Het arrest vermeldt dat het is gewezen door de economische kamer van het Gerechtshof Den Haag. Zie daarover het eerste middel.
HR, 06-04-2021, nr. 19/05831
ECLI:NL:HR:2021:500
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-04-2021
- Zaaknummer
19/05831
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:500, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑04‑2021; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:347
ECLI:NL:PHR:2021:347, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑02‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:500
- Vindplaatsen
RvdW 2021/465
Uitspraak 06‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Feitelijk leidinggeven aan medeplegen van doen van onjuiste aangifte loonbelasting door rechtspersoon (meermalen gepleegd), art. 69.2 AWR. 1. Absolute competentie, bevoegdheid economische kamer in hoger beroep. Kon zaak in h.b. worden behandeld door economische kamer van hof, nu aan verdachte alleen commune delicten ten laste zijn gelegd en zaak in e.a. is behandeld door meervoudige strafkamer van Rb? 2. Bewijsklacht m.b.t. feitelijk leidinggeven. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/05942 E.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/05831 E
Datum 6 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 17 december 2019, nummer 22-005818-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2021.
Conclusie 16‑02‑2021
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Feitelijk leidinggeven aan medeplegen van doen van onjuiste aangifte loonbelasting door rechtspersoon (meermalen gepleegd), art. 69.2 AWR. 1. Absolute competentie, bevoegdheid economische kamer in hoger beroep. Kon zaak in h.b. worden behandeld door economische kamer van hof, nu aan verdachte alleen commune delicten ten laste zijn gelegd en zaak in e.a. is behandeld door meervoudige strafkamer van Rb? 2. Bewijsklacht m.b.t. feitelijk leidinggeven. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/05942 E.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/05831 E
Zitting 16 februari 2021 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
B. [betrokkene 2] Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 17 december 2019 door het Gerechtshof Den Haag wegens 3 subsidiair ‘medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’, veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.1.
2. Er bestaat samenhang met zaak 19/05942. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel klaagt dat de zaak in hoger beroep ten onrechte is behandeld en berecht door de economische kamer van het hof. In de toelichting wordt aangevoerd dat Uw Raad strikt vasthoudt aan het in de artikelen 52 WED en 64 Wet RO ‘gegeven bevoegdheidscriterium, inhoudende dat de bevoegdheid van de economische kamer in hoger beroep enkel afhankelijk is van de vraag of vonnis is gewezen door de economische kamer van de rechtbank’. Daarbij wijst de steller van het middel op HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1182.
5. Ingevolge art. 38, eerste lid, WED is de kennisneming van economische delicten in eerste aanleg ‘bij uitsluiting opgedragen aan de rechtbank. Economische delicten worden behandeld en beslist door de economische kamers van de rechtbank, bedoeld in artikel 52 van Wet op de rechterlijke organisatie’. Die economische kamers behandelen en beslissen ingevolge art. 39, eerste lid, WED ‘ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van die strafbare feiten en die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten, en die strafbare feiten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die economische delicten’. Daarnaast is berechting door een andere dan de economische kamer ingevolge art. 39, tweede lid, WED mogelijk ‘indien economische delicten zijn begaan in samenhang met een of meer strafbare feiten, niet zijnde economische delicten waarvan de rechtbank bevoegd is kennis te nemen en die economische delicten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die andere strafbare feiten’. De competentieregeling in hoger beroep is in art. 52 WED terug te vinden: ‘De economische kamers van de gerechtshoven, bedoeld in artikel 64 van de Wet op de rechterlijke organisatie, behandelen en beslissen uitsluitend zaken waarin door de economische kamers van de rechtbanken vonnis is gewezen.’2.
6. In het door de steller van het middel genoemde HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1182 was aan de verdachte tenlastegelegd (primair) valsheid in geschrift en (subsidiair) het gebruik maken of voorhanden hebben van een vals of vervalst geschrift. Het eerste middel klaagde dat een economische kamer van het gerechtshof had geoordeeld over een strafbaar feit dat geen economisch delict is, terwijl niet aan de voorwaarden van art. 39 WED was voldaan. Bovendien was de verdachte gedagvaard voor de gewone strafkamer van het hof en had de economische kamer over de zaak geoordeeld. A-G Machielse besprak de historische ontwikkeling van de competentieregeling betreffende economische delicten. De wettelijke regeling ging aanvankelijk van een strikte scheiding uit, waarbij de economische kamer alleen bevoegd was inzake economische delicten. Die regeling is in de jaren ’80 en daarna versoepeld. Machielse was van oordeel dat het middel faalde. Hij wees erop dat de raadsheren die in hoger beroep de economische strafkamer vormden ‘klaarblijkelijk in dezelfde combinatie’ ook optraden als gewone meervoudige strafkamer van het hof. Onder die omstandigheden zou ‘geen enkel redelijk belang van verdachte’ gediend zijn bij vernietiging van het arrest (randnummer 3.8). Uw Raad stelde vast dat de verdachte blijkens de stukken van het geding in eerste aanleg was gedagvaard voor de meervoudige economische kamer van de Rechtbank Dordrecht, en dat ingevolge art. 52 WED in verbinding met art. 64 RO de gerechtshoven in hoger beroep de zaken beslissen ‘waarin door de economische kamers van de rechtbanken vonnis is gewezen’. Dit betekent dat de strafzaak in hoger beroep kon worden behandeld en beslist door de meervoudige economische kamer van het Hof’. Het middel was tevergeefs voorgesteld.
7. De economische kamer van de rechtbank was in dit geval niet bevoegd van de zaak kennis te nemen. Doorenbos leidt uit het arrest af ‘dat ingeval de economische kamer van het gerechtshof constateert dat de economische kamer van de rechtbank onbevoegd was ter zake van een commuun delict, dit niet betekent dat (ook) de economische kamer van het hof onbevoegd is’.3.Daarmee is evenwel niet gezegd tot welke einduitspraak het gerechtshof in een dergelijk geval dient te komen. In de volgorde van de vragen die een strafkamer in hoger beroep heeft te beantwoorden, dient zij eerst te beoordelen of zij bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen.4.Vervolgens dient de strafkamer te beoordelen of de rechter in eerste aanleg zich terecht bevoegd heeft geacht. Indien dat niet het geval is, dient het gerechtshof de rechter in eerste aanleg onbevoegd te verklaren.5.Dat cassatie achterwege bleef, zou zo bezien kunnen samenhangen met de omstandigheid dat het middel er slechts over klaagde dat de economische kamer van het gerechtshof bevoegd was van het hoger beroep kennis te nemen. Onbevoegdheid van de (economische) kamer in eerste aanleg was in 2013 in ieder geval geen grond voor ambtshalve cassatie.
8. In de onderhavige strafzaak zijn aan de verdachte in eerste aanleg alleen commune misdrijven tenlastegelegd. De tenlastelegging betrof, kort gezegd, in (1) art. 225 Sr; (2) de artikelen 197a en 197b Sr en (3) art 69 AWR strafbaar gestelde feiten. De ‘meervoudige strafkamer’ van de Rechtbank Den Haag sprak in haar vonnis van 21 december 2016 de verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair, het onder 2 primair en het onder 3 primair ten laste gelegde en veroordeelde de verdachte wegens het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde. In hoger beroep was gelet op art. 404, vijfde lid, Sv alleen het onder 2 en 3 tenlastegelegde aan het oordeel van het hof onderworpen. Het arrest van het hof vermeld dat het is gewezen door de ‘economische kamer’. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 december 2019 houdt ook in dat de (inhoudelijke) behandeling heeft plaatsgevonden voor de ‘economische kamer’ van het hof. Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting waarop het arrest is uitgesproken van 17 december 2019 houdt in dat de uitspraak is gedaan door de ‘meervoudige kamer voor strafzaken’ van het hof. Indien er vanuit moet worden gegaan dat daadwerkelijk arrest is gewezen door de economische strafkamer van het gerechtshof, zou dat in strijd zijn met de competentieregeling van art. 52 WED, zo signaleert de steller van het middel terecht.
9. Uw Raad heeft eerder echter wel aangenomen dat van een misslag sprake was, toen ten onrechte niet was vermeld dat de zaak door een economische strafkamer was berecht. In HR 23 januari 1968, ECLI:NL:HR:1968:AB5670, NJ 1968/95 was de verdachte, zo kon uit het van de zitting opgemaakte proces-verbaal worden afgeleid, wegens een economisch delict veroordeeld door de (gewone) politierechter. Uw Raad leidde uit (1) de omstandigheid dat de verdachte was gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de economische politierechter, (2) de omstandigheid dat Uw Raad ambtshalve bekend was dat de behandelend rechter lid was van de enkelvoudige economische kamer van de betreffende rechtbank en (3) het parketnummer van de inleidende dagvaarding (E 1911/66) af ‘dat ‘tengevolge van een abuis’ was nagelaten in het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg, ‘voor welk p.-v. een gedrukt formulier is gebezigd’, voor het woord ‘Politierechter’ in te voegen ‘Economische’.
10. Ik attendeer voorts op HR 31 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8322, NJ 2006/602. Daarin waren op de inleidende dagvaarding louter economische delicten vermeld. De zaak was, in overeenstemming met die dagvaarding, in eerste aanleg evenwel behandeld door een gewone strafkamer. Het hof stelde vast dat de rechters die het vonnis hadden gewezen ook deel uitmaakten van de economische kamer. En dat een mailbericht van de voorzitter van de strafsector inhield dat hen was ‘opgedragen als lid van de meervoudige economische strafkamer te fungeren’. A-G Vellinga ging er tegen die achtergrond vanuit dat het oordeel van het hof over de bevoegdheid van de rechtbank aldus moest worden begrepen ‘dat het proces-verbaal van de terechtzitting van de behandeling in eerste aanleg en het vonnis bij vergissing niet vermelden dat de zaak is behandeld en beslist door de economische strafkamer van de Rechtbank’. Dat oordeel was volgens Vellinga in het licht van het bepaalde in art 39 lid 1 (oud) WED en de inhoud van het door het Hof aangehaalde mailbericht niet onbegrijpelijk. Uw Raad deed het middel af met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering.
