Zie bijvoorbeeld: Kamerstukken II, 2003/2004, 29 291, nr. 3, p. 2.
Hof Den Haag, 03-12-2019, nr. 22-001965-18
ECLI:NL:GHDHA:2019:3173
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
03-12-2019
- Zaaknummer
22-001965-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:3173, Uitspraak, Hof Den Haag, 03‑12‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1477
Uitspraak 03‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Art. 273f Sr, art. 240b Sr, WWM en Opiumwet. Mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting van 5 aan drugsverslaafde slachtoffers; misbruik van kwetsbare positie en van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Gevangenisstraf van 13 jaar en toekenning schadevergoeding; uitgebreide overwegingen t.a.v. de straftoemeting.
Partij(en)
Rolnummer: 22-001965-18
Parketnummers: 09-767344-15, 09-765016-16 en 09-766067-16
Datum uitspraak: 3 december 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 4 december 2018 (regie), 3 en 4 oktober 2019 (inhoudelijke behandeling), 19 november 2019 (sluiting) en 3 december 2019 (uitspraak).
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij parketnummer 09-767344-15 onder 4, onderdeel A, en bij parketnummer 09-766067-16 onder 2, eerste onderdeel (betreffende de ten laste gelegde periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2004), vrijgesproken en ter zake van het bij parketnummer 09-767344-15 onder 1, 2, 3 en 4, onderdeel B, ten laste gelegde, bij parketnummer 09-765016-16 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en bij parketnummer 09-766067-16 onder 1, 2, tweede onderdeel (betreffende de ten laste gelegde periode vanaf 1 januari 2005), en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de in beslag genomen goederen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
3. Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem bij parketnummer 09-767344-15 onder 4, onderdeel A, en bij parketnummer 09-766067-16 onder 2, eerste onderdeel (betreffende de ten laste gelegde periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2004), cumulatief/alternatief is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
4. Tenlastelegging
Aan de verdachte is bij dagvaardingen onder parketnummers 09-767344-15, 09-765016-16 en 09-766067-16 na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - voor zover thans nog aan de orde - en waarvan de feiten in het navolgende door het hof zijn doorgenummerd - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-767344-15: 1. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 januari 2011 tot en met 17 mei 2015 te Zoetermeer en/of Gouda en/of Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A)
een ander of anderen, te weten [aangeefster 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 1] (sub 1˚) en/of
- die [aangeefster 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4˚) en/of
- die [aangeefster 1] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [aangeefster 1] met of voor een derde, (sub 9˚) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 1] (sub 6˚)
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- aan die [aangeefster 1] harddrugs (heroïne en/of cocaïne) verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 1] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- die [aangeefster 1] (te) veel laten betalen voor harddrugs en/of
- die [aangeefster 1] (aldus) een schuld/schulden laten maken bij hem, verdachte, althans die [aangeefster 1] verteld dat zij een schuld/ schulden had bij hem, verdachte, en/of
- de beschikking over de bankpas van die [aangeefster 1] genomen/gekregen en/of de uitkering van die [aangeefster 1] van haar bankrekening gepind en/of
- de beschikking over het identiteitsbewijs van die [aangeefster 1] genomen/gekregen en/of
- ( aldus) die [aangeefster 1] financieel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- ( aldus) die [aangeefster 1] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- ( aldus) die [aangeefster 1] gedwongen, althans bewogen, om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of die [aangeefster 1] voor en/of na een klant een (kleine) hoeveelheid harddrugs verstrekt en/of
- foto's en/of films van die [aangeefster 1] gemaakt en/of
- advertenties op sekssites (kinky.nl en/of seksjobs.nl) geplaatst (tegen de wens van die [aangeefster 1]) en/of
- die [aangeefster 1] naar een of meer werkplekken gebracht en/of vervoerd en/of
- afspraken gemaakt met klanten en/of
- die [aangeefster 1] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 1] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door [aangeefster 1] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 1] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld) en/of
- die [aangeefster 1] gedwongen, althans bewogen seks met klanten zonder condoom te hebben en/of
- die [aangeefster 1] geslagen en/of
- die [aangeefster 1] bedreigd (dat hij "gekke" mensen op haar af zou sturen), althans woorden van gelijke aard of strekking) en/of
- die [aangeefster 1] gecontroleerd en/of laten controleren;
2.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 januari 2011 tot en met 21 mei 2016 te Zoetermeer en/of Gouda en/of elders in Nederland opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2016 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer (in de woning van [adres 1]) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 146 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 65 gram heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 september 2011 tot en met 21 mei 2016 te Gouda
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 2] (sub 6˚),
immers heeft verdachte (telkens)
- aan die [aangeefster 2] harddrugs (heroïne en/of cocaïne) verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 2] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- ( aldus) die [aangeefster 2] gedwongen, althans bewogen, om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of die [aangeefster 2] voor en/of na een klant een (kleine) hoeveelheid harddrugs verstrekt en/of
- de bankpas van die [aangeefster 2] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- foto's en/of films van die [aangeefster 2] gemaakt en/of
- advertenties op sekssites (kinky.nl en/of seksjobs.nl) geplaatst en/of
- afspraken gemaakt met klanten en/of
- die [aangeefster 2] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 2] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door die [aangeefster 2] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 2] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld);
Dagvaarding met parketnummer 09-765016-16 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
5.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 oktober 2009 tot en met 3 augustus 2012 te Zoetermeer en/of elders in Nederland
A)
een ander of anderen, te weten [aangeefster 3], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 3] (sub 1˚) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4˚) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [aangeefster 3], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9˚) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 3] (sub 6˚),
immers heeft verdachte:
- die [aangeefster 3] verdovende middelen verstrekt en/of
- die [aangeefster 3] (aldus) afhankelijk gemaakt dan wel gehouden van verdovende middelen en/of
- die [aangeefster 3] een schuld doen of laten opbouwen (door het verstrekken van verdovende middelen) en/of
- de bankpas van die [aangeefster 3] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- de uitkering van die [aangeefster 3] (meermalen) van haar bankrekening opgenomen en/of
- die [aangeefster 3] (aldus) (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- die [aangeefster 3] (aldus) voor het verkrijgen van verdovende middelen afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- onderdak voor die [aangeefster 3] geregeld en/of
- tegen die [aangeefster 3] gezegd dat zij haar opgebouwde schuld moest afbetalen en/of
- foto's van die [aangeefster 3] gemaakt en/of een seksadvertentie voor die [aangeefster 3] gemaakt en/of
- een of meer klanten voor die [aangeefster 3] geregeld en/of
- die [aangeefster 3] verdovende middelen verstrekt wanneer zij een klant had gehad en/of
- die [aangeefster 3] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 3] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door die [aangeefster 3] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 3] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld);
6.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
02 augustus 2012 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, één of meermalen een afbeelding heeft vervaardigd van seksuele gedragingen en/of een of meer gegevensdrager(s), te weten een USB stick (merk Dana Elec) en/of een netbookcomputer (merk Asus), in bezit heeft gehad, bevattende 42 althans één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [aangeefster 4], geboren op [geboortedag] 1995 (die ten tijde van het maken van de foto's de leeftijd van 16 jaar had), was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- foto's [bestandsnaam 1 t/m 2]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die verdachte oraal bevredigt en/of de penis van verdachte in haar mond heeft en/of
- foto's [bestandsnaam 3 t/m 4]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die met de penis van verdachte speelt en/of
- foto's [bestandsnaam 5 t/m 6]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die de stijve penis van verdachte aftrekt en/of oraal bevredigt en/of in haar mond heeft;
7.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 april 2016 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer een vuurwapen van categorie III,
te weten een omgebouwd gas/alarmpistool (scherpschietend) merk Tanfoglio kaliber 6.35 mm en/of munitie van categorie III, te weten 3 stuks munitie merk G.F.L. kaliber 6.35 mm en/of 1 stuk munitie merk S&B kaliber 7,65 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
Dagvaarding met parketnummer 09-766067-16 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd): 8. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 januari 2007 tot en met 31 december 2012 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Utrecht en/of Waalwijk en/of elders in Nederland
A)
een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 5], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 5] (sub 1˚) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4˚) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 5]'s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9˚) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 5], (sub 6˚)
immers heeft verdachte:
- aan die [aangeefster 5] harddrugs verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 5] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- die [aangeefster 5] gezegd dat zij een schuld bij hem, verdachte, had en/of gezegd dat die [aangeefster 5] een schuld bij hem, verdachte, moest aflossen en/of
- een woning en/of onderdak voor die [aangeefster 5] geregeld en/of
- de bankpas van die [aangeefster 5] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- de uitkering van die [aangeefster 5] (meermalen) van haar bankrekening opgenomen en/of
- het identiteitsbewijs van die [aangeefster 5] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- ( aldus) die [aangeefster 5] (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- ( aldus) die [aangeefster 5] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- ( aldus) die [aangeefster 5] gedwongen, althans bewogen, om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of die [aangeefster 5] drugs gegeven nadat zij een of meer klant(en) had gehad en/of
- advertenties op sekssites (kinky.nl en/of seksjobs.nl) geplaatst voor die [aangeefster 5] en/of klanten voor die [aangeefster 5] geregeld en/of
- die [aangeefster 5] naar een of meer klanten en/of werkplekken gebracht en/of vervoerd en/of
- die [aangeefster 5] het door haar verdiende geld aan hem, verdachte, laten afgeven en/of de klanten van die [aangeefster 5] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door die [aangeefster 5] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 5] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld) en/of
- die [aangeefster 5] (meermalen) geslagen in het gezicht en/of bij de keel gepakt;
9.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 januari 2005 tot en met 21 mei 2016 te Zoetermeer en/of Gouda en/of Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland
A)
een ander, te weten [aangeefster 6], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 6] (sub 1˚) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 6] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4˚) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 6]'s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9˚) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 6], (sub 6˚),
immers heeft verdachte:
- aan die [aangeefster 6] harddrugs verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 6] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- die [aangeefster 6] gezegd dat zij een schuld bij hem, verdachte, had en/of gezegd dat die [aangeefster 6] een schuld bij hem, verdachte, moest aflossen en/of
- ( aldus) die [aangeefster 6] (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- ( aldus) die [aangeefster 6] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- die [aangeefster 6] vervoerd naar klanten en/of een of meer werkplekken en/of
- ( aldus) die [aangeefster 6] gedwongen, althans bewogen, om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of
- die [aangeefster 6] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld af te staan en/of de klanten van die [aangeefster 6] aan hem, verdachte, te laten betalen en/of het door die [aangeefster 6] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 6] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld);
10.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 oktober 2010 tot en met 21 mei 2016 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Gouda
A)
een ander, te weten [aangeefster 7], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 7] (sub 1˚) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster 7] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4˚) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 7]'s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9˚) en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 7], (sub 6˚),
immers heeft verdachte:
- aan die [aangeefster 7] harddrugs verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 7] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- een woning en/of onderdak voor die [aangeefster 7] geregeld en/of
- tegen die [aangeefster 7] gezegd dat zij een schuld bij hem, verdachte, had en/of
- de bankpas en/of pincode van die [aangeefster 7] ter beschikking gehad en/of
- de uitkering van die [aangeefster 7] (meermalen) van haar bankrekening opgenomen en/of
- ( aldus) die [aangeefster 7] (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- ( aldus) die [aangeefster 7] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- ( aldus) die [aangeefster 7] gedwongen, althans bewogen, om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of
- een of meer advertentie(s) op seksjobs.nl en/of kinky.nl geplaatst voor die [aangeefster 7] en/of (meermalen) die advertentie(s) bovenaan geplaatst door credits te kopen en/of
- die [aangeefster 7] naar een of meer werkplekken gebracht en/of vervoerd en/of
- die [aangeefster 7] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 7] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door die [aangeefster 7] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 7] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld).
5. Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, onderdeel B, 5, 6, 7 8, 9 en 10 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van voorarrest.
6. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
7. Vrijspraak van feit 4 onderdeel B ([aangeefster 2])
Onder feit 4, onderdeel B, is aan de verdachte ten laste gelegd – kort gezegd - het op de tenlastegelegde wijze opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele uitbuiting van [aangeefster 2]. Naar het oordeel van het hof vinden de daarop betrekking hebbende belastende verklaringen van aangeefster [aangeefster 2] onvoldoende steun in de overige beschikbare bewijsmiddelen, zodat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
8. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 januari 2011 tot en met 17 mei 2015 te Zoetermeer en/of Gouda en/of Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [aangeefster 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 1] en/of
- die [aangeefster 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
- die [aangeefster 1] heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [aangeefster 1] met of voor een derde en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster 1],
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- aan die [aangeefster 1] harddrugs (heroïne en/of cocaïne) verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 1] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- die [aangeefster 1] (te) veel laten betalen voor harddrugs en/of
- die [aangeefster 1] (aldus) een schuld/schulden laten maken bij hem, verdachte, althans die [aangeefster 1] verteld dat zij een schuld/ schulden had bij hem, verdachte, en/of
- de beschikking over de bankpas van die [aangeefster 1] genomen/gekregen en/of de uitkering van die [aangeefster 1] van haar bankrekening gepind en/of
- de beschikking over het identiteitsbewijs van die [aangeefster 1] genomen/gekregen en/of
- (aldus) die [aangeefster 1] financieel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- (aldus) die [aangeefster 1] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- (aldus) die [aangeefster 1] gedwongen, althans bewogen, om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of die [aangeefster 1] voor en/of na een klant een (kleine) hoeveelheid harddrugs verstrekt en/of
- foto's en/of films van die [aangeefster 1] gemaakt en/of
- advertenties op sekssites (kinky.nl en/ofseksjobs.nl) geplaatst (tegen de wens van die [aangeefster 1]) en/of
- die [aangeefster 1] naar een of meer werkplekken gebracht en/of vervoerd en/of
- afspraken gemaakt met klanten en/of
- die [aangeefster 1] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 1] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door [aangeefster 1] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 1] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld) en/of
- die [aangeefster 1] gedwongen, althans bewogen seks met klanten zonder condoom te hebben en/of
- die [aangeefster 1] geslagen en/of
- die [aangeefster 1] bedreigd (dat hij "gekke" mensen op haar af zou sturen), althans woorden van gelijke aard of strekking) en/of
- die [aangeefster 1] gecontroleerd en/of laten controleren;
2. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 januari 2011 tot en met 21 mei 2016 te Zoetermeer en/of Gouda en/of elders in Nederland opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, een middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2016 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer (in de woning van [adres 1]) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 146 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 65 gram heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 oktober 2009 tot en met 3 augustus 2012 te Zoetermeer en/of elders in Nederland
A)
een ander of anderen, te weten [aangeefster 3], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 3] en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 3] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [aangeefster 3]’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 3],
immers heeft verdachte:
- die [aangeefster 3] verdovende middelen verstrekt en/of
- die [aangeefster 3] (aldus) afhankelijk gemaakt dan wel gehouden van verdovende middelen en/of
- die [aangeefster 3] een schuld doen of laten opbouwen (door het verstrekken van verdovende middelen) en/of
- de bankpas van die [aangeefster 3] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- de uitkering van die [aangeefster 3] (meermalen) van haar bankrekening opgenomen en/of
- die [aangeefster 3] (aldus) (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- die [aangeefster 3] (aldus) voor het verkrijgen van verdovende middelen afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- onderdak voor die [aangeefster 3] geregeld en/of
- tegen die [aangeefster 3] gezegd dat zij haar opgebouwde schuld moest afbetalen en/of
- foto's van die [aangeefster 3] gemaakt en/of een seksadvertentie voor die [aangeefster 3] gemaakt en/of
- een of meer klanten voor die [aangeefster 3] geregeld en/of
- die [aangeefster 3] verdovende middelen verstrekt wanneer zij een klant had gehad en/of
- die [aangeefster 3] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld door aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 3] aan hem, verdachte, te laten betalen en/of het door die [aangeefster 3] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 3] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld);
6. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
02 augustus 2012 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, één of meermalen een afbeelding heeft vervaardigd van seksuele gedragingen en/of een of meer gegevensdrager(s), te weten een USB stick (merk Dana Elec) en/of een netbookcomputer (merk Asus), in bezit heeft gehad, bevattende 42 althans één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [aangeefster 4], geboren op [geboortedag] 1995 (die ten tijde van het maken van de foto's de leeftijd van 16 jaar had), was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- foto's [bestandsnaam 1 t/m 2]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die verdachte oraal bevredigt en/of de penis van verdachte in haar mond heeft en/of
- foto's [bestandsnaam 3 t/m 4]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die met de penis van verdachte speelt en/of
- foto's [bestandsnaam 5 t/m 6]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die de stijve penis van verdachte aftrekt en/of oraal bevredigt en/of in haar mond heeft
en
hij in de periode van 2 augustus 2012 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer, gegevensdragers, te weten een USB stick (merk Dana Elec) en een netbookcomputer (merk Asus), in bezit heeft gehad, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [aangeefster 4], geboren op [geboortedag] 1995 (die ten tijde van het maken van de foto’s de leeftijd van 16 jaar had), was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- foto's [bestandsnaam 1 t/m 2]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die verdachte oraal bevredigt en/of de penis van verdachte in haar mond heeft en/of
- foto's [bestandsnaam 3 t/m 4]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die met de penis van verdachte speelt en/of
- foto's [bestandsnaam 5 t/m 6]: een of meer afbeeldingen van [aangeefster 4] die de stijve penis van verdachte aftrekt en/of oraal bevredigt en/of in haar mond heeft;
7. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
1 april 2016 tot en met 10 mei 2016 te Zoetermeer een vuurwapen van categorie III, te weten een omgebouwd gas/alarmpistool (scherpschietend) merk Tanfoglio kaliber 6.35 mm en/of munitie van categorie III, te weten 3 stuks munitie merk G.F.L. kaliber 6.35 mm en/of 1 stuk munitie merk S&B kaliber 7,65 mm Browning, voorhanden heeft gehad;
Dagvaarding met parketnummer 09-766067-16 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd): 8.hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 januari 2007 tot en met 31 december 2012 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Utrecht en/of Waalwijk en/of elders in Nederland
A)
een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 5], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 5] en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 5]'s, seksuele handelingen met en/of voor een derde en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 5],
immers heeft verdachte:
- aan die [aangeefster 5] harddrugs verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 5] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- die [aangeefster 5] gezegd dat zij een schuld bij hem, verdachte, had en/of gezegd dat die [aangeefster 5] een schuld bij hem, verdachte, moest aflossen en/of
- een woning en/of onderdak voor die [aangeefster 5] geregeld en/of
- de bankpas van die [aangeefster 5] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- de uitkering van die [aangeefster 5] (meermalen) van haar bankrekening opgenomen en/of
- het identiteitsbewijs van die [aangeefster 5] afgenomen en/of door haar laten afstaan en/of in bezit gehad en/of
- (aldus) die [aangeefster 5] (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- (aldus) die [aangeefster 5] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- (aldus) die [aangeefster 5] gedwongen, althans bewogen om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of die [aangeefster 5] drugs gegeven nadat zij een of meer klant(en) had gehad en/of
- advertenties op sekssites (kinky.nl en/of seksjobs.nl) geplaatst voor die [aangeefster 5] en/of klanten voor die [aangeefster 5] geregeld en/of
- die [aangeefster 5] naar een of meer klanten en/of werkplekken gebracht en/of vervoerd en/of
- die [aangeefster 5] het door haar verdiende geld aan hem, verdachte, laten afgeven en/of de klanten van die [aangeefster 5] aan hem, verdachte, laten betalen en/of het door die [aangeefster 5] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 5] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld) en/of
- die [aangeefster 5] (meermalen) geslagen in het gezicht en/of bij de keel gepakt;
9. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 januari 2005 tot en met 21 mei 2016 te Zoetermeer en/of Gouda en/of Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland
A)
een ander, te weten [aangeefster 6], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 6] en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 6] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 6]'s, seksuele handelingen met en/of voor een derde en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 6],
immers heeft verdachte:
- aan die [aangeefster 6] harddrugs verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 6] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- die [aangeefster 6] gezegd dat zij een schuld bij hem, verdachte, had en/of gezegd dat die [aangeefster 6] een schuld bij hem, verdachte, moest aflossen en/of
- (aldus) die [aangeefster 6] (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- (aldus) die [aangeefster 6] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- die [aangeefster 6] vervoerd naar klanten en/of een of meer werkplekken en/of
- (aldus) die [aangeefster 6] gedwongen, althans bewogen om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of
- die [aangeefster 6] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld af te staan en/of door de klanten van die [aangeefster 6] aan hem, verdachte, te laten betalen en/of het door die [aangeefster 6] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 6] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld);
10. hij op een of meer tijdstippen in de periode van
01 oktober 2010 tot en met 21 mei 2016 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage en/of Gouda
A)
een ander, te weten [aangeefster 7], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 7] en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [aangeefster 7] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 7]’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 7],
immers heeft verdachte:
- aan die [aangeefster 7] harddrugs verstrekt en/of (aldus) die [aangeefster 7] afhankelijk gemaakt en/of gehouden van harddrugs en/of
- een woning en/of onderdak voor die [aangeefster 7] geregeld en/of
- tegen die [aangeefster 7] gezegd dat zij een schuld bij hem, verdachte, had en/of
- de bankpas en/of pincode van die [aangeefster 7] ter beschikking gehad en/of
- de uitkering van die [aangeefster 7] (meermalen) van haar bankrekening opgenomen en/of
- (aldus) die [aangeefster 7] (financieel) afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of
- (aldus) die [aangeefster 7] voor het verkrijgen van harddrugs afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt en/of gehouden en/of
- (aldus) die [aangeefster 7] gedwongen, althans bewogen om als prostituee te werken (in ruil voor harddrugs) en/of
- een of meer advertentie(s) op seksjobs.nl en/of kinky.nl geplaatst voor die [aangeefster 7] en/of (meermalen) die advertentie(s) bovenaan geplaatst door credits te kopen en/of
- die [aangeefster 7] naar een of meer werkplekken gebracht en/of vervoerd en/of
- die [aangeefster 7] gedwongen, althans bewogen, haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan en/of klanten van die [aangeefster 7] aan hem, verdachte, te laten betalen en/of het door die [aangeefster 7] verdiende geld ingenomen en/of
- die [aangeefster 7] in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door haar verdiende geld) te weinig harddrugs gegeven (waardoor verdachte financieel werd bevoordeeld).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
9. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
10. Nadere overwegingen
10.1.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters
De raadsman van de verdachte heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van een aantal van de aangeefsters betwist. Hij heeft in dit verband aangevoerd – kort samengevat - dat de recherche aangeefsters wel heel erg heeft aangepraat dat zij slachtoffers zijn en dat er meerdere motieven voor de aangeefsters kunnen zijn om belastend te verklaren (wraakgevoelens, de mogelijkheid op een B8-vergunning en het vooruitzicht op voorzieningen als onderdak en hulp). Tot slot heeft hij op tegenstrijdigheden en inconsistenties in diverse verklaringen van aangeefsters gewezen. Volgens de raadsman moet dit ertoe leiden dat deze verklaringen niet voor het bewijs worden gebruikt. Het hof begrijpt dit standpunt aldus dat volgens de raadsman aan deze verklaringen geen bewijswaarde kan worden toegekend.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De aangeefsters zijn tijdens het langdurige en omvangrijke onderzoek Pogona meermalen gehoord bij de politie en tevens bij de rechter-commissaris.
