Hof Den Haag, 18-03-2020, nr. 2200430019
ECLI:NL:GHDHA:2020:905
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-03-2020
- Zaaknummer
2200430019
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:905, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑03‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 18‑03‑2020
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beledigen van politieambtenaar. Bevestiging vonnis met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregel wegens het niet toekennen van de wettelijke rente.
Rolnummer: 22-004300-19
Parketnummer: 09-177859-19
Datum uitspraak: 18 maart 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
5 september 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
4 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.zij op of omstreeks 23 juli 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in het gezicht te slaan en/of die [slachtoffer 1] met een slipper te slaan en/of tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen;
2.zij op of omstreeks 24 juli 2019 te 's-Gravenhage opzettelijk een politieambtenaar, te weten [slachtoffer 2], BOA domein generieke opsporing, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "hou je bek kanker bolle" en/of "wat moet je nou kankervetzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de beslissing ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis moet op dat onderdeel worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 200,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof heeft geconstateerd dat de politierechter –wellicht abusievelijk- heeft nagelaten om de wettelijke rente toe te kennen en zal daarom het bedrag van € 200,00 vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing omtrent de schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 juli 2019.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. H.C. Plugge en mr. E. Mak, in bijzijn van de griffier
mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2020.
mr. E. Mak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.