11. In de onderhavige zaak gaat het, anders dan in de arresten uit 1968 en 2006, om een foutieve aanduiding van de rechter die de zaak in hoger beroep heeft berecht. Dat staat er evenwel niet aan in de weg dat in beginsel dezelfde benadering kan worden gevolgd. Gelet op de omstandigheden dat (1) aan de verdachte alleen commune misdrijven ten laste zijn gelegd, (2) het vonnis in eerste aanleg is gewezen door de ‘meervoudige strafkamer’ van de rechtbank, (3) het parketnummer (09-997165-11) niet op een economische strafzaak duidt; (4) in hoger beroep blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal uitspraak is gedaan door de ‘meervoudige kamer voor strafzaken’, meen ik dat in het arrest en in het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van een kennelijke misslag sprake is. Daarbij teken ik nog aan dat uit gepubliceerde rechtspraak volgt dat de drie raadsheren die het onderhavige arrest hebben gewezen (mr. H.C. Plugge, mr. S.A.J. van ’t Hul en mr. M.A.J. van de Kar) voor en na het bestreden arrest als raadsheer van de meervoudige kamer voor strafzaken fungeerden.6.
12. Het middel gaat er mede in dat licht ten onrechte vanuit dat de zaak in hoger beroep niet is behandeld door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof en faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.
13. Ik wijs er nog op dat er slechts geringe afwijkingen zijn tussen het procesrecht in economische strafzaken en het reguliere strafprocesrecht. Die afwijkingen hebben alleen betrekking op de berechting in eerste aanleg7.en spelen in de praktijk een zeer beperkte rol.8.In de onderhavige zaak kunnen deze afwijkingen – bij de berechting in hoger beroep - geen rol hebben gespeeld.9.Voor zover daar in dit verband bij het al dan niet aannemen van een kennelijke misslag betekenis aan wordt gehecht, kan derhalve worden vastgesteld dat de verdachte niet in zijn belangen kan zijn geschaad.10.Vermelding verdient in dat verband ook dat de verdachte in hoger beroep niet is gedagvaard voor de economische kamer en dat noch de verdachte, noch de raadsvrouw van de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting een opmerking heeft gemaakt over de omstandigheid dat de zaak in hoger beroep is behandeld door de economische strafkamer.
14. Enige reden tot aarzeling geeft wellicht de stand van zaken inzake de economische raadkamer in strafzaken. Tot 1 januari 1994 bepaalde art. 46 WED dat in zaken betreffende economische delicten een meervoudige economische kamer als raadkamer optrad (behoudens twee uitzonderingen). Dit voorschrift is op die datum vervallen; daarvoor in de plaats kwam het voorschrift dat de behandeling door de raadkamer in het openbaar plaatsvindt . In HR 27 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8752, NJ 2007/649 heeft Uw Raad geoordeeld dat zulks niet meebrengt dat bij rechtbanken de economische kamers niet langer als raadkamer functioneren. Daarbij wees Uw Raad erop dat art. 53 WED bepaalt dat ‘op hofniveau de economische kamers als raadkamers optreden’. De bestreden beschikking hield niet in dat zij was gegeven door een economische raadkamer en het proces-verbaal van de daaraan voorafgegane behandeling in raadkamer bevatte evenmin een aanwijzing dat de zaak was behandeld door een economische raadkamer. Daarom moest het er volgens Uw Raad ‘voor worden gehouden dat de zaak niet is behandeld door een economische raadkamer’. De bestreden beschikking werd gecasseerd.11.
15. A-G Knigge had in zijn conclusie voorafgaand aan dit arrest een andere benadering bepleit. Hij meende dat de wetsgeschiedenis niet een duidelijke aanwijzing opleverde ‘dat de wetgever er nog steeds groot belang aan hecht dat de economische kamer in eerste aanleg als raadkamer optreedt als het om een economische zaak gaat’ (randnummer 67). En hij wees erop dat art. 38 WED alleen voor het behandelen en beslissen van economische delicten een verplichting tot het instellen van economische kamers in het leven riep (randnummer 68). Ook mij spreekt een benadering waarin de commune raadkamer (eveneens) bevoegd is inzake economische delicten meer aan. Ik wijs er daarbij op dat de tweede zin van art. 38, eerste lid, WED, die in de argumentatie van Uw Raad een belangrijke plaats innam, in strijd is met art. 39, tweede lid, WED. De behandeling en beslissing van economische delicten is niet langer (uitsluitend) voorbehouden aan economische kamers. Beide leden van art. 39 WED zorgen er ook voor dat de door Uw Raad gekozen interpretatie niet goed aansluit bij art. 21 Sv. Welke raadkamer is bevoegd om te oordelen over een bezwaarschrift tegen de dagvaarding als economische en commune delicten gezamenlijk zijn tenlastegelegd en ofwel bij de commune ofwel bij de economische strafkamer zijn aangebracht?
16. Een argument dat Uw Raad niet noemt in het arrest uit 2007, betreft het in art. 46 en art. 53, tweede lid, WED opgenomen voorschrift: ‘De behandeling door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.’ Een verschil in toepasselijke procedurevoorschriften kan rechtvaardigen dat strak wordt vastgehouden aan competentiegrenzen. Maar bij nader inzien rijst ook hier vooral de vraag of de keus die Uw Raad in 2007 maakte gelukkig is. De wetgever heeft met de in beide artikelen opgenomen voorschriften willen bereiken dat procedures voor de rechter die betrekking hebben op voorlopige maatregelen voortaan in het openbaar worden gevoerd.12.De formulering is evenwel veel breder, en suggereert dat alle raadkamerprocedures in economische strafzaken in het openbaar moeten worden behandeld. Dat zou betekenen dat een bezwaarschrift tegen de dagvaarding in economische strafzaken in belangrijke mate van zijn zin beroofd is. Aan de toelichting op deze beide artikelen kan tegelijk een argument worden ontleend voor een beperking van de competentie van de economische kamer als raadkamer. Die toelichting pleit ervoor om alleen in raadkamerprocedures betreffende voorlopige maatregelen, die in de WED geregeld zijn, economische kamers bij uitsluiting als raadkamer bevoegd te achten. Bij aanvaarding van dat uitgangspunt zouden in andere raadkamerprocedures zowel de commune als de economische kamer, samengesteld conform art. 21 Sv, bevoegd kunnen worden geacht.13.
17. Hoe dat ook zij, de vraag waar het in deze context om gaat, is of de rechtspraak van Uw Raad inzake de raadkamer in economische strafzaken aan het aannemen van een kennelijke misslag in de onderhavige zaak in de weg staat. Naar het mij voorkomt is dat niet het geval. Ik leid uit de beslissingen van Uw Raad in 2007 en 2020 af dat in de betreffende zaken geen aanknopingspunten voorhanden waren om een kennelijke misslag aan te nemen. Die zijn er in de onderhavige zaak wel. Ik wijs er daarbij in verband met deze beide arresten in het bijzonder op dat in eerste aanleg vonnis is gewezen door de meervoudige kamer in strafzaken, en dat het proces-verbaal van de uitspraak in hoger beroep spreekt over de meervoudige kamer in strafzaken.
18. Het eerste middel faalt.
19. Het tweede middel klaagt dat het hof het verweer dat de verdachte van het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat hij niet kan worden aangemerkt als feitelijk leidinggever ten onrechte, althans op ontoereikende gronden, heeft verworpen. En dat de bewezenverklaring van feit 3 subsidiair voor zover deze inhoudt dat de verdachte aan de verboden gedraging (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
20. Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 3 subsidiair bewezenverklaard dat:
‘ [A] B.V. en [B] B.V., in de periode van 1 mei 2008 tot en met 1 februari 2012, te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (elektronische) aangifte loonheffingen ten name van [A] B.V. en/of [B] B.V. in of over de aangiftetijdvakken:
- april 2008 tot en met december 2008 en
- januari 2009 tot en met december 2009 en
- januari 2010 tot en met november 2010 en
- januari 2011 tot en met december 2011,
onjuist of onvolledig heeft gedaan,
immers hebben [A] B.V. en [B] B.V. en hun mededaders telkens opzettelijk in de bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te Apeldoorn, althans de staat der Nederlanden ingezonden aangiftebiljetten loonheffing over die genoemde aangiftetijdvakken telkens een te laag bedrag loonbelasting / premie volksverzekeringen opgegeven en vermeld, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, aan welke verboden gedraging hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven.’
21. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsoverwegingen (met vernummering van de voetnoten en weglating van verwijzingen):
‘Het hof kan zich grotendeels verenigen met de. bewijsoverwegingen van de rechtbank die betrekking hebben op de bewezenverklaring van feit 3 subsidiair.. Het hof zal deze bewijsoverwegingen dan ook - behoudens enkele aanpassingen - overnemen.
Inleiding14.
De Sociale Inlichtingen-en Opsporingsdienst, (hierna: SIOD) is op 12 september 2011 een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam 'Spakenburg'. Tijdens dit onderzoek is onderzocht of personen vanuit Turkije en/of andere landen middels de zogeheten kennismigrantenregeling naar Nederland zijn gesmokkeld. De kennismigranten om wie het gaat in dit onderzoek, zijn werkzaam geweest bij [B] en/of [A] .
Tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand van [B] en [A] in Den Haag is op 22 mei 2012 een USB-stick aangetroffen en in beslag genomen (hierna: de USB-stick).15.Na vergelijking van de gegevens die stonden vermeld op de USB-stick met de daadwerkelijk verrichte aangiften loonheffing ten name van [B] en [A] over de jaren 2008 tot en met 2011, is het vermoeden ontstaan dat deze aangiften niet correct zijn gedaan.
Verdachte was in de tenlastegelegde periode bestuurder en enig aandeelhouder van [A] (sinds 6 juli 2007) en [B] (sinds 13 juli 2006).16.
Aangiften loonheffing
De aangiften loonheffing ten name van [A] over de tijdvakken januari 2008 tot en met december 2011 zijn in de periode van 19 maart 2008 tot en met 17 maart 2012 ontvangen door de Belastingdienst.17.Nu de tenlastelegging 1 mei 2008 als begindatum heeft, zullen de aangiften loonheffing vanaf april 2008 in de beoordeling worden meegenomen.
USB-stick
Op de USB-stick die op 22 mei 2012 in het pand van [B] en [A] in beslag is genomen, zijn maandelijkse overzichten aangetroffen betreffende de periode vanaf maart 2008 tot en met december 2011 (met uitzondering van december 2010). Door het onderzoeksteam is geconcludeerd dat op deze USB-stick kennelijk overzichten van salarisbetalingen aan personen stonden vermeld. Er is onderzoek verricht naar de aansluiting tussen voornoemde salarisbetalingen en de salarisbetalingen die blijkens de aangiften loonheffing van [B] / [A] over de jaren 2008 tot en met 2011 zijn gedaan. Uit dit onderzoek is onder meer gebleken dat er in totaal 188 personen niet waren verantwoord bij de Belastingdienst en is het vermoeden gerezen dat zij zwart werden betaald.18.
In het dossier heeft het hof diverse aanknopingspunten aangetroffen waaruit kan worden afgeleid dat salarissen werden uitbetaald aan personen conform de op de USB-stick vermelde gegevens. Ten eerste heeft niemand die gelieerd is aan [B] en/of [A] een aannemelijke verklaring gegeven voor de op de USB-stick aangetroffen salarisbetalingen, terwijl deze niet zijn te rijmen met de aangiften loonheffing. Daarnaast volgt uit hierna genoemde tapgesprekken, die hebben plaatsgevonden op de dag van de doorzoeking, dat personen die werkzaam waren bij [B] en [A] zich zorgen maakten over de stick/de planning die in beslag was genomen. De verdachte zegt in deze gesprekken onder meer "Dus waar we bang voor waren is werkelijkheid geworden".
Een tapgesprek van 22 mei 2012 om 12:50 uur tussen [betrokkene 1] en de verdachte:19.
[betrokkene 1] vertelt dat het de SIOD was. [betrokkene 1] vertelt dat zij iedereen bij elkaar hebben gehaald en dat niemand iets mocht doen of mocht bellen. [verdachte] vraagt waar [betrokkene 2] is. [betrokkene 1] zegt dat er verder niemand was en dat hij ook op het punt staat naar een afspraak te gaan. Noch [betrokkene 2] noch [betrokkene 4] zouden er zijn.. [betrokkene 1] zegt "Ze hebben dit nummer genoteerd.. misschien gaan ze het dingesen..".
[verdachte] vraagt of men niet naar hem heeft gevraagd. [betrokkene 1] zegt dat men vroeg wie de directeur was en dat [betrokkene 1] dat heeft verteld maar dat men verder niets heeft gevraagd. [betrokkene 1] vertelt desgevraagd dat zij alle computers, de planning en dergelijke hebben meegenomen.
0: De planning hebben ze ook meegenomen?
Z: Ja de planning is ook weg.
0: Waar zat de planning dan?
Z: Tja wat [betrokkene 3] als laatste heeft gemaakt..
0: Pff....
Z: In de tas van [betrokkene 3] ..
0: Dus waar we bang voor waren is werkelijkheid geworden.. Of er bij de werknemers overschot was of niet...
Z: Tja ze hebben dingen als de indienstlijst meegenomen..
O: Wat?
Z: Indienstlijst... telefoonlijst.. personeelslijst.. De man had een hele overzicht bij zich.
[verdachte] vraagt hoe zij dan nu verder moeten werken. [betrokkene 1] geeft aan dat men heeft toegezegd dat de pc's morgen zullen worden teruggebracht. [verdachte] vraagt of men ook papieren administratie heeft meegenomen.
[betrokkene 1] zegt dat de bankafschriften, kas en alle dossiers van alle medewerkers zijn meegenomen. [verdachte] zegt dat het dan wel verband zal houden met het illegaal tewerkstellen van mensen. [betrokkene 1] zegt dat de man van het ministerie heeft aangegeven i.v.m. de kennismigranten te zijn gekomen en zou hebben aangegeven dat er daar iets mis zou zijn en dat men dat ging onderzoeken. [betrokkene 1] zegt dat Siod natuurlijk tegelijk alles zal uitzoeken zoals administratie, personeel, of er voorschotten worden betaald en zo ja wie zorgt daar dan voor en hoe wordt het bijgehouden etc.
[verdachte] zegt dat men om 8 uur in de ochtend bij [betrokkene 4] thuis naar binnen is gegaan en vraagt of er geen nieuws van [betrokkene 2] is. [betrokkene 1] zegt van niet. Volgens [verdachte] zou men ook bij [betrokkene 5] thuis zijn geweest. [betrokkene 1] zegt dat men in dat geval achter ' [betrokkene 6] ' aan zal zitten. [betrokkene 1] zegt dat de man die hem de vragen stelde zijn mond voorbij heeft gesproken door te zeggen 'ik mis hier wel iemand'. [betrokkene 1]
en [verdachte] menen dat daarmee kennelijk ' [betrokkene 6] ' werd bedoeld. [betrokkene 1] herhaalt nogmaals dat men alle administratie heeft meegenomen, inclusief de loonstroken en salarisadministratie van vorige jaar.
[verdachte] vraagt of zij ook de urenstaten hebben meegenomen die de mensen maandelijks invullen en brengen. [betrokkene 1] zegt dat die van over de laatste maand er was en dat men die daar bij de plek van [betrokkene 4] heeft meegenomen. [betrokkene 1] zegt dat men ook de planning van gisteren en vandaag heeft meegenomen.
[betrokkene 1] zegt dat hij aan die mensen desgevraagd heeft uitgelegd hoe het werkt met de uren, die in Excel worden verwerkt waarna wekelijks [betrokkene 4] het administreert.
Een tapgesprek van 22 mei 2012 om 13:01 uur tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 1] :20.
[betrokkene 1] wordt gebeld door [betrokkene 4] . [betrokkene 4] zegt 'Operatie Spakenburg he!'. [betrokkene 4] zegt verder dat men ook de woning van [betrokkene 5] heeft doorzocht. [betrokkene 4] geeft aan dat men de laptops heeft meegenomen. [betrokkene 4] zegt dat daar echter niets op zat.
Vervolg van het gesprek wordt woordelijk vertaald waarbij [betrokkene 1] = [betrokkene 1] en [betrokkene 4] = [betrokkene 4] :
[betrokkene 1] : Ja maar ze hebben de dinges hier meegenomen [betrokkene 4] ..
[betrokkene 4] : Wat was er, dan?
[betrokkene 1] : Er waren toch de urenlijsten, die we aan de mensen geven..
[betrokkene 4] : Wat?
[betrokkene 1] : Er waren toch de gelden die je aan de mensen gaf?
[betrokkene 4] : Ja..
[betrokkene 1] : Die!
[betrokkene 4] : Was de stick daar ook?
[betrokkene 1] : Ook die was hier!
[betrokkene 4] : Hebben ze die ook meegenomen?
[betrokkene 1] : Ja.. De tas is compleet meegegaan..
[betrokkene 4] : Planning en dergelijke., alles?
[betrokkene 1] : Ja.. de complete tas.
[betrokkene 4] : En wat nu! ?
[betrokkene 1] : Tja wat moet er nu gebeuren., we zullen voor alles moeten betalen/rekenschap moeten afleggen...
[betrokkene 4] : Wat?
[betrokkene 1] : Ze zullen nu alles komen navragen!
Een tapgesprek van 22 mei 2012 om 13.47 uur tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 4] :21.
[betrokkene 2] vraagt wat [betrokkene 4] aan het doen is. [betrokkene 4] geeft aan op de fabriek te zijn. Vervolgens vraagt [betrokkene 2] of [betrokkene 4] weet dat "deze mannen" aangehouden zijn.
[betrokkene 4] zegt, vertel mij wat, ze hebben een inval gedaan bij de fabriek, bij de [C] (fon), bij mijn woning en bij jouw Marokkaanse stiefmoeder [betrokkene 5] . [betrokkene 4] zegt dat de pc's en de laptops meegenomen werden. [betrokkene 2] vraagt verbaasd of het echt waar is. [betrokkene 4] zegt dat het menens is en dat hij daarom de hele tijd geprobeerd had [betrokkene 2] te bellen.
[betrokkene 4] zegt dat hij van mening is dat er niets (verkeerds) uitkomt uit de doorzoeking in zijn huis. Daar maakt hij zich geen zorgen om.
Van 01: tot 01:30 letterlijke uitwerking:
[betrokkene 4] = [betrokkene 4] , [betrokkene 2] = [betrokkene 2]
[betrokkene 4] : Er is geen shit te vinden in mijn huis, dat had ik gezegd... van mijn kamer.. uit mijn laptop zal er ook geen shit uitkomen/gevonden worden.... (onv.)... Maar het probleem is dat zij de stick hebben meegenomen. De plek waar de planning is... op dit moment, bijvoorbeeld, alle pc's die op het kantoor zijn, zijn leeg van binnen.... Spakenburg! Ken jij zo iemand? Van vroeger.., van [D] (fon) misschien?