Het hof deelt in zijn algemeenheid de opvatting dat verklaringen van getuigen, in het bijzonder getuigen die verslaafd zijn (geweest) aan harddrugs, zeker wanneer deze verklaringen na geruime tijd bij de rechter-commissaris worden afgelegd, met de nodige behoedzaamheid dienen te worden beoordeeld. Het tijdsverloop, het mogelijk kennisnemen van processtukken, een mogelijke beïnvloeding van het geheugen door langdurig drugsgebruik of door kennis met anderen te delen of zelfs een mogelijke onderlinge afstemming van verklaringen door getuigen zijn aandachtspunten bij de uitleg en waardering van deze verklaringen.
Met de raadsman constateert ook het hof tegenstrijdigheden en inconsistenties in verschillende verklaringen van aangeefsters. Deze zijn echter niet van dien aard dat deze verklaringen (volledig) terzijde moeten worden gesteld. De aangeefsters hebben in de kern zowel met betrekking tot het verstrekken van harddrugs door de verdachte als ook ten aanzien van het door de aangeefsters afstaan van het in de prostitutie verdiende geld aan de verdachte, vanaf het moment dat zij bij de politie zijn gehoord consistent verklaard. De verklaringen van de aangeefsters ondersteunen elkaar in dit opzicht niet alleen over en weer, maar deze verklaringen vinden ook verankering in de verklaringen van onder meer de getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris, de eigen verklaring van de verdachte in hoger beroep dat hij drugs heeft gegeven aan [getuige 2], alsmede in de omstandigheid dat een grote hoeveelheid harddrugs, diverse pinpassen en identiteitskaarten bij de verdachte zijn aangetroffen, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage.
Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de door de raadsman gestelde omstandigheden in dit geval hebben geleid tot onbetrouwbare verklaringen zonder enige bewijswaarde. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan deze verklaringen enige bewijswaarde zou moeten worden ontzegd. Het hof ziet dan ook geen beletsel deze verklaringen – met de hiervoor genoemde behoedzaamheid – voor het bewijs te gebruiken.
10.2.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandel
10.2.1.
Juridisch kader van art. 273f Sr
Mensenhandel Mensenhandel behelst een ernstige inbreuk op fundamentele rechten als de menselijke waardigheid, de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid.1.In Nederland is mensenhandel strafbaar gesteld in art. 273f van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van dat artikel en de relevante jurisprudentie volgt dat de strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen.
In lid 2 van artikel 273f Sr is geformuleerd wat de Nederlandse wetgever – in navolging van afspraken in internationaal en in EU-verband - in ieder geval onder uitbuiting verstaat.2.Met betrekking tot de onderhavige zaak is van belang dat uitbuiting ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting omvat.
(Oogmerk van) uitbuiting
Het strafbare feit van art. 273f, lid 1, sub 1 Sr bevat de volgende bestanddelen: gedragingen, dwangmiddelen en het oogmerk van uitbuiting. De strafwaardigheid van het feit wordt in de kern bepaald door het oogmerk een ander uit te buiten. De Hoge Raad heeft in dit verband overwogen dat het niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit. Het volstaat dat de uitbuiting de verdachte voor ogen stond, ook al heeft de uitbuiting zich niet gerealiseerd.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'oogmerk van uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad heeft geoordeeld – voor zover in de onderhavige zaak relevant - dat bij de beantwoording van die vraag onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.3.Daarbij gaat het om een alomvattende weging van de hiervoor genoemde en eventuele andere relevante factoren.
De dwangmiddelen (misbruik van een kwetsbare positie en van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht)
In de in art. 273f, lid 1, sub 1 Sr genoemde dwangmiddelen komt tot uitdrukking dat met de strafbaar gestelde gedraging onder die omstandigheden de vrije keuze van slachtoffers in geding is. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de dwangmiddelen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en 'misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ de wil van slachtoffers beïnvloeden, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Misbruik van een kwetsbare positie Met betrekking tot het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ geldt dat in art. 273f, lid 6, Sr is bepaald dat daaronder mede wordt begrepen: ‘een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan’. Een kwetsbare positie kan onder andere een gevolg zijn van bijvoorbeeld een verslaving of van schulden.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Met betrekking tot het dwangmiddel 'misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht' geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de betrokkene in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige tewerkgestelde in Nederland pleegt te verkeren. Het misbruik van ‘uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid.
Bewijs van opzet op het gebruik van voornoemde dwangmiddelen
Het is vaste rechtspraak dat voor het bewijs van het opzet op het misbruik van uit feitelijke omstandigheden vootvloeiend overwicht toereikend is dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer als bedoeld in die bepaling.4.Ten aanzien van de in de concrete casus aan de orde zijnde dwangmiddelen zal derhalve moeten worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de omstandigheden die het vorenbedoeld overwicht of de kwetsbare positie vormen.
In het licht van voornoemde uitgangspunten beoordeelt het hof het bewijs van de onder 1, 5, 8, 9 en 10 tenlastegelegde feiten.
10.2.2.
Feitelijke vaststellingen
Op basis van de inhoud van het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld, stelt het hof het volgende vast.
Aangeefster [aangeefster 1] (feit 1)
Aangeefster [aangeefster 1] is op haar zeventiende jaar verslaafd geraakt aan harddrugs. In 2011 heeft zij de verdachte ontmoet. Zij was toen al vijf jaar ‘clean’. Zij nam toen zo’n twee weken harddrugs (cocaïne) van de verdachte af zonder te betalen, waardoor zij bij hem een schuld opbouwde. Door het gebruik van de verdovende middelen werd aangeefster zeer beïnvloedbaar. De verdachte vroeg haar na een paar weken om ‘de hoer te spelen’. Zij gaf aan in het begin te hebben geweigerd, maar ging onder invloed van de zucht naar verdovende middelen uiteindelijk toch overstag.
De verdachte maakte foto’s van aangeefster en plaatste seksadvertenties op kinky.nl en seksjobs.nl. Hij vermeldde dat zij ook seksuele handelingen verrichte zonder condoom. Hij maakte prostitutieafspraken voor haar en bracht haar naar de klanten toe. Zij verdiende € 300,- per dag. Klanten betaalden aan hem of aan aangeefster. In het laatste geval moest zij het geld aan hem afstaan. Zij zag nooit iets van het geld terug. Aangeefster kreeg telkens harddrugs van de verdachte. De verdachte bepaalde de hoeveelheid harddrugs die zij kreeg. Daarbij bracht de verdachte voor een pakje harddrugs ter waarde van € 20,- bij haar een schuld van € 100,- in rekening. Hij zorgde ervoor dat zij altijd een schuld voor deze harddrugs bij hem had. De verdachte kreeg de beschikking over de bankpas van aangeefster en pinde daarmee haar uitkering van haar bankrekening. Zij had daardoor geen geld. Ook haar identiteitsbewijs had hij in zijn bezit. Hij had de sleutel van haar woning en bepaalde ook dat een andere persoon bij haar in de woning verbleef en daar in de prostitutie werkte. Zij was derhalve de zeggenschap over haar woning kwijt.
Aanvankelijk werkte ze in haar woning aan de [adres 2] te Zoetermeer in de prostitutie. Later bracht de verdachte haar regelmatig naar de [adres 3] in Gouda om daar voor hem te werken. Ook heeft zij voor de verdachte als prostituee aan de [adres 4] in Den Haag en op de [adres 5] te Zoetermeer gewerkt. Pas in mei 2015 heeft zij afstand van de verdachte kunnen nemen.
