Hof Den Haag, 06-12-2019, nr. 22-003079-19
ECLI:NL:GHDHA:2019:3200
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
06-12-2019
- Zaaknummer
22-003079-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:3200, Uitspraak, Hof Den Haag, 06‑12‑2019; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑12‑2019
Inhoudsindicatie
De verdachte rijdt vroeg in de ochtend als bestuurder in een anderhalve week daarvoor gestolen auto. Hij vlucht met hoge snelheid voor de politie. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte voor het voorhanden hebben van de auto en voor zijn vluchtgedrag geen geloofwaardige hem ontlastende verklaring gegeven. Gelet op vluchtgedrag en de omstandigheid dat verdachte niet in het bezit was van het kentekenbewijs van de auto gaat het hof ervan uit dat hij wist dat de auto van misdrijf afkomstig was. Veroordeling wegens opzetheling tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken en toewijzing vordering tenuitvoerlegging.
Rolnummer: 22-003079-19
Parketnummers: 16-081458-18 en 16-659104-16 (TUL)
Datum uitspraak: 6 december 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortejaar] 1988,
[BRP-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 november 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van de primair (impliciet primair) ten laste gelegde opzetheling en ter zake van de primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde schuldheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist over de in beslag genomen voorwerpen, de vordering benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw in het strafgeding gevoegd, zodat de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep niet aan de orde is.
Verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag
De zaak is onder rolnummer 21-004304-18 aanhangig gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, en vervolgens – op grond van artikel 62a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) in verband met de “Regeling tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2019” (Stcrt. 2019, nr. 22870) – verwezen naar het gerechtshof Den Haag, dat ingevolge genoemde Regeling is aangewezen als ander gerechtshof als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, RO.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2018 te Soest, althans in arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (Opel Corsa) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 januari 2018 te Soest, althans in arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, van één of meerdere voorwerp(en), te weten één of meerdere goed(eren)
- een personenauto (Opel Corsa) althans een (of meer) voorwerp(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was van dat/die voorwerp(en) en/of voornoemde voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
éen of meerdere voorwerp(n), te weten één of meerdere goed(eren)
- een personenauto (Opel Corsa) althans een (of meer) voorwerp(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2018 te Soest, althans in arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (Opel Corsa) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Bij de beoordeling van het ten laste gelegde gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 16 januari 2018 omstreeks 9.00 uur constateerde [persoon] dat zijn grijskleurige Opel Corsa te Woudenberg was gestolen. In de vroege ochtend van 27 januari 2018, om 06.03 uur, werd de verdachte door verbalisanten in Soest gezien in diezelfde Opel Corsa. Nadat het de verbalisanten duidelijk was geworden dat de auto als gestolen stond gesignaleerd, hebben zij een stopteken aan de verdachte gegeven. Dit stopteken is door de verdachte – meerdere malen – genegeerd. In plaats van gevolg te geven aan het stopteken verhoogde de verdachte (daar waar een maximumsnelheid van 50 km/h gold) zijn snelheid naar ongeveer 110 km/h en ging hij ervandoor in de richting van het centrum van Amersfoort. Uiteindelijk heeft de verdachte de auto – daartoe door de verbalisanten na een achtervolging gedwongen - tot stilstand gebracht.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte voor het voorhanden hebben van de anderhalve week daarvoor gestolen auto en voor zijn hiervoor omschreven vluchtgedrag geen geloofwaardige hem ontlastende verklaring gegeven. Pas ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte (nadat hij zich bij de politie ten aanzien van vrijwel alle zaaksinhoudelijke vragen op zijn zwijgrecht had beroepen) verklaard de auto te hebben geleend van een vriend, waarvan hij de naam niet wil noemen, en dat hij te goeder trouw was, alsmede dat hij ervandoor ging omdat hij zojuist inbrekerswerktuig had opgehaald.
Deze verklaring is voor wat betreft de wijze waarop de verdachte in het bezit is gekomen van de auto niet verifieerbaar, terwijl deze ook geen steun vindt in het dossier. Dat de verdachte vluchtte voor de politie (alleen) omdat hij zojuist inbrekerswerktuig had opgehaald, acht het hof evenmin aannemelijk, in het bijzonder omdat de verdachte deze verklaring voor zijn vluchtgedrag pas in tweede instantie ten overstaan van de politierechter heeft gegeven, terwijl (ook) daarvoor geldt dat - indien deze verklaring juist zou zijn - het voor de hand zou hebben gelegen eerder met deze uitleg te komen. Tenslotte overweegt het hof nog dat de verdachte deze verklaring ten overstaan van de politierechter niet spontaan heeft afgelegd, maar pas na doorvragen van zijn advocaat. Het hof schuift deze verklaring(en) van de verdachte daarom als ongeloofwaardig terzijde en gaat er, gelet op het vluchtgedrag van verdachte en de omstandigheid dat hij – zoals kan worden afgeleid uit hetgeen hij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard - niet in het bezit was van het kentekenbewijs van de auto, van uit dat de verdachte wist dat de auto van misdrijf afkomstig was. Het hof gaat ervan uit dat die wetenschap bij de verdachte reeds bestond op het moment van het voorhanden krijgen van de auto, nu aanwijzingen ontbreken dat de wetenschap van de herkomst uit misdrijf pas is ontstaan na het voorhanden krijgen van de auto.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de primair (impliciet primair) ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend is bewezen. In navolging van de politierechter spreekt het hof de verdachte vrij van het bestanddeel medeplegen, nu het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat de verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een personenauto, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt. Voorts brengen dergelijke feiten in het algemeen schade teweeg aan de eigenaren van de gestolen en van de geheelde goederen, dan wel hun verzekeraars. Bovendien zorgt dit voor overlast en ergernis bij de gedupeerden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, ook meermaals wegens vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld in het dictum van dit arrest onder nummers 1 t/m 11, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van soortgelijke misdrijven en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren. Het hof zal deze voorwerpen daarom verbeurd verklaren.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven hennep, zoals vermeld in het dictum van dit arrest onder nummer 12, zal gelet op artikel 13a van de Opiumwet worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de na te melden en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld in het dictum van dit arrest onder 13, 14 en 15, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 2 augustus 2016, onder parketnummer 16-659104-16, is de verdachte – voor zover hier van belang – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, met het bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op de grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair (impliciet primair) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair (impliciet primair) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
STK Handschoen;
1 STK Schroevendraaier;
1 STK Tang;
1 STK Spijker;
1 STK Slotentrekker;
1 STK Gereedschap;
1 STK Zaag;
1 STK Schroevendraaier;
1 STK Boormachine;
1 STK Steeksleutel;
1 STK Handschoen.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Hennep.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
13. 1 1 STK Muts;
13. 1 2 STK Schoenen;
13. 1 1 STK Tas.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 2 augustus 2016, onder parketnummer 16-659104-16, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 80 (tachtig) dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. H.M.D. de Jong en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. N. van Burgsteden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2019.
Mr. B.P. de Boer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.