Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/101
Gijzeling (art. 282a Sr). Bewijs van het bestanddeel ‘met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen’.
HR 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1969
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 december 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/03961
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1969, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:997, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑05‑2021
- Wetingang
Art. 282a Sr
Essentie
Gijzeling (art. 282a Sr). Onder gijzeling wordt verstaan een persoon, de gijzelaar, wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Oordeel dat verdachte met dit oogmerk heeft gehandeld is onvoldoende gemotiveerd.
Samenvatting
Uit de verdragscontext en wetsgeschiedenis van art. 282a Sr volgt dat de verdachte moet handelen met het oogmerk om een derde onder druk van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden van iemand te dwingen iets te doen of niet te doen. Het cassatiemiddel slaagt voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.