Aangeefster [aangeefster 3] (feit 5)
De bewezenverklaarde periode met betrekking tot deze aangeefster loopt van 1 oktober 2009 tot en met 3 augustus 2012.Aangeefster [aangeefster 3] gebruikte af en toe coke voordat zij de verdachte leerde kennen. Via een vriendin, die een dealer wist, kreeg aangeefster contact met de verdachte en kocht zij op een avond een pakje coke bij hem. Sinds die avond kwam de verdachte bijna dagelijks bij haar thuis om harddrugs te verkopen. In het begin gaf de verdachte haar drugs en hoefde aangeefster daarvoor niet te betalen. Op een gegeven moment werd het meerdere grammen per dag en moest zij daarvoor wel betalen waardoor de schulden van aangeefster opliepen. Toen aangeefster geen geld had, wilde de verdachte huisraad als betaling en later haar identiteitskaart, haar rijbewijs en bankpas als onderpand. Hij pinde ook haar uitkering van haar rekening met haar bankpas.Op een gegeven moment stelde de verdachte voor dat aangeefster de harddrugs kon betalen door seksuele handelingen tegen betaling te verrichten om haar schuld voor de ontvangen drugs af te lossen. Aangeefster kwam op die wijze in de prostitutie terecht. De verdachte maakte foto’s van haar en plaatste een seksadvertentie met haar foto’s. De verdachte maakte afspraken met klanten en hij ontving de betalingen van de prostituanten. Hij regelde onderdak voor haar toen zij dakloos werd. De hoeveelheid drugs die zij van de verdachte kreeg, stond niet in verhouding tot de seksuele handelingen die zij heeft verricht en het geld wat er van de bankrekening is gehaald.
Aangeefster [aangeefster 5] (feit 8)
De bewezenverklaarde periode met betrekking tot deze aangeefster loopt van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2012.
[aangeefster 5] was verslaafd toen zij de verdachte leerde kennen. In het begin gaf de verdachte drugs aan aangeefster zonder dat hij er iets voor terugvroeg. Na een paar dagen veranderde dit. De verdachte bood haar onderdak en eten aan. Daarnaast had hij drugs voor haar en zou hij voor haar zorgen. Zij moest voor hem werken in de prostitutie in ruil voor de drugs. Hij plaatste advertenties voor haar op kinky.nl en seksjobs.nl. Zij moest van de verdachte elke klant accepteren. De verdachte bracht aangeefster naar de verschillende plaatsen waar zij in de prostitutie werkte. Hij bepaalde de seksuele handelingen die zij bij de klant moest verrichten en nam het geld meestal zelf van de klant in ontvangst. Hij pakte haar identiteitsbewijs af en had ook haar bankpasje in bezit en pinde haar uitkering van haar rekening. De verdachte gaf haar harddrugs, eten en sigaretten. Zij mocht zelf niet beslissen wanneer zij wilde stoppen met haar prostitutiewerkzaamheden. Aangeefster werkte als prostituee en sliep in het huis van [getuige 3], die zijn huis aan de verdachte ter beschikking stelde voor prostitutiewerkzaamheden. [aangeefster 5] zag het geld dat zij verdiende in de prostitutie, gemiddeld € 300,- per dag, niet terug.
Aangeefster [aangeefster 6] (feit 9)
De bewezenverklaarde periode met betrekking tot deze aangeefster loopt van 01 januari 2005 tot en met 21 mei 2016. Aangeefster [aangeefster 6] was verslaafd. De verdachte leverde harddrugs aan haar. Zij had geen geld om de harddrugs aan de verdachte te betalen. Zij verrichtte daarom seksuele diensten bij mannen tegen betaling in ruil voor de drugs die de verdachte aan haar gaf. De verdachte heeft in dat verband ook een gangbang met mannen georganiseerd waar aangeefster zich heeft geprostitueerd. De verdachte bepaalde dat aangeefster eerst een klant moest helpen, daarna kreeg zij een trekje coke. De prostituanten betaalden voor de seksuele diensten rechtstreeks aan de verdachte. Wanneer zij wel aan aangeefster betaalden, moest aangeefster de opbrengsten aan de verdachte afstaan voor het aflossen van de bij hem opgebouwde schuld. Dit bedrag stond echter niet in verhouding tot opbrengsten van de seksuele diensten die zij voor een pakje coke van twintig euro aan drugs moest verrichten. Aangeefster durfde geen nee te zeggen tegen het werk in de prostitutie, omdat zij alleen maar aan de coke dacht. Alles draaide om de verdovende middelen.
Aangeefster [aangeefster 7] (feit 10)
De bewezenverklaarde periode met betrekking tot deze aangeefster loopt van 1 oktober 2010 tot en met 21 mei 2016.Aangeefster [aangeefster 7] leerde de verdachte kennen doordat hij had gereageerd op een advertentie van haar op seksjobs.nl. Hij kwam als klant en had al snel door dat zij verslaafd was aan drugs. De verdachte stelde voor samen geld te verdienen. Aangeefster hoefde zich nergens meer druk om te maken: hij zou alles regelen. Zij moest ‘alleen haar benen spreiden’ en dan kwam alles goed. De verdachte sprak met aangeefster af dat de verdeling 50%/50% zou zijn.
Hij bracht haar onder in het huis van de hiervoor genoemde [aangeefster 1]. De verdachte gaf haar eten, drinken en harddrugs. Zij had haar bankpasje en pincode aan de verdachte afgegeven en de verdachte gebruikte die om haar uitkering van haar rekening te pinnen. Hij plaatste advertenties op seksjobs.nl en mailde afspraken naar de prostituanten. Zij heeft gewerkt in de prostitutie in de woning van [aangeefster 1] en in de woning van [getuige 3]. Hij bracht haar naar haar prostitutie-afspraken.
Zij werkte voor de drugs om in haar verslaving te voorzien. De opbrengsten van de prostitutiewerkzaamheden gingen naar de verdachte. Aangeefster liet aan de verdachte over hoeveel harddrugs zij afnam. Dit hing af van het geld dat zij met haar seksuele verdiensten verdiende. De verdachte betaalde uit in drugs, maar de aangeefster verklaarde dat de hoeveelheid drugs die ze ontving niet in verhouding stond tot hetgeen zij met de prostitutiewerkzaamheden verdiende.
10.2.3.
Conclusie
Oogmerk van uitbuiting
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten oordeelt het hof dat ten aanzien van de slachtoffers [aangeefster 1] (feit 1), [aangeefster 3] (feit 5), [aangeefster 5] (feit 8), [aangeefster 6] (feit 9) en [aangeefster 7] (feit 10) telkens wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van (het oogmerk van) uitbuiting.
De verdachte beoogde de slachtoffers door zijn gedragingen - zoals bewezen is verklaard – in een zodanige afhankelijke positie te brengen en/of te houden dat zij werden bewogen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, opdat zij de bij de verdachte afgenomen drugs, als gevolg van hun verslaving, konden bekostigen.
De verdachte heeft de slachtoffers die allemaal aan cocaïne verslaafd waren en bij de verdachte hun drugs afnamen (sommigen aanvankelijk op de pof maar later) tegen betaling bewogen om te werken in de prostutie dan wel dat gefaciliteerd, opdat daarmee die geleverde drugs kon worden bekostigd. Verdachte was hun dealer en hij liet zich betalen uit de opbrengsten van hun werkzaamheden in de prostitutie, omdat de slachtoffers weinig of geen financiële middelen hadden om die drugsverslaving te bekostigen. Daarnaast neemt het hof in aanmerking de beperkingen die het voor een aan drugs verslaafde persoon met zich brengt, te weten het zich (nagenoeg) niet kunnen ontrekken aan de situatie. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat drugsverslaving zich kenmerkt door de afhankelijkheid van de verslaafde aan de drugs, waarmee gepaard gaat de (zeer grote) beperking in de keuzevrijheid van de verslaafde in zijn of haar handelen. De verdachte heeft op deze wijze niets ontziend, ten koste van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van de aangeefsters gedurende een (zeer) lange periode, voor zichzelf een inkomen gegenereerd en gegarandeerd (door zich van vaste afnemers van drugs te verzekeren). Dit heeft hem financieel voordeel opgeleverd. Voorts heeft hij de aangeefsters minder betaald in drugs dan wel in geld dan waarop ze recht hadden gelet op hun werkzaamheden in de prostitutie.
Dwangmiddelen van misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht De verdachte koos vrouwen uit die verslaafd waren aan verdovende middelen en daarmee in een situatie verkeerden waarin een onafhankelijke zelfstandige opstelling zeer moeilijk was en zich daardoor ook zeer moeilijk aan de situatie konden onttrekken en losmaken. De verdachte was zich daarvan bewust. Hij bracht sommigen van hen in een zwakke positie ten aanzien van hemzelf door aan hen op de pof verdovende middelen te leveren. Later moesten deze vrouwen wel de door hem geleverde harddrugs terugbetalen. Toen bleek dat zij daarvoor de financiële middelen niet hadden, stelde hij voor dat zij (voor hem) in de prostitutie gingen werken: een keuze die in wezen geen keuze was. Door hun zucht naar drugs, die door de verdachte in stand werd gehouden, waren de vrouwen niet in staat om op vrijwillige basis zelf een keuze te maken om al dan niet in de prostitutie te gaan en blijven werken. Met uitzondering van aangeefster [aangeefster 6] beschikten de aangeefsters niet meer over hun eigen bankpas en/of identiteitsbewijs en nam hij hun schaarse financiële middelen af door geld van hun rekening te pinnen. Hierdoor hield de verdachte hun financiële afhankelijkheid van het werken in de prostitutie om de van de verdachte te kopen of gekochte drugs voor hun drugsverslaving mede in stand.
De verdachte maakte op de hiervoor omschreven wijze misbruik van de kwetsbare positie die de verslaving van de vrouwen met zich meebracht, terwijl zij de facto geen weerstand tegen hem konden bieden door hun verslaving. Door zijn positie als dealer van deze vrouwen maakte hij op die wijze tevens misbruik van zijn uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Naar het oordeel van het hof is derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte telkens misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare posities van de in de bewezenverklaring genoemde personen en van zijn uit de hiervoor genoemde uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
10.3.
Nadere bewijsoverwegingen inzake modus operandi van de verdachte
Het pinnen door de verdachte van de uitkeringen van meerdere aangeefsters Het hof zal de verklaringen van [aangeefster 1], [aangeefster 3], [aangeefster 5], [aangeefster 7] (de bewezenverklaarde feiten onder 1, 5, 8 en 10) in onderlinge samenhang bezien als bewijs voor de bewezenverklaarde feitelijke handeling (bij al deze bewezenverklaarde feiten) dat de verdachte bij deze aangeefsters (meermalen) hun uitkeringen opnam zoals zij in hun aangifte hebben verklaard.