[betrokkene 2] zegt dat die naam Spakenburg hem helemaal niets zegt. Dat is de naam van de operatie, geeft [betrokkene 4] aan. [betrokkene 2] vraagt of de stick van de planning ook meegenomen is. [betrokkene 4] zegt dat de stick in de tas van [betrokkene 3] (fon) lag en dat men alles heeft meegenomen. [betrokkene 2] zegt niet te snappen hoe die mensen in de tassen kunnen kijken. [betrokkene 4] zegt dat die mensen van de politie waren, en als zij ergens in wilden kijken en je [zegt] nee, maken ze dat toch kapot om te kunnen openen.
Van 02:04 tot 02:15 letterlijke uitwerking:
[betrokkene 4] : Ze gingen echt alles doorzoeken in de woning... hier ook zo... als ze iets zien nemen ze gewoon mee... niets aan jou… enige wat zij doen alles wat zij meenemen op papier zetten.
[betrokkene 2] : We zijn dus de klos!!
Een tapgesprek van 22 mei 2012 om 18:39 uur tussen [betrokkene 2] en Nnman 5190:22.
NNman: Hallo?
[betrokkene 2] : Zeg het maar zwager !
NNman: Hoe gaat het?
[betrokkene 2] : Goed, met jou?
NNman: Als er morgen weer controle komt, kan men dan een probleem maken?
[betrokkene 2] : Dat verwacht ik niet, ik denk niet dat zij nog een keer komen.
NNman: Ja?
[betrokkene 2] : Als zij een probleem willen maken dat kunnen zij toch maken want ze hebben de planning meegenomen. Even afwachten wat gaat gebeuren…
NNman: Ze hebben de planning meegenomen?
[betrokkene 2] : Ja, wel meegenomen. Ligt in hun handen. We kunnen er niets meer aan doen.
NNman: Alleen van deze week of compleet?
[betrokkene 2] : Alles mee genomen, joh, alles; compleet.
NNman: Daarom wilde ik even zeker weten of het geen problemen zou geven...
[betrokkene 2] : Als dat gaat gebeuren en dan gebeurt dat toch! Zwager, we zijn niet meer te redden; in zo’n geval ga ik alles op mij nemen of gebeurt er iets/dinges... Als het geen problemen geeft, zal ook zo zijn..
NNman: Oké, doei.
Het onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar meerdere persoonsnamen die stonden vermeld op de USB-stick waaronder naar [betrokkene 7] en [betrokkene 8] , heeft tevens een aanwijzing opgeleverd dat salarissen werden uitbetaald aan personen conform de op de USB-stick vermelde gegevens.
Ondanks dat [betrokkene 7] op de USB-stick stond vermeld in de salarisoverzichten van februari 2008 tot en met december 201123.en [betrokkene 9] heeft verklaard dat hij opa [betrokkene 7] (het hof begrijpt: [betrokkene 7] ) € 1.200,00 per maand heeft betaald24.kwam zijn naam niet voor op de loonbelastingaangiften die door [B] / [A] zijn gedaan bij de Belastingdienst over diezelfde periode.25.Overigens heeft [betrokkene 9] in datzelfde verhoor verklaard dat het om zwarte betalingen ging.
Ondanks dat [betrokkene 8] op de USB-stick stond vermeld in 35 maandoverzichten in de jaren 2008 tot en met 201126.en [betrokkene 2] in een tapgesprek met [betrokkene 4] zegt dat [betrokkene 4] [betrokkene 8] moet uitbetalen,27.kwam de naam [betrokkene 8] niet voor op de loonbelastingaangiften die door [B] / [A] zijn gedaan bij de Belastingdienst.
Ten slotte acht het hof redengevend de verklaring die [betrokkene 10] heeft afgelegd over de gang van zaken bij [B] en [A] met betrekking tot het kloppend maken van de loonstroken. [betrokkene 10] heeft hierover het volgende verklaard: "De loonstroken kloppen niet met de feitelijke werkelijkheid en zijn administratief kloppend gemaakt. [betrokkene 4] maakt in eerste instantie de loonstroken kloppend. In tweede instantie gebeurt dit bij [C] en wordt dit gedaan door [betrokkene 11] in opdracht van [verdachte] . Ik weet dat omdat ik diverse loonstroken heb gezien die exact hetzelfde waren. Ik weet dat dit in een normale bedrijfsvoering niet kan. Er moet altijd een verschil in zitten."28.
Op grond van voornoemde tapgesprekken, het resultaat van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de salarisoverzichten die op de USB-stick stonden vermeld en de verklaring van [betrokkene 10] , concludeert het hof dat bij [B] en [A] salarissen werden uitbetaald conform de op de USB-stick vermelde gegevens welke vervolgens niet bij de Belastingdienst werden opgegeven. Hieruit volgt dat er op grote schaal zwarte loonbetalingen hebben plaatsvonden bij [A] en/of [B] . Derhalve zijn de in de tenlastelegging vermelde aangiften onjuist en onvolledig gedaan.
Totstandkoming van de aangiften loonbelasting
[betrokkene 1] heeft verklaard dat de financiële administratie van [B] en [A] in het programma Snelstart wordt bijgehouden, dat dit programma op de (stand alone) computer van [betrokkene 4] staat, dat [betrokkene 4] de financiële administratie digitaal verwerkt, waaronder de urenadministratie, dat hij de uren bijhoudt ten behoeve van de loonstroken, dat hij deze uren aanlevert bij [C] en dat hij de uren verwerkt ten behoeve van de loonadministratie.29.[betrokkene 10] heeft verklaard dat [betrokkene 4] op een spreadsheet de gewerkte uren van werknemers bijhield.30.Daarnaast heeft zij, zoals eerder aangegeven, verklaard over de rol die [betrokkene 4] heeft gespeeld bij het kloppend maken van de loonstroken.
Bij de rechter-commissaris heeft [betrokkene 11] , werkzaam bij het administratiekantoor [C] , het volgende verklaard. Sinds 2005 verzorgde hij de administratie voor [B] . Hij denkt dat hij de salarisadministratie en de financiële administratie van [B] tot begin 2013 heeft verzorgd. Voor [A] geldt hetzelfde verhaal, bij dit bedrijf is hij, voor zover hij weet, vanaf 2009 betrokken geweest. Op de vraag hoe het verliep met de loonheffing voor [B] / [A] , heeft hij geantwoord dat over het algemeen de mail met de urenlijsten naar hen (het hof begrijpt: [C] ) werd gestuurd door [B] en [A] , dat er loonstroken werden gemaakt en dat daar automatisch de loonheffing uitkomt. De urenstaten werden aangeleverd via de mail waaronder, naar zijn herinnering, [betrokkene 4] stond vermeld. Voor zover hij weet stuurde [betrokkene 4] deze urenstaten ook altijd op en was hij degene die over het algemeen de urenstaten opstelde. Hij heeft wel eens contact gehad met [betrokkene 4] over de urenstaten. [betrokkene 4] had de leiding binnen [B] en [A] qua financiële administratie. Hij was over het algemeen zijn aanspreekpunt binnen [B] en [A] .31.
Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 10] en [betrokkene 11] , nu hun verklaringen elkaar in zoverre op belangrijke punten ondersteunen en steun vinden in de voornoemde tapgesprekken.
Uit voornoemde verklaring van [betrokkene 11] volgt dat [C] de administratie van [B] en [A] heeft verzorgd en dat [C] in dat kader ook de aangiften loonheffing van [B] en [A] heeft opgesteld en ingediend aan de hand van administratieve gegevens die door [B] en [A] werden aangeleverd, waaronder de urenstaten. Aangezien er, zoals eerder is vastgesteld, mensen die werkzaam waren voor voornoemde bedrijven zwart werden uitbetaald, moeten deze urenstaten vals zijn geweest.
Uit de verklaringen van [betrokkene 10] , [betrokkene 1] en [betrokkene 11] leidt het hof af dat [betrokkene 4] bij het opstellen van deze valse urenstaten betrokken is geweest. Het hof is van oordeel dat [betrokkene 4] op de hoogte moet zijn geweest van de omstandigheid dat deze urenstaten vals waren, gelet op de omstandigheden dat werknemers van [B] en [A] kennelijk op grote schaal zwart werden uitbetaald en gelet op hetgeen [betrokkene 10] heeft verklaard over de rol die [betrokkene 4] heeft gespeeld bij het kloppend maken van de loonstroken. Ook [betrokkene 11] , die namens [C] de belastingaangiften verzorgde voor [B] en [A] , moet hebben geweten dat deze urenstaten vals waren, gelet op de rol die [betrokkene 11] volgens [betrokkene 10] heeft gespeeld bij het kloppend maken van de loonstroken, in combinatie met hetgeen hijzelf over [betrokkene 4] heeft verklaard bij de rechter-commissaris. Immers heeft [betrokkene 11] bij die gelegenheid verklaard dat, voor zover hij weet, [betrokkene 4] niet voorkomt in de salarisadministratie en dat hij ( [betrokkene 11] ) dit niet kan verklaren. Desgevraagd door de rechter-commissaris hoe dit kan nu hij de administratie zelf controleert en weet dat [betrokkene 4] daar werkt, heeft hij verklaard dat hij niet weet waarom [betrokkene 4] er niet in stond en dat hij wel eens aan de verdachte en [betrokkene 4] heeft gevraagd waarom, maar dat hij daar nooit echt een duidelijk antwoord op heeft gekregen.32.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat [betrokkene 4] zich in ieder geval tezamen en vereniging met [betrokkene 11] schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude doordat hij de valse urenstaten opstelde op basis waarvan [betrokkene 11] de in de tenlastelegging onder 3 vermelde aangiften loonheffing heeft opgemaakt en ingediend.
