ( artikel 19) en statistieken ( artikel 20) te doen toekomen op de wijze en in de vorm door het Comité voorgeschreven met betrekking tot de handelingen ten aanzien waarvan een voorbehoud werd gemaakt.
4
(a)
Indien een Partij die een voorbehoud maakt krachtens lid 1 de volgende gegevens niet verstrekt:
- (i)
het in lid 3(a) bedoelde verslag, en wel binnen zes maanden na het verstrijken van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben;
- (ii)
de in lid 3(b) bedoelde ramingen, en wel binnen drie maanden na de door het Comité voor dat doel overeenkomstig artikel 12, lid 1, vastgestelde datum;
- (iii)
de in lid 3(b) bedoelde statistieken, en wel binnen drie maanden na de datum waarop zij overeenkomstig artikel 20, lid 2, dienen te worden verstrekt,
geeft het Comité of de Secretaris-Generaal, al naar de omstandigheden, aan de betrokken Partij kennis van de vertraging en verzoekt daarbij toezending van die gegevens binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van die kennisgeving.
(b)
Indien de Partij nalaat binnen deze termijn te voldoen aan het verzoek van het Comité of de Secretaris-Generaal, houdt het desbetreffende krachtens lid 1 gemaakte voorbehoud op van kracht te zijn.
5.
Een Staat die voorbehouden heeft gemaakt kan deze voorbehouden te allen tijde door middel van een schriftelijke kennisgeving geheel of gedeeltelijk intrekken.