Voor de redengevendheid van deze verklaringen voor het bewijs wijst het hof op de gelijksoortige modus operandi van de verdachte waarover alle vier de genoemde aangeefsters verklaren, welke verklaringen hierover op essentiële punten overeenkomen. Het hof wijst daarbij op het innemen van de pinpas door de verdachte bij alle vier de aangeefsters en het vervolgens meermalen opnemen van hun uitkeringen van hun bankrekening, omdat ze een schuld bij de verdachte zouden hebben voor de verstrekte drugs. Voorts heeft het hof gelet op de gelijksoortige context waarin de voornoemde aangeefsters zich bevonden. De verdachte was de drugsdealer van deze aan harddrugs verslaafde vrouwen en zij werkten in de prostitutie, waarbij de verdachte het door hen verdiende geld voor het merendeel of helemaal opstreek in ruil voor de drugs die de verdachte aan de aangeefsters verstrekte.
Voorts worden deze onderdelen van de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 3] ook ondersteund door het aantreffen van hun bankpassen in de woning van de vader van de verdachte en in die van de verdachte zelf. [aangeefster 7] verklaart in dit verband ook dat de verdachte de pas en pincode van [aangeefster 1], [aangeefster 3] en haar had en geld van de rekening haalde.
Het hof is derhalve van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte (meermalen) de uitkeringen van alle hiervoor genoemde aangeefsters zoals zij zelf hebben verklaard, heeft gepind van de respectievelijke bankrekeningen van deze aangeefsters (feiten 1, 5, 8 en 10).
Het hebben en/of moeten aflossen van een schuld door de aangeefster aan de verdachte
Het hof zal de verklaringen van [aangeefster 1], [aangeefster 3], [aangeefster 5], [aangeefster 6] en [aangeefster 7] (de bewezenverklaarde feiten onder 1, 5, 8, 9 en 10) in onderlinge samenhang bezien als bewijs voor de bewezenverklaarde feitelijke handeling (bij alle voornoemde bewezenverklaarde feiten) dat de verdachte tegen de aangeefsters heeft gezegd dat zij een schuld hadden en/of dat ze die schuld moesten aflossen.
Voor de redengevendheid van deze verklaringen van de aangeefsters voor het bewijs wijst het hof ook hier in het bijzonder op de gelijksoortige modus operandi van de verdachte die op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze bij alle aangeefsters en de hierboven reeds uiteengezette gelijksoortige context waarin de voornoemde aangeefsters zich bevonden. De voornoemde aangeefsters hebben ieder afzonderlijk verklaard tegenover de politie en/of de rechter-commissaris dat de verdachte tegen hen heeft gezegd dat zij een schuld hadden gekregen door het afnemen van (grote) hoeveelheden drugs en/of dat die moest worden afgelost.
Het hof is derhalve van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tegen de aangeefsters heeft gezegd dat ze een schuld hadden en/of dat zij die schuld moesten aflossen (feiten 1,5,8,9 en 10).
Het geven van te weinig harddrugs in verhouding tot het met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld
Het hof zal de verklaringen van [aangeefster 1], [aangeefster 3], [aangeefster 5], [aangeefster 6] en [aangeefster 7] met betrekking tot het hierna te noemen onderdeel in onderlinge samenhang bezien als bewijs voor de bewezenverklaarde feitelijke handeling (in de bewezenverklaarde feiten onder 1, 5, 8, 9 en 10) dat de verdachte alle aangeefsters in ruil voor prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door hen daarmee verdiende geld) te weinig harddrugs heeft gegeven. Hierdoor werd de verdachte financieel bevoordeeld ten koste van de aangeefsters.
Het hof begrijpt dat de steller van de tenlastelegging met het “door haar verdiende geld” het geld heeft bedoeld waar iedere aangeefster recht op had. Het was immers het geld dat zij als prostituee verdiende en haar rechtmatig toebehoorde.
Voor de redengevendheid van de verklaringen van voornoemde aangeefsters voor het bewijs wijst het hof op het volgende. De modus operandi van de verdachte ten aanzien van alle aangeefsters zoals zij hebben verklaard, komt op essentiële punten overeen met elkaar ten aanzien van de omstandigheid dat de verdachte te weinig harddrugs aan hen verstrekte in verhouding tot het door hen in de prostitutie verdiende geld dat zij aan de verdachte afstonden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat geloofwaardig is dat de aan cocaïne verslaafde aangeefsters uit ervaring de geldwaarde van een verstrekte gebruikershoeveelheid cocaïne bij benadering konden inschatten. In essentie verklaren alle aangeefsters dat zij te weinig (in harddrugs) uitbetaald kregen en dat de verdachte zich daarmee financieel bevoordeelde. De aangeefsters verklaren dat onafhankelijk van elkaar. Deze overeenkomsten in de verklaringen ten aanzien van de hoeveelheid verschafte drugs, bezien in de context waarin de aangeefsters – afzonderlijk van elkaar - hebben verklaard harddrugs af te nemen van de verdachten waardoor zij een schuld opbouwden en op verzoek van de verdachte in de prostitutie gingen werken om die schuld af te lossen, brengen het hof tot het oordeel dat ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
Voorts worden deze onderdelen van de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 7] ook ondersteund door de verklaring van [getuige 3] dat de verdiensten voor de prostitutiewerkzaamheden van deze aangeefsters hoger lagen dan hetgeen zij uitbetaald kregen door de verdachte in hoeveelheid drugs.
Het hof is derhalve van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte alle aangeefsters in ruil voor hun prostitutiewerkzaamheden (in verhouding tot het door hen daarmee verdiende geld) te weinig harddrugs heeft gegeven. Hierdoor werd de verdachte financieel bevoordeeld (feiten 1,5,8, 9 en 10).
11. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 5, 8, 9 en 10 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
12. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
13. Strafmotivering
13.1.
Inleiding
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van vijf vrouwen, zoals strafbaar gesteld in het eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van artikel 273f Sr.
Mensenhandel valt op grond van de rechtspraak van het EHRM onder het verbod van artikel 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: 4 EVRM) waarin is opgenomen het verbod van slavernij, dienstbaarheid of gedwongen arbeid. De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van de uitbuiting van personen. Bij de strafbaarstelling staat het belang van het individu voorop. Dat belang is het behoud van de menselijke waardigheid, de geestelijke en lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het individu. Seksuele uitbuiting is een vorm van mensenhandel die naar zijn aard een inbreuk oplevert op alle genoemde onderdelen van het beschermde belang van het individu.
Een verdachte die zich schuldig maakt aan het seksueel uitbuiten van een persoon maakt zich dientengevolge schuldig aan een ernstig misdrijf.
13.2.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten
Het hof heeft bij bepaling van de ernst van de bewezen verklaarde feiten tevens gelet op de aard en de duur van de werkzaamheden door de aangeefsters in de prostitutie, de beperkingen die de werkzaamheden voor de aangeefsters hebben meegebracht en het economisch voordeel dat met deze werkzaamheden in de prostitutie door de verdachte is behaald.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze over een periode van ongeveer tien jaar stelselmatig schuldig gemaakt aan mensenhandel, waarvan in totaal vijf vrouwen gedurende kortere of langere tijd het slachtoffer zijn geworden.
Hij heeft daartoe deze vijf vrouwen, waarvan hij de drugsdealer was, in de prostitutie laten werken en aan de prostitutiewerkzaamheden van deze vrouwen geld verdiend.
Hij koos telkens kwetsbare vrouwen uit die reeds verslaafd waren (geweest) aan harddrugs en die geen sociaal vangnet hadden.
Hij plaatste seksadvertenties van de vrouwen met foto’s van hen op internet en regelde seksafspraken met klanten. Daarnaast heeft hij met deze vrouwen ook zelf seks gehad.
In ruil voor deze seks en het in de prostitutie verdiende geld verstrekte de verdachte harddrugs aan de drugsverslaafde vrouwen waardoor hun zucht naar drugs in stand bleef. Ten behoeve van zijn eigen geldelijke gewin gaf hij de vrouwen kleinere hoeveelheden drugs dan in verhouding stond tot het geld dat zij in werkelijkheid in de prostitutie voor hem verdienden. Daarnaast hield hij van meerdere van deze vrouwen de pinpassen en identiteitsbewijzen in zijn bezit waardoor hij hun afhankelijkheid van hem vergrootte. Hij pinde vervolgens met die pinpassen uitkeringsgelden van hun bankrekening. De verdachte heeft op deze berekenende wijze zijn positie als drugsdealer ingezet en misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de drugsverslaafde vrouwen om ervoor te zorgen dat hij gedurende een lange periode van een lucratief inkomen was verzekerd.
13.3.
De gevolgen voor de slachtoffers
Het hof overweegt met betrekking tot de gevolgen voor de afzonderlijke slachtoffers in het bijzonder als volgt.
[aangeefster 1]
Blijkens haar (aangepaste) schriftelijke slachtofferverklaring en haar toelichting op de vordering benadeelde partij heeft het handelen van de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangetast. Zij heeft psychische en emotionele schade opgelopen. Haar gevoel voor eigenwaarde is zij kwijtgeraakt en haar vertrouwen in anderen is ernstig geschaad. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat [aangeefster 1] nog steeds bezig is te proberen haar leven met behulp van hulpverlening op te bouwen.
[aangeefster 3]
Blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op haar vordering benadeelde partij zijn de gevolgen voor haar psychische gezondheid en haar persoonlijk leven zeer ingrijpend geweest. [aangeefster 3] beschrijft dat het feit haar kapot heeft gemaakt en dat zij verwacht daar de rest van haar leven last van te zullen hebben.
[aangeefster 5]
Uit de toelichting van [aangeefster 5] op haar vordering benadeelde partij en de overgelegde informatie van GGZ Palier blijkt dat zij door het handelen van de verdachte psychische schade heeft opgelopen in de vorm van posttraumatische klachten, die ondanks behandeling en begeleiding nog niet verholpen zijn.
Namens [aangeefster 5] is terechtzitting in hoger beroep een verklaring overgelegd van de coördinerend behandelaar en psychiater bij GGZ Palier d.d. 17 augustus 2017, waarin wordt aangegeven dat zij lijdt aan serieuze psychische problematiek waarvoor ze toen nog onder behandeling bij GGZ Palier was.
[aangeefster 6]
Blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de vordering benadeelde partij heeft [aangeefster 6] door het handelen van verdachte aanzienlijke psychische schade opgelopen. Zij beschrijft onder meer dat haar gevoel voor eigenwaarde is verdwenen en dat ze andere mensen niet meer vertrouwt. Zij heeft zich voor haar psychische klachten onder behandeling moeten laten stellen.