Toerekenen aan de rechtspersonen [B] en [A]
Het doen van onjuiste of onvolledige aangiften loonheffing heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersonen [B] en [A] , nu de verboden gedraging mede is verricht door iemand die feitelijk werkzaam was voor de rechtspersonen, te weten [betrokkene 4] , het doen van belastingaangifte binnen de normale bedrijfsvoering valt en dit de rechtspersonen dienstig is geweest. Zij hebben hierdoor immers minder belasting hoeven af te dragen en daarmee een concurrentievoordeel behaald. Daarnaast hebben de rechtspersonen deze gedraging aanvaard, nu zij niet de zorg hebben betracht die in redelijkheid van de rechtspersonen kon worden gevergd met het oog op voorkoming van de gedraging. De strafbare gedragingen die [betrokkene 4] tezamen en in vereniging met administrateur [betrokkene 11] heeft verricht, kunnen dan ook aan de rechtspersonen worden toegerekend. Dit betekent dat de rechtspersonen kunnen worden aangemerkt als dader van het doen van onjuiste of onvolledige aangiften loonheffing.
Opdracht geven en/of feitelijk leiding geven
Bij beantwoording van de vraag of de verdachte opdracht heeft gegeven tot dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, acht het hof allereerst de hierna weergegeven tapgesprekken van belang.
Omtrent het eerste hierna weergegeven tapgesprek merkt het hof op dat zij, gelet op de inhoud van dit gesprek en de omstandigheid dat medeverdachte [betrokkene 2] . ( [betrokkene 2] ) zijn gesprekspartner aanspreekt met "oom", concludeert dat de verdachte (oom van [betrokkene 2] ) de gesprekspartner van [betrokkene 2] moet zijn geweest.
Tapgesprek van 2 maart 2012 om 13:13 uur tussen [betrokkene 2] en NNman (oom) :33.
[betrokkene 2] spreekt de man aan met "Oom". ( [betrokkene 2] = [betrokkene 2] Oom=O.)
00:15 O. zegt dat hij bij [betrokkene 12] (fon) is geweest. O vertelt dat [betrokkene 12] niet zo blij is met het feit dat sommige mannen nog steeds geen BSN verklaring hebben overlegd. Daar wordt sinds juli om gevraagd, Is het zo’n grote moeite dat de mannen dat eventjes regelen?
01:54 O: En nog iets: Ze hebben een ploeg gevraagd voor de plaats/plek van [betrokkene 13] (fon). Hebben jullie iemand voor geregeld? [betrokkene 2] : Ploeg gevraagd... Dat vroeg ik aan [betrokkene 6] (fon), die was vrij/beschikbaar. O: Als [betrokkene 6] vrij is, hoe komt het dat [betrokkene 14] (fon) nog mensen zoek?
03:35 [betrokkene 2] : Hij vraagt nu om belastingverklaringen... Maar kan dat later geen problemen geven? Want wij hadden toen mannen niet officieel gemeld... O: Hier dan wel – officieel - gemeld voor gewerkte uren? [betrokkene 2] : Wat? De meeste mannen hebben wij niet officieel gemeld.. O: Nee, nee.... Op onze facturen... zijn zij dan niet gemeld/vermeld? [betrokkene 2] : Hoe bedoel jij? (O. zegt dat men aan de Belastingdienst kan vragen of deze namen en bijbehorende BSN nummers met elkaar overeenkomen, zonder daarbij een mededeling te doen of die mensen voor je gewerkt hebben of niet)
04:27 O: Zo makkelijk is dat... Deze mensen hebben toch wel voor ons gewerkt? [betrokkene 2] : Sommigen hebben wel voor ons gewerkt, het kan zijn dat er mensen tussen zitten die eerder niet voor ons gewerkt hebben... O: Jij zegt dus, dat er ook mensen tussen zitten die helemaal, niet hebben gewerkt? [betrokkene 2] : dat is best mogelijk... Anders moeten wij die mensen ook melden... O: Melden, is niet dinges... Laat hun anders een verklaring gaan ophalen.
05:18 O: De opdracht van [betrokkene 15] (fon) is gepland voor de week 14 of 16.... Tussen de opdracht van/in Baarle-Nassau zal er een leegte zijn van 1 à 2 weken... Misschien komt van [E] (fon) een extra opdracht. Dat zou dan mooi uitkomen. Want [E] , wil 1,75 minder betalen dus 3,50... Voor dat geld kan je niet werken. Ik zei tegen hen, "Ik ga het niet doen.. Voor deze prijs doe ik het niet".., ze hebben gezegd "wij kijken wel"... Voor die prijs ga ik niet doen hoor....
06:40 O: [betrokkene 16] (fon) huurt mensen in voor 22 lira (lees euro) ... er staat nog een bedrag open van 60.000 lira - euro- van het vorige jaar... wat aan ons betaald moet worden is 260.000 lira -euro-...
07:12 O: waar gaan [betrokkene 17] (fon) en de anderen dan heen (werken)? [betrokkene 2] : Naar [F] (fon) ... O: [betrokkene 18] gaat maandag ergens werken. Voor wie is dat dan? [betrokkene 2] : Voor [G] (fon)
13:40 O: Heb jij jouw vader gesproken? [betrokkene 2] : ja, wel gesproken.. O: En? [betrokkene 2] : Ik vertelde hem dat wij krap zitten, de zaken er niet goed voor staan, dat er een gat ontstaan is... O: En? [betrokkene 2] : Hij zegt, "Ik had wel geld maar, die heb ik besteed aan kabels, spullen gekocht... vorige week ... (onverstaanbaar)..."
14:30 O: Sinds gisteren denk ik hier over na... Of ze moeten graafmachines terug brengen of ervoor betalen... zo makkelijk is dat [betrokkene 2] ! Ik betaal wel voor transport, kan mij niets schelen! Zo kan het niet doorgaan.
14:50 O: Of geld, of machines terug! We kunnen machines ook niet als gestolen aangeven.., dat kan jij toch niet doen... [betrokkene 2] : Nee, dat kan niet... O: Want, het is duidelijk dat zij "daar naar toe" zijn gegaan/gebracht... Er komen allerlei ideeën in mijn hoofd... je zou bijvoorbeeld tegen ING (fon) kunnen zeggen dat zij gestolen zijn...
15:40 : Als wij niet kunnen betalen, moeten wij de (graaf)machines retourneren... Dan moet hij elders gaan huren... Want nu maakt hij al drie à vier jaar gebruik van deze machines, zonder 1 cent voor te betalen... Alleen al de huur van deze machines zou ongeveer 500.000 lira zijn... Wij vragen hem geen 500.000 of 600.000 lira... nee, wat wij hem vragen is een bedrag van 200.000 lira -euro-... Dat is makkelijk zeg, "heb spullen gekocht", kan toch niet!., anders bel ik wel met hem hoor... dan zeg ik tegen hem: Broer, als jij geen geld heb, stuur dan onze graafmachines terug!
18:10 O: Ik zei het ook tegen [betrokkene 4] . Laten wij maandag bij elkaar komen en boeken doornemen; kijken hoe de zaken ervoor staan. Wat krijgen wij nog binnen, wat moet nog betaald worden. . .
18:30: O: De man neemt ons niet serieus.. Alsof wij hier verhalen aan het vertellen zijn.. Hoezo "ik kijk wel".. kan toch niet! je kan ook de stekker niet eruit halen. Zo makkelijk gaat het niet!
(O. vraagt welke bonnen/facturen nog open staan. [betrokkene 2] zegt dat alleen ijzer op voorraad is)
19:33 [betrokkene 2] : aanstaande weekend ga ik in België werken. Een opdracht van [I] . (fon) ... 40 à. 50.000 lira -euro- krijg ik nog van hun... Ik krijg nog 50 van van [J] (fon) te Rotterdam...
Maakt samen 100... Daarnaast ongeveer 40 à 50.000 krijg ik nog van de Belgen; die krijg ik volgende week, maakt 150... voor de opdracht van [K] (fon) waar we zaterdag mee klaar zijn, krijgen 30 à 40, maakt 180.000... En van [L] (fon) krijgen wij minstens 20.000....daar gaan wij dinsdag heen, vrijdag kan ik geld krijgen van hun... en makkelijk 300.000 aan ijzer hebben we liggen...
(O zegt laten we maandag bij elkaar komen en tot die tijd kan jij alles verzamelen... [betrokkene 2] zegt dat het maandag niet zal lukken dat hij pas volgende vrijdag alles kan verzamelen (geld) ... [betrokkene 2] zegt dat [betrokkene 19] tijdje niet hier was en dat hij verantwoordelijk was voor een paar opdrachten. 10 vraagt wanneer [betrokkene 19] terug komt. [betrokkene 2] zegt dat [betrokkene 19] gisterenavond al terug is.).
21:20 O: Wat zegt hij ( [betrokkene 19] ) dan over dat project/opdracht? ... [betrokkene 2] : Het is een heel goed project, als het hun lukt om het binnen te slepen...
(O. zegt dat zij altijd positief praten over projecten maar dat het in de praktijk altijd anders uitpakt.. [betrokkene 2] zegt dat hij destijds over Albanië had gezegd dat het een goed project was en later bleek dat het inderdaad een goede investering was... O: waar is het geld (opbrengst) dan als het zo goed was? [betrokkene 2] : Hij heeft van de winst 170 à 180.000 lira -euro- aan [betrokkene 20] betaald om hem uit te kopen... O: Maar hij heeft toch helemaal geen winst gemaakt dat hij de winst kan uitkeren!