[aangeefster 7]
In de toelichting op haar vordering benadeelde partij heeft [aangeefster 7] aangegeven dat zij emotionele en psychische schade heeft opgelopen.
13.4.
Ernst van de overige strafbare feiten
Naast bovengenoemde misdrijven heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het maken en bezitten van pornografische afbeeldingen van de minderjarige [aangeefster 4]. De verdachte heeft een zestienjarig meisje bewogen seksuele handelingen met hem te verrichten, waarbij haar lichaam seksueel werd binnengedrongen, om daar vervolgens afbeeldingen van te (laten) maken, die hij heeft bewaard. De verdachte heeft hiermee de norm die strekt tot de bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik en de exploitatie daarvan, in ernstige mate geschonden. Tengevolge van dergelijke feiten lopen minderjarigen dikwijls psychische schade op die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Ook kunnen zij nog geruime tijd achtervolgd worden door de gevolgen van de productie van de beelden. In de toelichting op de door [aangeefster 4] ingediende vordering benadeelde partij wordt aangegeven dat [aangeefster 4] inderdaad door deze gebeurtenissen psychische schade heeft opgelopen. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Voorts heeft de verdachte gedurende een lange periode gedeald in harddrugs en heeft hij heroïne en cocaïne in zijn bezit gehad, zoals in de bewezenverklaring onder 2 en 3 nader omschreven. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land.
Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hier bewust aan meegedaan door een aantal vrouwen van drugs te voorzien in ruil voor werkzaamheden in de prostitutie. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen enkel oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Tot slot heeft de verdachte een vuurwapen met munitie ongeoorloofd in bezit gehad. Een dergelijk feit herbergt een groot risico voor de veiligheid van de samenleving en dient daarom streng te worden veroordeeld.
13.5.
Persoon van de verdachte
Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting van het hof. Het hof heeft hierin geen aanleiding gezien deze strafmatigend te laten meewegen.
Het hof heeft acht geslagen op het psychologisch onderzoek Pro Justitia betreffende de verdachte d.d. 5 december 2016 opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog.
Het hof heeft ook acht geslagen op een Reclasseringsadvies met verdiepingsdiagnostiek d.d. 7 juli 2016 van Palier, een Reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 11 augustus 2016 van Palier en een Reclasseringsadvies d.d. 15 december 2016 van Palier.
Justitiële documentatie Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
6 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder overtreding van de Opiumwet. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom soortgelijke en andere strafbare feiten te plegen. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen.
13.6.
Overweging betreffende de strafmodaliteit en strafmaat
Het hof is van oordeel dat op grond van het de hiervoor uiteengezette ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers slechts kan worden volstaan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof hanteert als uitgangspunt voor de bepaling van de strafmaat bij deze vorm van mensenhandel, waarbij inbreuken zijn gemaakt op de grondrechten en autonomie van de slachtoffers, met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde feit (met betrekking tot [aangeefster 1]) een periode van 30 maanden. Het hof is van oordeel dat ofschoon sprake is geweest van een gelijke modus operandi bij de onder 1, 5, 8, 9 en 10 bewezenveklaarde feiten de inbreuk op de grondrechten en de autonomie van [aangeefster 1] (zeer) groot is geweest.
In de overige bewezenverklaarde feiten onder 5, 8, 9 en 10 (met betrekking tot [aangeefster 3], [aangeefster 5], [aangeefster 6] en [aangeefster 7]) gaat het hof uit van een uitgangspunt van 14 maanden voor elk slachtoffer gelet op de aanzienlijke inbreuk op de grondrechten en autonomie van de slachtoffers.
Voorts heeft het hof in strafverzwarende zin rekening gehouden met de in enkele gevallen (zeer) lange duur van de uitbuiting, de omstandigheden waaronder de uitbuiting plaatsvond (o.a. in voorkomend geval de blootstelling aan gezondheidsrisico’s door het niet laten gebruiken van een condoom), de bijzonder kwetsbare positie van de slachtoffers, de verdere gevolgen voor de slachtoffers voor hun psychisch en lichamelijk welbevinden en hun maatschappelijk functioneren, de stelselmatige aanpak en uitvoering door de verdachte van de uitbuiting en het grote financiële voordeel voor de verdachte.
Het hof heeft voor de bepaling van de strafmaat ook acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten voor de straftoemeting met betrekking tot de overige bewezenverklaarde feiten (de handel in harddrugs gedurende de bewezenverklaarde periode, het voorhanden hebben van harddrugs in de bewezenverklaarde hoeveelheid, het vervaardigen en het bezitten van kinderpornografische afbeeldingen en het vuurwapenbezit).
Ten aanzien van de kinderpornografische afbeeldingen weegt het hof de hiervoor omschreven aard van de daarop zichtbare seksuele handelingen en de actieve betrokkenheid van de verdachte daarbij in het nadeel van de verdachte mee.
13.7.
Slotsom
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de overige voornoemde strafverzwarende omstandigheden en dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
14. Vorderingen van de benadeelde partijen
14.1.
Algemene overwegingen inzake de beoordeling van de vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [aangeefster 1] en [aangeefster 5] stellen dat voor de bepaling van de hoogte van de geleden materiёle schade aansluiting kan worden gezocht bij (onderdelen van) de in de ontnemingszaak opgestelde ontnemingsrapportage en de daarin vervatte berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof volgt de benadeelde partijen daarin niet, aangezien voor de vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in een ontnemingsprocedure een ander toetsingskader geldt dan voor de beoordeling van een schadevordering als de onderhavige. Dit nog afgezien van het feit dat de schade van de één niet gelijk hoeft te zijn aan het voordeel van de ander. Het hof ziet mede in verband daarmee ook geen aanleiding om zich te onthouden van een beoordeling van de onderhavige vorderingen totdat op de ontnemingszaak is beslist, zoals de verdediging heeft verzocht.
Het hof zal de vorderingen thans beoordelen aan de hand van de feiten zoals deze op basis van de bewijsmiddelen en de standpunten van partijen over en weer kunnen worden vastgesteld. Waar nodig en mogelijk zal het hof gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de beoordeling van de gevorderde materiёle schade hanteert het hof telkens als uitgangspunt dat het daarbij moet gaan om de daadwerkelijke verandering in het vermogen van de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit. In de gevallen waarin als schade wordt gevorderd het deel van de inkomsten uit prostitutie dat door toedoen van de verdachte niet is ontvangen door de benadeelde partij en waarbij is komen vast te staan dat een gedeelte van die inkomsten door de benadeelde partij is ontvangen in de vorm van door de verdachte verstrekte drugs, zal het hof de geldwaarde van deze drugs bij de berekening van de geleden schade betrekken. Anders dan door benadeelde partijen is aangevoerd, is hier niet aan de orde of een beroep kan worden gedaan op verrekening met een vordering, maar moet dit worden bezien in het kader van de vaststelling van de hiervoor genoemde daadwerkelijke verandering in het vermogen van de benadeelde partij.
14.2.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 1 tevens benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van – na vermeerdering ter terechtzitting in eerste aanleg –
€ 213.082,-, bestaande uit € 203.082,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 192.536,40, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Verdiensten
Werkzaamheden in de prostitutie
De gevorderde materiële schade bestaat in de eerste plaats uit de verdiensten uit prostitutie voor zover [benadeelde partij 1] die aan de verdachte heeft moeten afstaan dan wel door zijn tussenkomst niet heeft ontvangen. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [benadeelde partij 1] haar verdiensten aan de verdachte moest afstaan en in ruil daarvoor boodschappen kreeg, waaronder begrepen drugs. Het hof beschouwt het verschil tussen de aan de verdachte afgedragen verdiensten (hierna: de verdiensten) en de geldwaarde van hetgeen [benadeelde partij 1] daarvoor terugkreeg (hierna: de ontvangsten) als de door [benadeelde partij 1] daadwerkelijk geleden materiële schade.
Met betrekking tot de verdiensten van [benadeelde partij 1] zal het hof uitgaan van de verklaring van [benadeelde partij 1] dat zij per dag € 300,- verdiende. Haar verklaring wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van [getuige 3], dat [benadeelde partij 1] en [aangeefster 7] in de periode dat zij in zijn woning werkten elk 4 tot 5 klanten per dag hadden tegen een tarief van 60 tot 70 euro, in bijzondere gevallen oplopend tot circa 160 euro per uur.
Ontvangsten
Met betrekking tot de ontvangsten overweegt het hof het volgende. De benadeelde partij [aangeefster 5] heeft verklaard dat zij in ruil voor haar prostitutiewerkzaamheden voor gemiddeld € 100,- per dag aan boodschappen en harddrugs, van de verdachte ontving. Het hof zal ook bij de benadeelde partij [benadeelde partij 1] uitgaan van dat bedrag als (dagelijkse) ontvangsten, gelet op de vergelijkbare modus operandi van de verdachte ten aanzien van deze twee benadeelde partijen, die bovendien een deel van de bewezenverklaarde periode bij elkaar hebben gewoond.
Het hof berekent de desbetreffende materiële schade aldus:
Locatie [adres 2] te Zoetermeer
Verdiensten Periode: 74 weken. Het hof heeft gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid om de periode van de uitbuiting op voornoemde locatie vast te stellen (art. 6:97 BW). [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat ze van 2011 tot en met 2013 in haar woning gelegen aan de [adres 2] voor de verdachte prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Blijkens de toenmalige Gemeentelijke Basisadministratie (verder GBA) heeft [benadeelde partij 1] daar tot 14 februari 2013 ingeschreven gestaan. Voornoemde periode beslaat in totaal 110 weken. Voorts heeft [benadeelde partij 1] verklaard dat zij weliswaar de verdachte in 2011 heeft leren kennen maar dat ze in de eerste maand voor hem diefstallen pleegde. Pas daarna is ze – nadat ze aanvankelijk had geweigerd en toen na twee weken toch toegaf – op zijn aandringen in de prostitutie gaan werken. Het hof zal daarom voorzichtigheidshalve ervan uitgaan dat [benadeelde partij 1] in de eerste 8 weken van 2011 geen prostitutiewerkzaamheden voor de verdachte heeft verricht.
De buurvrouw [buurvrouw] heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde partij 1] per 20 november 2012 de woning heeft verlaten (aftrek van 12 weken vanaf 14 februari 2013).
Tot slot gaat het hof ervan uit dat er in die twee jaren ook periodes van minder werken zijn geweest, in totaal naar schatting 16 weken. Het hof trekt daarom van die 110 weken in totaal (12+8+16=) 36 weken af en gaat derhalve uit van een periode van in totaal 74 weken dat [benadeelde partij 1] op dit adres voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt.
Aantal dagen per week:Het hof heeft het aantal dagen dat zij per week werkte voorzichtigheidshalve bijgesteld in het voordeel van de verdachte naar 5 dagen per week.
Aldus luidt de berekening van de verdiensten van [benadeelde partij 1] uit prostitutie op de locatie [adres 2] te Zoetermeer als volgt:
5 dagen per week à € 300,- per dag = € 1.500,- verdiensten per week.
Totaal verdiensten: € 1.500,- per week x 74 weken = € 111.000,-.
Ontvangsten
Ontvangsten aan boodschappen en harddrugs: € 100,- per dag.
Totaal ontvangsten: € 700,- per week x 74 weken = € 51.800,-.
Schade: € 111.000,- (verdiensten) -/- € 51.800,- (ontvangsten)= € 59.200,-.
Op dezelfde wijze als hiervoor zal ook de geleden materiële schade op de andere locaties worden berekend.
Locatie [adres 5] te Zoetermeer
Verdiensten Periode: [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat ze 3 maanden op de [adres 5] te Zoetermeer heeft gewerkt. Het hof gaat derhalve uit van een periode van 12 weken. Ook in dit geval gaat het hof ervan uit dat [benadeelde partij 1] 5 dagen per week in de prostitutie werkte.
5 dagen per week à € 300,- = € 1.500,- per week.Totaal verdiensten: € 1.500,- per week x 12 weken = € 18.000,-.
Ontvangsten Ontvangsten aan boodschappen en harddrugs: € 100,- per dag. Totaal ontvangsten: € 700,- per week x 12 weken = € 8.400,-
Schade: € 18.000,- (verdiensten) -/- € 8.400,- (ontvangsten)= € 9.600,-.
Locatie [adres 4] te Den Haag
Verdiensten
Periode: [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat ze een paar maanden heeft gewerkt op de [adres 4]. [aangeefster 7] bevestigt dat ze daar inderdaad met [benadeelde partij 1] heeft gewerkt. Het hof gaat uit van een periode van 8 weken in dit verband.
Op grond van de verklaring van [benadeelde partij 1] gaat het hof ervan uit dat [benadeelde partij 1] op deze locatie 6 dagen per week werkte.
6 dagen per week à € 300,- = € 1.800,- per week.
Totaal verdiensten: € 1.800,- per week x 8 weken = € 14.400,-.
Ontvangsten
Ontvangsten aan boodschappen en harddrugs: € 100,- per dag.
Totaal ontvangsten: € 700,- per week x 8 weken = € 5.600,-.
Schade: € 14.400,- (verdiensten) -/- € 5.600,- (ontvangsten) = € 8.800,-.
Locatie [adres 3] te Gouda
Voor zover de vordering ziet op de door de benadeelde partij door toedoen van de verdachte niet ontvangen verdiensten uit de prostitutie op deze locatie, zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting thans niet vaststellen, of in het kader van de beoordeling van deze vordering met voldoende nauwkeurigheid schatten, hoe lang de periode is geweest dat [benadeelde partij 1] heeft gewerkt op voornoemde locatie in Gouda. In het bijzonder blijft vooralsnog onduidelijk wanneer [benadeelde partij 1] is begonnen met het werken in Gouda. Enkel de einddatum (mei 2015) kan thans worden vastgesteld. De beoordeling van dit onderdeel van de vordering zou daarom nader onderzoek vergen.
Ten aanzien van dit onderdeel levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Overige materiële schade
Voor zover de vordering ziet op ‘afgedragen bedrag teruggave belastingdienst’ (€ 2.968,-) zal het hof de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het hof niet vaststellen of de verdachte dit bedrag van [benadeelde partij 1] heeft afgenomen. Evenmin kan thans echter in voldoende mate worden vastgesteld dat de vordering ongegrond is. Voor dit onderdeel van de vordering levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor zover de vordering ziet op de door verdachte gepinde bedragen van de bankrekening van [benadeelde partij 1] waardoor hij haar uitkering gedurende een langere periode zou hebben afgenomen, zal het hof de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren. Het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen, of in het kader van de beoordeling van deze vordering met voldoende nauwkeurigheid schatten, over welke periode welk bedrag is afgenomen. De beoordeling van dit onderdeel van de vordering zou daarom nader onderzoek vergen. Voor dit onderdeel van de vordering levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de totale thans toewijsbare materiële schadevergoeding in hoofdsom (€ 59.200,- + € 9.600,- + € 8.800,- =) € 77.600,- bedraagt.
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële schade zal tot een beloop van dit bedrag in hoofdsom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2013 (het midden van de bewezenverklaarde periode) tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof hanteert het midden van de bewezenverklaarde periode als startdatum voor de verschuldigde wettelijke rente, aangezien de schade bestaat uit een optelsom van periodieke bedragen en een meer nauwkeurige berekening van de wettelijke rente in dit geval ondoenlijk is.
Immateriële schade
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Zij heeft hierdoor jarenlang als drugsverslaafde in de prostitutie gewerkt waarbij zij door de verdachte werd uitgebuit. Het is algemeen bekend dat de inbreuk op de psychische en fysieke integriteit die hiermee samenhangen psychische schade kan veroorzaken en dat is volgens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ook bij haar het geval geweest. Het bestaan van deze schade is naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hieromtrent in dit arrest is vermeld betreffende de gevolgen van het feit voor [benadeelde partij 1].
Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval met zich dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 subs b onder 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof is derhalve van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde.
Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden, de (lange) periode dat de uitbuiting heeft voortgeduurd en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, is het hof van oordeel dat het ter zake van geleden immateriële schade gevorderde bedrag van € 10.000,- naar maatstaven van billijkheid zonder meer toewijsbaar is. Het hof zal dit bedrag daarom toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van in totaal (€ 77.600,- + € 10.000,- =) € 87.600,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
14.3.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 2 tevens benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 24.800,-, bestaande uit € 4.800,- aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 24.800,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
14.4.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 3 tevens benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 16.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 16.000,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Immateriële schade
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]. Zij heeft hierdoor als drugsverslaafde in de prostitutie gewerkt waarbij zij door de verdachte werd uitgebuit. Het is algemeen bekend dat de inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit die hiermee samenhangen psychische schade kan veroorzaken en dat is volgens de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ook bij haar het geval geweest. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hieromtrent in dit arrest is vermeld betreffende de gevolgen van het feit voor [benadeelde partij 3].
Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval met zich dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 subs b onder 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof is derhalve van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde.
Alle omstandigheden van het geval afwegend, is het hof van oordeel dat de vordering zich - naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.000,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
14.5.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 4 tevens benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële (€ 71,72 in verband met reiskosten voor bezoek aan hulpverlening en advocaat) en immateriële schade (€ 2.000,-) als gevolg van het aan de verdachte onder 6 ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 2.071,72.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 2.071,72.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.269,56, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 april 2018 (datum vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat, gelet op de de aard en ernst van het strafbare feit die een ernstige inbreuk op haar geestelijke en lichamelijke integriteit hebben gemaakt, de angst die het met zich mee heeft gebracht dat de foto’s zouden worden gepubliceerd en de leeftijd van het slachtoffer, aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.071,72, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4].
14.6.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 5 tevens benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 8 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 48.577,20, bestaande uit € 41.077,20,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 48.577,20.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 43.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Prostitutiewerkzaamheden
De gevorderde materiële schade bestaat in de eerste plaats uit de verdiensten uit prostitutie voor zover [benadeelde partij 5] die aan de verdachte heeft moeten afstaan dan wel door zijn tussenkomst niet heeft ontvangen. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [benadeelde partij 5] haar verdiensten aan de verdachte moest afstaan en in ruil daarvoor boodschappen kreeg, waaronder begrepen drugs. Het hof beschouwt het verschil tussen de aan de verdachte afgedragen verdiensten en de geldwaarde van hetgeen [benadeelde partij 5] daarvoor terugkreeg als de door [benadeelde partij 5] daadwerkelijk geleden materiële schade.
Verdiensten:
Periode: 44 weken.
[benadeelde partij 5] heeft bij de politie verklaard dat zij in de periode van 2007 tot en met 2012 gedurende een jaar voor de verdachte heeft gewerkt. Het hof gaat in het voordeel van de verdachte uit van 44 weken.
Het hof gaat voor de vaststelling van haar verdiensten met prostitutiewerkzaamheden uit van de door [benadeelde partij 5] bij de politie afgelegde verklaring, waarin zij aangeeft en onderbouwt dat zij gemiddeld genomen € 300,- per dag verdiende. Ofschoon zij heeft verklaard zeven dagen per week te werken, gaat het hof in het voordeel van de verdachte veiligheidshalve uit van gemiddeld vijf dagen per week.
Ontvangsten
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft bij de politie verklaard en onderbouwd dat de kosten voor boodschappen en drugs € 100 per dag bedroegen.
Het hof berekent de materiële schade aldus:
Verdiensten
5 dagen per week à € 300,- = € 1.500,- per week.
Totaal verdiensten: € 1.500,- per week x 44 weken = € 66.000,-.
Ontvangsten
Ontvangsten aan boodschappen en harddrugs: € 100,- per dag.
Totaal ontvangsten: € 700,- per week x 44 weken = € 30.800,-.
Schade: € 66.000,- -/- € 30.800,- = € 35.200,-.
Uitkeringsgeld
Voor zover de vordering ziet op de door verdachte gepinde bedragen van de bankrekening van [benadeelde partij 5] waardoor hij haar uitkering gedurende een langere tijd zou hebben afgenomen, zal het hof de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. Het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen, of in het kader van de beoordeling van deze vordering met voldoende nauwkeurigheid schatten, over welke periode welk bedrag is afgenomen. Voor dit onderdeel van de vordering levert de behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de totale toewijsbare materiële schade in hoofdsom € 35.200,- bedraagt.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij op grond van de bovenstaande berekening aangetoond dat tot een bedrag van € 35.200,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 8 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2010 (midden van de bewezenverklaarde periode) tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof hanteert het midden van de bewezenverklaarde periode als startdatum voor de verschuldigde wettelijke rente, aangezien de schade bestaat uit een optelsom van periodieke bedragen en een meer nauwkeurige berekening van de wettelijke rente in dit geval ondoenlijk is.