(O zegt dat 'hij' waarschijnlijk niet goed kan rekenen dat hij [betrokkene 20] zoveel geld had betaald. [betrokkene 2] zou het ook niet weten)
22:40: [betrokkene 2] zegt dat 'hij' minstens 300.000 lira – euro- naar Turkije had meegenomen. Hij werkt daar nog steeds... En heeft 150 à 200.000 lira -euro- aan contanten meegenomen om kabel te kopen... Dat maakt samen 400 à 500.000 lira. Zulke bedragen verdien jij hier niet hoor. Dit heeft 'hij' 'daar', aan een project/opdracht verdiend.., het is niet zo dat hij niets verdient...
(hierna zegt [betrokkene 2] dat 'hij' 'daaraan' makkelijk een miljoen kan verdienen)
24:00 O. zegt dat hij niet snapt waar dat geld dan heen gaat. [betrokkene 2] zegt, dat hij een asfaltmachine had gekocht voor 100.000, maar dat de machine na een jaar defect werd en onbruikbaar is geworden, en dat zij 100.000 verloren hadden aan een opdracht in kabel in Izmir. En 100.000 contant aan de asfaltman betaald omdat de opdrachtgever in het nauw zat, en dat geld kunnen zij niet terug krijgen.., dit maakt samen 300.000... Dit is wat ik weet…
25.00 - 28.15
25.00 - 28.15 O. vertelt over de huidige en toekomstige opdrachten die hij binnen heeft gesleept of zal slepen...
28:50 O: Waarom komt [betrokkene 21] (fon) niet hierheen? [betrokkene 2] : Paar keer gebeld, hij heeft een paar keer toegezegd, maar maakt er niets van waar... Voordat hij begon, wilde hij geld zien.. Ik zei, heb geen geld... Waarom vraagt hij geld aan mij, hij moet dat aan [betrokkene 22] (fon) vragen... O: hij belde mij gisteren en vroeg om duidelijkheid; ga ik nou voor jou werken of voor [betrokkene 2] , vroeg hij aan mij... 29:55 O: Ik zei, [betrokkene 13] en [betrokkene 2] zijn daar... Als jij werkt, werk jij dan voor [betrokkene 2] .
(O. zegt dat hij ( [betrokkene 21] ) had gezegd dat hij liever voor O werkt dan voor [betrokkene 2] . Want financieel zit hij in moeilijkheden, hij krijgt van O gelijk zijn geld maar van [betrokkene 2] niet.. [betrokkene 2] zegt dat hij niet gelijk kan betalen, het is niet anders)
32:22 [betrokkene 2] : Heb geen zin om naar gezeur van [betrokkene 21] te luisteren.
32:40 [betrokkene 2] : Ik zei tegen hem ik kan niet wekelijks betalen voor jouw werknemers.
33:15 O: Hij ( [betrokkene 21] ) zei een paar keer tegen mij, "heb een paar medewerkers, kunnen zij tijdelijk bij jou in loondienst, totdat ik weer werk voor hen heb"... Daar ging ik niet mee akkoord.
33:30 [betrokkene 2] vraagt hoe zij de bestaande facturen snel kunnen verzilveren, of het niet bij (onverstaanbaar) kan? [betrokkene 2] zegt dat er een gat is en dat zij snel geld nodig hebben. O zegt dat [betrokkene 2] een afspraak kan maken en gaan praten met [betrokkene 23] (fon). Tenminste als zij goedkeuring, geven voor de bedrijven voor wie gewerkt is. [betrokkene 2] zegt, het gaat om [M] (fon), [N] (fon), allemaal solide bedrijven. O zegt dat het belangrijk is dat het ook daarna financieel stabiel blijft... [betrokkene 2] zegt dat het huidige gat ontstaan is vanwege volgende de redenen: [betrokkene 19] was 3 weken weg waardoor hij zijn bonnen aan 100 à 120 duizend lira -euro- niet heeft gedeclareerd/gefactureerd; en ik zelf heb ook nog een paar bonnen gedeclareerd...
34:40 [betrokkene 2] vertelt dat hij een discussie had met [betrokkene 1] omdat [betrokkene 2] altijd alles in zijn eentje moet doen: Opdrachten binnenhalen, werknemers brengen/betrekken, bonnen ophalen... [betrokkene 2] krijgt geen ondersteuning van anderen. Toen liep [betrokkene 1] boos weg. .
35:18 [betrokkene 2] : Ik ga iedereen bij elkaar verzamelen, en dan moet jij ook komen en zeggen: "Voortaan voor de bouwactiviteiten, jij ( [betrokkene 2] ), [betrokkene 7] (fon) en [betrokkene 19] verantwoordelijk; en voor kabel (onverstaanbaar)... Daar moet geen misverstanden over ontstaan...
35:50 [betrokkene 2] : Wij hebben facturen gestuurd waarmee geld binnenkomt... Maar moeten eerst zien het gat te vullen... We gaan in het weekend in België werken, en krijgen van hun 50.000 lira -euro en we hebben het meerwerk nu ook ingediend… [O] ... 50.000… Maakt samen 100.000 lira -euro- ... [P] zullen we zaterdag afronden, ik kan van hun ook geld gaan vragen...
36:35 O: we moeten gaan zitten en werkverdeling doen… iedereen moet zijn taken goed vervullen..
36:42 [betrokkene 2] : Voortaan moet speciaal iemand over [W] (fon) gaan..: iemand moet daar verantwoordelijk voor zijn: intekenen, productiebonnen (...)
37:10: [betrokkene 2] : Moet jou nog even doorgeven: Die man komt donderdag. O: Hoe laat? [betrokkene 2] : om 12:30 uur.. O: Ik heb donderdags iets anders te doen....... [betrokkene 24] belde mij trouwens... Hij zit beetje in de paniek... Ik vertelde hem dat de machine gebracht wordt.. Hij kon zijn oren niet geloven.. Ze hebben daar een kleine ruimte... Het machine wordt vrijdag gebracht en geïnstalleerd... hij wil mij perse spreken.. op 9de wordt machine gebracht daarom wil donderdag alvast "daarheen" gaan… Ik ga dan met [betrokkene 24] praten, eens kijken wat hij te vertellen heeft. O. zegt dat hij niet weet wat de inhoud van de samenwerking met [betrokkene 24] gaat worden .... [betrokkene 24] is bij [Q] (fon) binnengekomen.., misschien krijgen wij per opdracht een aandeel... [betrokkene 24] zegt dat hij verder niet te veel bemoeienis wil hebben en [betrokkene 25] , [betrokkene 26] en [betrokkene 27] (fon) erbuiten wil houden.
40:40 O: Ik kom dan vrijdag weer terug... Wat denk jij trouwens over [R] (fon)? Een compagnon van mij is een Marokkaan en andere Nederlander... [betrokkene 2] : Wat is de naam zei jij?
O: [R] (O. spelt de naam als volgt: [R] ) [R] .. [betrokkene 2] : Klinkt niet slecht... Ik kan morgen bellen met [betrokkene 28] (fon) . . . We kunnen bij [S] (fon) afspreken...
O zegt dat hij woensdag om 09:00 uur een afspraak heeft met [R] .
O. zegt om samen te kunnen werken moet hij dan minstens 33 % van de aandelen kopen... O. zegt dat eerst niet wilde in te stappen vanwege tijdgebrek maar [betrokkene 12] had gezegd dat het niet nodig is dat O. iedere week een dag vrij maakt voor dat bedrijf. Want de andere aandeelhouders zullen vast ervoor zorgen dat bedrijf goed gestuurd wordt...
42:57 [betrokkene 12] had O overtuigd toch samen te werken met dat nieuwe bedrijf. Die mensen hebben een paar keer gebeld om te vragen wanneer O komt praten... O: Want [betrokkene 29] en [betrokkene 30] zijn beiden een lasser (fon)... Iemand zou dan hun op papier financieel moet steunen.. .daar komt het op neer... dat is wat [betrokkene 12] zegt...
43.38 O zegt dat hij ook met [betrokkene 31] had gepraat en die had gezegd dat het verstandig is om zo'n kant en klare bedrijf bij te trekken in plaats van dat zelf te gaan oprichten…
44:13 O: [betrokkene 31] zegt dat als ik dit bedrijf koop dat hij dan met [betrokkene 32] (fon) en [betrokkene 33] (fon) kan gaan praten... ook voor [T] en [U] (fon) kunnen we dan gaan werken, zegt hij... daarnaast zegt hij dat hij een hele goede relatie heeft met [V] (fon)... hij zegt dat hij dan straks een totaal pakket aan opdrachten kan binnen slepen... want dan kunnen wij tegen opdrachtgevers zeggen: we hebben engineering, want [betrokkene 12] en ... kan dat doen, en als wij nu ook lassers te bieden hebben... en leggen is sowieso geen probleem voor ons...
Tot 50:00: Er wordt over de mogelijke samenwerking met andere bedrijven en opdrachten gesproken.. Deze nieuwe afdeling wat O van plan is om op te kopen kan ervoor zorgen dat O een totaalpakket aanbiedt aan klanten. Het is verstandig om te doen... Aan de andere kant moet O. voorzichtig zijn om niet onder uit gaan...
50:22 [betrokkene 2] zegt dat O donderdag met [betrokkene 28] (fon) kan komen praten. [betrokkene 2] zegt dat O kan zeggen dat hij een pakket (opdracht) wil krijgen. [betrokkene 2] zegt dat [W] (fon) nu iedereen pakket opdrachten geeft.
51:06: O: Als [W] ons een pakket opdrachten geeft, dan wordt het wel aantrekkelijk... [betrokkene 2] : Bij [B] (fon) komen ze voor stal afdeling... Kom anders met hun langs naar [B] en daarna kunnen jullie ook even naar Lopik gaan en daarvandaan naar [W] gaan...
[betrokkene 2] zegt dat [W] een goede opdrachtgever is en goed betaalt. O zegt dat als zij niet meer als onder aannemer maar direct voor/met hun kan werken dat het dan voordeliger zou worden..
52:31 [betrokkene 2] : Vandaag keek ik naar de boeken; vorig jaar hebben wij in hoedanigheid van onderaannemer voor hen voor 600.000 à 700.000 lira -euro- opdrachten uitgevoerd... Ze betalen ook altijd op tijd.. .Gisteren zag ik die man bij [X] , en hij wil heel graag met ons zitten praten....
Hierna gaat het gesprek verder over de voordelen over de samenwerking met [W] ...
55:30 [betrokkene 2] zegt dat dat bedrijf ook veel van hen profiteert,. [betrokkene 2] heeft gezegd dat zij per uur 35 euro willen en langer willen werken voor kleinere bedragen.
Uit de tapgesprekken volgt dat de verdachte op de hoogte werd gehouden van de ontwikkelingen binnen [A] en [B] , ook ten aanzien van het personeel. Ook op financieel gebied was de verdachte op de hoogte, aangezien hij met [betrokkene 11] het jaarrapport van voornoemde rechtspersonen besprak.34.Hiervoor is reeds de verklaring van [betrokkene 10] weergegeven, inhoudende dat de verdachte opdracht aan [betrokkene 11] gaf om de loonstroken kloppend te maken. Het hof heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen, omdat deze ook aansluit bij de verhouding tussen de verdachte en [betrokkene 11] . Het is immers de verdachte die [betrokkene 11] bij [C] heeft aangenomen35.en de verdachte had 95% van de aandelen van [C]36..
Voorts was de verdachte betrokken bij het aannemen van personeel bij [B] en [A] . [betrokkene 10] , die werkzaam was als personeelsfunctionaris37., heeft verklaard dat de verdachte en [betrokkene 2] het personeel aannamen en dat zij zich daar al voor januari 2008 mee bezighielden.38.Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden concludeert het hof dat de verdachte niet alleen formeel was verbonden aan [B] en [A] maar ook feitelijk en actief betrokken is geweest bij deze rechtspersonen. Dat de verdachte tegen wil en dank bij de bedrijven betrokken zou zijn geweest omdat zijn broer [betrokkene 9] het liet afweten, is voor de beoordeling van het tenlastegelegde niet van belang.
Het hof concludeert dat de verdachte er van op de hoogte moet zijn geweest dat zwarte loonbetalingen plaatsvonden binnen [A] en [B] , gelet op de tapgesprekken over de inbeslaggenomen planning en voorts gelet op het antwoord van [betrokkene 11] over [betrokkene 4] en op de grote schaal waarop zwarte loonbetalingen plaatsvonden binnen deze rechtspersonen. In het verlengde hiervan kan het niet anders dan dat de verdachte ook ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de aangiften loonheffing onjuist of onvolledig waren. Gezien zijn positie binnen de bedrijven mocht en kon van de verdachte worden verwacht dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen dan wel te voorkomen, maar hij heeft dit nagelaten. Sterker nog, hij heeft aan [betrokkene 11] opdracht gegeven om de loonstroken kloppend te maken. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen. Het onder 3 subsidiair tenlastegelegde feit is daarom wettig en overtuigend bewezen.’
22. Ingevolge art. 51, tweede lid, Sr kan in het geval een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, de vervolging ook worden ingesteld ‘tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging’. Uw Raad heeft het beslissingskader inzake ‘feitelijke leidinggeven’ in het overzichtsarrest van 26 april 2016, waar de steller van het middel ook op wijst, als volgt weergegeven (met weglating van de voetnoten):39.
‘3.5.1. Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijke leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijke leidinggeven enerzijds voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste, terwijl ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon feitelijke leidinggever kan zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit.
Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen – al dan niet gezamenlijk - feitelijke leiding worden gegeven. Ook een rechtspersoon kan een feitelijke leidinggever zijn.
3.5.2. Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
3.5.3. In feitelijke leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Een ander voorbeeld van een geval waarin onder omstandigheden voldaan kan zijn aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste biedt een leidinggever die de werkzaamheden van een onderneming zo organiseert dat hij ermee rekening houdt dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet kunnen worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard gaat met het begaan van strafbare feiten.’40.
23. Uit de toelichting blijkt dat de steller van het middel klaagt dat het hof, door de nadruk te leggen op de omstandigheid dat de verdachte ‘niet alleen formeel was verbonden aan [B] en [A] maar ook feitelijk en actief betrokken is geweest bij deze rechtspersoon’ het juridisch kader van feitelijk leidinggeven enigszins uit het oog zou hebben verloren. Voor de beoordeling van de tenlastelegging zou vooral relevant zijn of de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het tenlastegelegde onjuist doen van aangiften loonheffing en niet of hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de rechtspersonen als zodanig.
24. Het hof heeft in de bewijsoverweging onder het kopje ‘Opdracht geven en/of feitelijk leiding geven’ eerst een tapgesprek van 2 maart 2012 tussen [betrokkene 2] en verdachte weergegeven. Vervolgens heeft het hof uit ‘de tapgesprekken’ (kennelijk doelt het hof daarmee ook op de eerder geciteerde tapgesprekken) afgeleid dat de verdachte ‘op de hoogte werd gehouden van de ontwikkelingen binnen [A] en [B] , ook ten aanzien van het personeel’. Het hof stelt vast dat de verdachte ook op financieel gebied op de hoogte was, en dat hij was betrokken bij het aannemen van personeel bij [B] en [A] . Daaruit concludeert het hof ‘dat de verdachte niet alleen formeel was verbonden aan [B] en [A] maar ook feitelijk en actief betrokken is geweest bij deze rechtspersonen’. Wat die formele verbondenheid betreft is van belang dat het hof in de ‘Inleiding’ vaststelt dat de verdachte ‘in de tenlastegelegde periode bestuurder en enig aandeelhouder’ van [A] en [B] was.
25. Daarna concludeert het hof op basis van nader omschreven aanwijzingen dat de verdachte ‘er van op de hoogte moet zijn geweest dat zwarte loonbetalingen plaatsvonden binnen [A] en [B] ’ en dat het in het verlengde daarvan ‘niet anders (kan) dan dat de verdachte ook ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de aangiften loonheffing onjuist of onvolledig waren’. Het hof stelt vervolgens vast dat gezien ‘zijn positie binnen de bedrijven’ van de verdachte kon en mocht ‘worden verwacht dat hij maatregelen zou treffen om de belastingfraude te stoppen dan wel te voorkomen’.
26. Uit deze overwegingen, in hun geheel beschouwd, volgt dat het hof niet uit het oog heeft verloren dat het er bij de beoordeling van de tenlastelegging om gaat of de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de betreffende rechtspersonen opzettelijk doen van onjuiste of onvolledige aangiften loonheffing. De vaststellingen inzake de positie van de verdachte binnen de betreffende rechtspersonen staan in dat teken.
27. De steller van het middel klaagt vervolgens over de onderbouwing van ‘s hofs oordeel dat de verdachte op de hoogte moet zijn geweest van zwarte loonbetalingen bij [A] en [B] . Het hof zou dat oordeel hebben gebaseerd op een tapgesprek over de inbeslaggenomen ‘planning’, de grote schaal waarop zwarte loonbetalingen hebben plaatsgevonden en het gegeven dat de verdachte opdracht heeft gegeven ‘loonstroken kloppend te maken’. Geen van deze omstandigheden zou de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het ten laste gelegde feit. Onduidelijk zou zijn wat met ‘de planning’ wordt bedoeld. De steller van het middel attendeert er voorts op dat het gebezigde tapgesprek van 22 mei 2012 dateert van ruim na de tenlastegelegde periode. De inhoud van het tapgesprek zou niet de conclusie rechtvaardigen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode op de hoogte moet zijn geweest van zwarte loonbetalingen. Ook het ‘kloppend maken van loonstroken’ zou niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake was van feitelijke leidinggeven aan het tenlastegelegde feit. Algemeen bekend zou zijn dat geen loonstroken worden opgemaakt van zwarte loonbetalingen. De stukken van het geding zouden voorts een duidelijke alternatieve verklaring bieden; het kloppend maken van de loonstroken zou – samengevat - verband houden met de regels rondom kennismigranten en niet met zwarte loonbetalingen.
28. Het hof heeft de vaststelling dat de verdachte ervan op de hoogte moet zijn geweest dat zwarte loonbetalingen plaatsvonden binnen [A] en [B] in de eerste plaats gebaseerd ‘op de tapgesprekken over de inbeslaggenomen planning’. Daarmee doelt het hof, zo volgt uit het gestelde onder het kopje ‘USB-stick’, in het bijzonder op het tapgesprek van 22 mei 2012 om 12:50 uur tussen [betrokkene 1] en de verdachte, waarin verdachte zegt: ‘Dus waar we bang voor waren is werkelijkheid geworden’. In dat telefoongesprek wordt ook gesproken over de inbeslaggenomen planning. Dat uit het telefoongesprek of ’s hofs overwegingen niet heel duidelijk wordt wat deze planning inhoudt, is niet van belang: het hof gebruikt dat begrip slechts om het telefoongesprek aan te duiden waar het aanwijzingen aan ontleent. Dat dit gesprek van na de tenlastegelegde periode dateert, staat er evenmin aan in de weg dat het hof er een aanwijzing aan kon ontlenen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door de betreffende rechtspersonen doen van onjuiste aangiften loonheffing. De opmerking van de verdachte duidt op een angst die in het verleden al bestond en bevestigt dat de verdachte weet wat er op de USB-stick staat. Andere in de bewijsoverweging geciteerde tapgesprekken bevestigen dat meer met de rechtspersonen verbonden personen (‘we’) wisten waar de inbeslagneming van in het bijzonder de USB-stick toe kon leiden.