Immateriële schade
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]. Zij heeft hierdoor als drugsverslaafde in de prostitutie gewerkt waarbij zij door de verdachte werd uitgebuit. Het is algemeen bekend dat de inbreuk op geestelijke en lichamelijke integriteit die hiermee samenhangen psychische schade kan veroorzaken en dat volgens de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ook bij haar het geval geweest. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hieromtrent in dit arrest is vermeld betreffende de gevolgen van het feit voor [benadeelde partij 5].
Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval met zich dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 sub b onder 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof is derhalve van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 8 bewezen verklaarde.
Alle omstandigheden van het geval afwegend, is het hof van oordeel dat de vordering van € 7.500,- ter zake immateriële schade zich - naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 5]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van (€ 35.200,- + € 7.500,- =) € 42.700,-, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5].
14.7.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 6 tevens benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 9 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 35.750,-, bestaande uit € 15.750,- aan materiële schade en
€ 20.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 11.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat in de eerste plaats uit de verdiensten uit prostitutie voor zover [benadeelde partij 6] die aan de verdachte heeft moeten afstaan dan wel door zijn tussenkomst niet heeft ontvangen. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [benadeelde partij 6] haar verdiensten aan de verdachte moest afstaan en in ruil daarvoor drugs kreeg. Het hof beschouwt het verschil tussen de aan de verdachte afgedragen verdiensten en de geldwaarde van hetgeen [benadeelde partij 6] daarvoor terugkreeg als de door [benadeelde partij 6] daadwerkelijk geleden materiële schade.
Verdiensten
De verklaringen van [benadeelde partij 6] zijn niet eenduidig ten aanzien van het aantal dagen dat zij voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt en de daarvoor bij de klanten in rekening gebrachte bedragen. Echter is het hof van oordeel dat op grond van deze verklaringen aannemelijk is geworden dat [benadeelde partij 6] in de bewezenverklaarde periode tenminste 10 dagen voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt, zodat voorzichtigheidshalve van dit aantal zal worden uitgegaan. Op basis van de hiervoor genoemde verklaringen van [aangeefster 1] (ondersteund door de genoemde verklaring van [getuige 3]) en [benadeelde partij 5] zal het hof ook in dit geval uitgaan van € 300,- per dag aan verdiensten uit de prostitutie. Het hof acht aannemelijk dat de dagelijkse verdiensten uit de prostitutie van de aangeefsters [aangeefster 1], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] vergelijkbaar zijn, gelet op de overeenkomstige bedrijfsvoering door de verdachte.
Ontvangsten
Bij de berekening heeft het hof rekening gehouden met de kosten van de door de verdachte aan haar verstrekte harddrugs, te weten € 40,- per keer dat de benadeelde partij heeft gewerkt. Zij heeft bij de politie aangegeven dat ze twee pakjes cocaïne per avond kreeg. Elk pakje cocaïne kostte € 20,-.
Het hof berekent de materiële schade aldus:
Verdiensten
10 dagen à € 300,- = € 3.000,-.
Ontvangsten
Ontvangen in de vorm van harddrugs: € 40,- per keer.
Totaal ontvangsten: € 40,- x 10 = € 400,-.
Schade: € 3.000,- (verdiensten) -/- € 400,-(ontvangsten) = € 2.600,-.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 2.600,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 9 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof neemt als aanvangstijdstip voor de verschuldigde wettelijke rente voorzichtigheidshalve het einde van de bewezenverklaarde periode, aangezien het gaat om een optelsom van een relatief klein aantal bedragen over een lange periode, waarbij thans niet valt vast te stellen, ook niet bij benadering, op welke data in die periode deze schade is geleden.
Immateriële schade
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]. Zij heeft hierdoor als drugsverslaafde in de prostitutie gewerkt waarbij zij door de verdachte is uitgebuit. Het is algemeen bekend dat de inbreuk op geestelijke en lichamelijke integriteit die hiermee samenhangen psychische schade kan veroorzaken en dat is volgens de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ook bij haar het geval geweest. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hieromtrent in dit arrest is vermeld betreffende de gevolgen van het feit voor [benadeelde partij 6].
Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval met zich dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 sub b onder 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof is derhalve van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 9 bewezen verklaarde.
Alle omstandigheden van het geval afwegend, is het hof van oordeel dat de vordering zich - naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van
€ 7.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van (€ 2.600,- + € 7.500,- =) € 10.100,-, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6].
14.8.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 7 tevens benadeelde partij 7]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 10 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 119.444,-, bestaande uit € 69.444,- aan materiële schade en € 50.000 ,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 119.444,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij betreffende immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Hoewel de benadeelde partij genoegzaam in de gelegenheid is gesteld de vordering tot vergoeding van de materiële schade te onderbouwen, is een nadere onderbouwing van de zijde van de benadeelde partij vooralsnog uitgebleven. De gegrondheid van de vordering, in het bijzonder de omvang van de geleden materiële schade, is derhalve thans onvoldoende komen vast te staan. Anderzijds is ook onvoldoende komen vast te staan dat de vordering ongegrond is. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] gedurende een periode van vijf jaren. Zij heeft hierdoor als drugsverslaafde in de prostitutie gewerkt, waarbij zij door de verdachte is uitgebuit. Het is algemeen bekend dat de inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit die hiermee samenhangen psychische schade kan veroorzaken en dat is volgens de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ook bij haar het geval geweest. Het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hieromtrent in dit arrest is vermeld betreffende de gevolgen van het feit voor [benadeelde partij 7].
Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval met zich dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 sub b onder 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof is derhalve van oordeel dat kan worden vastgesteld dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 10 bewezen verklaarde.
Alle omstandigheden van het geval afwegend, is het hof van oordeel dat de vordering zich - naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 7.500,-, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7].
15. De inbeslaggenomen goederen
De beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het beslag zijn in hoger beroep niet bestreden.
Het hof zal evenals de rechtbank de volgende op de beslaglijst genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot en/of met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang:
38, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 51, 53, 54, 60, 62, 65, 67, 70, 77 en 79.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal het hof de rechtbank ook hierin volgen en de volgende op de beslaglijst genummerde voorwerpen gelasten dat deze dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbenden:
- -
42, 43, 52, 61, 63, 64, 66, 68, 69, 72, 75, 78, 80 en 81 (steeds aan de verdachte);
- -
48, 55, 56, 57, 58, 59, 73, 74, 82, 83 en 84.
Het hof zal tot slot de rechtbank volgen en ten aanzien van de volgende op de beslaglijst genummerde voorwerpen gelasten dat deze dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden:
71 en 76.
De volledige lijst van inbeslaggenomen goederen is opgenomen als bijlage I achter dit arrest en maakt daarvan deel uit.
16. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 240b, 248 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
17. BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het bij parketnummer 09-767344-15 onder 4, onderdeel A, en bij parketnummer 09-766067-16 onder 2, eerste onderdeel (betreffende de ten laste gelegde periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2004), cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4, onderdeel B, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder (doorgenummerd) 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 87.600,- (zevenentachtigduizendzeshonderd euro) bestaande uit € 77.600,- (zevenenzeventigduizendzeshonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 87.600,- (zevenentachtigduizendzeshonderd euro) bestaande uit € 77.600,- (zevenenzeventigduizendzeshonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 200 (tweehonderd) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 maart 2013 en de immateriële schade op 17 mei 2015.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.000,- (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 3 augustus 2012.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.071,72 (tweeduizend eenenzeventig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 71,72 (eenenzeventig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.071,72 (tweeduizend eenenzeventig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 71,72 (eenenzeventig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 april 2018 en van de immateriële schade op 10 mei 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 8 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 42.700,00 (tweeënveertigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 35.200,00 (vijfendertigduizend tweehonderd euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], ter zake van het onder 8 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 42.700,00 (tweeënveertigduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 35.200,00 (vijfendertigduizend tweehonderd euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 97 (zevenennegentig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële op 1 januari 2010 en de immateriële schade op 31 december 2012.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het onder 9 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.100,00 (tienduizendéénhonderd euro) bestaande uit € 2.600,00 (tweeduizendzeshonderd euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst het ter zake de immateriële schade meer gevorderde af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6], ter zake van het onder 9 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.100,00 (tienduizendéénhonderd euro) bestaande uit € 2.600,00 (tweeduizendzeshonderd euro) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 mei 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het onder 10 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.500,- (zevenduizendvijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst het ter zake de immateriële schade meer gevorderde af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7], ter zake van het onder 10 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,- (zevenduizendvijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 mei 2016.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
38, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 51, 53, 54, 60, 62, 65, 67, 70, 77 en 79.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
42, 43, 52, 61, 63, 64, 66, 68, 69, 72, 75, 78, 80 en 81.
Gelast de teruggave aan rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
48, 55, 56, 57, 58, 59, 73, 74, 82, 83 en 84.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 71 en 76.
Dit arrest is gewezen door mr. M.I. Veldt-Foglia,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. C.P.M. Cleiren,
in bijzijn van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2019.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑12‑2019
Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (https://www.navigator.nl/document/openCitation/id073381f39529bbf0453848a6d85b8fd8/protocol-inzake-de-voorkoming-bestrijding-en-bestraffing-van-mensenhandel-in-het-bijzonder-vrouwenhandel-en-kinderhandel-tot-aanvulling-van-het-verdrag-van-de-verenigde-naties-tegen-grensoverschrijdende-georganiseerde-misdaad?idp=LegalIntelligence) (Trb. 2001, 69; Palermo-protocol), het Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel (https://www.navigator.nl/document/openCitation/id410237f08962f8763fedc6c7b1c932cf/verdrag-van-de-raad-van-europa-inzake-bestrijding-van-mensenhandel?idp=LegalIntelligence) (Verdrag van Warschau 2005; Trb. 2006, 99); Richtlijn 2011/36/EU (https://www.navigator.nl/document/openCitation/idba365de0f9eb476badb5cab5147b6ec0/richtlijn-2011-36-eu-inzake-de-voorkoming-en-bestrijding-van-mensenhandel-en-de-bescherming-van-slachtoffers-daarvan-en-ter-vervanging-van-kaderbesluit-2002-629-jbz-van-de-raad?idp=LegalIntelligence) inzake voorkoming en bestrijding van mensenhandel, de bescherming van slachtoffers ervan (PbEU 2011, L 101).
ECLI:NL:HR:2009:BI7099, r.o. 2.5.1. en ook reeds HR 5 februari 2002, LJN AD5235, NJ 2002, 546.