29. Het tweede element in de onderbouwing van ’s hofs oordeel is ‘het antwoord van [betrokkene 11] over [betrokkene 4] ’. Daarmee verwijst het hof naar een eerdere passage in de bewijsoverweging, waarin het vermeldt dat [betrokkene 11] bij de rechter-commissaris heeft ‘verklaard dat, voor zover hij weet, [betrokkene 4] niet voorkomt in de salarisadministratie en dat hij ( [betrokkene 11] ) dit niet kan verklaren. Desgevraagd door de rechter-commissaris hoe dit kan nu hij de administratie zelf controleert en weet dat [betrokkene 4] daar werkt, heeft hij verklaard dat hij niet weet waarom [betrokkene 4] er niet in stond en dat hij wel eens aan de verdachte en [betrokkene 4] heeft gevraagd waarom, maar dat hij daar nooit echt een duidelijk antwoord op heeft gekregen’. Uit dit antwoord blijkt niet alleen dat [betrokkene 4] , die naar het hof heeft vastgesteld, ‘de leiding (had) binnen [B] en [A] qua financiële administratie’ en voor [betrokkene 11] ‘zijn aanspreekpunt binnen [B] en [A] was’, niet in de salarisadministratie stond, maar ook dat [betrokkene 11] de verdachte daarover heeft aangesproken. De steller van het middel keert zich niet tegen dit onderdeel van de onderbouwing van ’s hofs oordeel.
30. Het derde element in de onderbouwing van ’s hofs oordeel is ‘de grote schaal waarop zwarte loonbetalingen plaatsvonden binnen deze rechtspersonen’. Het hof stelt vast dat uit het onderzoek aan de USB-stick is gebleken dat er ‘in totaal 188 personen niet waren verantwoord bij de Belastingdienst’. Twee van deze personen zijn [betrokkene 7] en [betrokkene 8] . Eerstgenoemde stond in de salarisoverzichten op de USB-stick vermeld van februari 2008 tot en met december 2011. Laatstgenoemde stond vermeld in 35 maandoverzichten in de jaren 2008 tot en met 2011. Geen van beide namen kwam voor in de loonbelastingaangiften die door [B] en [A] zijn gedaan bij de Belastingdienst. Ook tegen dit onderdeel van ’s hofs argumentatie wordt in cassatie geen specifieke klacht geformuleerd.
31. Het vierde en laatste element in de onderbouwing van ’s hofs oordeel is de opdracht van de verdachte aan [betrokkene 11] om de loonstroken kloppend te maken. Dat de verdachte deze opdracht aan [betrokkene 11] heeft gegeven, heeft het hof afgeleid uit de verklaring van [betrokkene 10] . Deze houdt onder meer in: ‘De loonstroken kloppen niet met de feitelijke werkelijkheid en zijn administratief kloppend gemaakt. [betrokkene 4] maakt in eerste instantie de loonstroken kloppend. In tweede instantie gebeurt dit bij [C] en wordt dit gedaan door [betrokkene 11] in opdracht van [verdachte] ’. Het hof heeft uit deze verklaring kunnen afleiden dat de loonstroken die werden opgemaakt niet klopten met de werkelijkheid en dat verdachte daarvan wist. Daarmee heeft het hof (ook) op deze verklaring kunnen baseren dat de verdachte geen maatregelen trof om de belastingfraude te stoppen. Bij dergelijke maatregelen past een administratie die met de werkelijkheid in overeenstemming is; de opdracht van verdachte maakt duidelijk dat hij geen maatregelen trof die dat bewerkstelligden. Daarbij kan in het midden blijven met welk doel de valse loonstroken vervaardigd werden.
32. Gelet op het voorgaande is ’s hofs oordeel dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het onjuist dan wel onvolledig doen van aangiften loonheffing niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
33. Het tweede middel faalt.
34. De middelen falen. In ieder geval het tweede middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
35. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑02‑2021
Zie over deze wettelijke regeling nader D.R. Doorenbos, Schets van het economisch strafrecht, Deventer: Kluwer 2015, p. 145-151 alsmede B.F. Keulen, Economisch strafrecht, Arnhem: Gouda Quint 1995, p. 391-408.
Doorenbos, a.w., p. 151.
Zie voor een geval waarin deze bevoegdheidsvraag speelde HR 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY3556, NJ 2012/676. Daarin was de vraag gerezen welke rechter bevoegd was kennis te nemen van het hoger beroep tegen een vonnis dat de Kantonrechter te Leeuwarden had gewezen tegen een militair. Uw Raad oordeelde dat het Gerechtshof Leeuwarden bevoegd was, nu het om een vonnis van de Kantonrechter ging. Naar het mij voorkomt diende het Gerechtshof Leeuwarden vervolgens de Kantonrechter onbevoegd te verklaren, nu de zaak in eerste aanleg berecht had moeten worden door de Militaire kamer van de Rechtbank Arnhem.
Vgl. HR 1 juli 1982, ECLI:NL:HR:1982:AB7655, NJ 1983/67 m.nt. G.E. Mulder, waarin Uw Raad de politierechter onbevoegd verklaarde tot kennisneming van de zaak, nu deze niet aan de voorwaarden van art. 369 Sv voldeed.
Zie voor H.C. Plugge bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag 6 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3200 en Gerechtshof Den Haag 18 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:905. Zie voor S.A.J. van ’t Hul Gerechtshof Den Haag 9 oktober 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2762 en Gerechtshof Den Haag 19 februari 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:256. En zie voor M.A.J. van de Kar Gerechtshof Den Haag 3 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3173 en Gerechtshof Den Haag 19 maart 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:749.
Art. 47 WED ziet op de tenlastelegging in eerste aanleg; art. 48, eerste lid, WED op het rechtsgeding voor de economische politierechter. De onderhavige zaak is in eerste aanleg door de commune strafkamer berecht.
Vgl. Doorenbos, a.w., p. 153-158; Keulen, a.w., p. 409-420.
A-G Vegter lijkt in zijn conclusie voor HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO8019 (randnummer 7) ook belang te hechten aan de omstandigheid dat economische delicten een eigen sanctiestelsel kennen. Dat sanctiestelsel is evenwel aan de delicten gekoppeld; welke sancties kunnen worden opgelegd is niet afhankelijk van de rechter die de zaak berecht.
Vgl. in verband met misslagen in de tenlastelegging onder meer HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662, NJ 2009/494 m.nt. Reijntjes, rov. 3.3 en (onder meer daarover) B.F. Keulen en G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2020, p. 455-457.
Zie recent ook HR 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1401.
Kamerstukken II 1991/92, 22 584, nr. 3, p. 14-15.
Ik attendeer in dit verband nog op de analyse van E. Gritter, G. Knigge, N.J.M. Kwakman, De WED op de helling, WODC 2005, p. 139-142.
Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen USB-stick (pand I), (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Zaaksrelaas proces-verbaal zaak 3.1 Kennismigranten (…) (zaaksdossier 3.1 Kennismigranten; geschriften, te weten uittreksels van de Kamer van Koophandel (…) (Algemeen Dossier).
Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring Loonheffing van de Belastingdienst d.d. 14 augustus 2012, met bijlagen (…) (Algemeen dossier).
Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen USB-stick (pand I), (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek van 22 mei 2012, tussen [verdachte] en [betrokkene 1] , (…) (Algemeen Dossier), met verbetering van typ- en taalfouten.
Een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 1] d.d. 22 mei. 2012, (…), (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst), met verbetering van typ- en taalfouten.
Een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 4] d.d. 22 mei 2012, (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst), met verbetering van typ- en taalfouten.
Een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek van 22 mei 2012, tussen [betrokkene 2] en een NNman, (…) (Algemeen Dossier), met verbetering van typ- en taalfouten.
Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen USB-stick (pand I) (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 9] , (…) (Persoonsdossier).
Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen USB-stick. (pand I) (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen USB-stick (pand I) (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 4] d.d. 9 maart 2012 (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 10] (…) (Persoonsdossier) .
Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 1] (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst).
Proces-verbaal verhoor [betrokkene 10] (…) (Persoonsdossier) .
Proces-verbaal rechter-commissaris verhoor getuige [betrokkene 11] d.d. 11 februari 2015.
Proces-verbaal rechter-commissaris verhoor getuige [betrokkene 11] d.d. 11 februari 2015.
Een geschrift, te weten een schriftelijke weergave van een tapgesprek d.d. 2 maart 2012, tussen [betrokkene 2] en oom ( [verdachte] ) (…) (Zaaksdossier 3.2 Belastingdienst), met verbetering van typ- en schrijffouten.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2016; Proces-verbaal rechter-commissaris verhoor getuige [betrokkene 11] d.d. 11 februari 2015.
Proces-verbaal rechter-commissaris verhoor getuige [betrokkene 11] d.d. 11 februari 2015.
Proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 11] (…) (Algemeen Dossier)
Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 10] (…) (Persoonsdossier).
Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 10] (…) (Persoonsdossier).
HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, NJ 2016/375 m.nt. Wolswijk. Zie over de aansprakelijkheid van de rechtspersoon (onder meer) HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938, NJ 2006/328 m.nt. Mevis.
Zie verder J. De Hullu, Materieel Strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 509-515.