Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/4.3.9.2
4.3.9.2 De nationalisatie van Northern Rock
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS386444:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Het betrof een tijdelijke wet die later is vervangen door de Banking Act 2009.
SRM Global Master Fund LP/HM Treasury [2009] EWHC 227 (Admin), onder nr. 122.
SRM Global Master Fund LP/HM Treasury, onder nr. 141.
EHRM 10 juli 2012, appl. nr. 34940/10 (Grainger e.a. t. Verenigd Koninkrijk): “36. Because of their direct knowledge of their society and its needs, the national authorities are in principle better placed than the international judge to appreciate what is“in the public interest”. Under the system of protection established by the Convention, it is thus for the national authorities to make the initial assessment both of the existence of a problem of public concern warranting measures of deprivation of property and of the remedial action to be taken. Here, as in other fields to which the safeguards of the Convention extend, the national authorities accordingly enjoy a certain margin of appreciation (see James and Others, cited above, § 46). Moreover, a wide margin is usually allowed to the State under the Convention when it comes to general measures of economic or social strategy (…). Because of their direct knowledge of their society and its needs, the national authorities are in principle better placed than the international judge to appreciate what is in the public interest on social or economic grounds, and the Court will generally respect the legislature’s policy choice unless it is“manifestly without reasonable foundation”.”
‘Minister Bos wil een bank kunnen dwingen te nationaliseren’, zo berichtte de Volkskrant van 4 maart 2009. Bos wilde graag in crisistijd, aldus het bericht, ‘met één druk op de knop’ eigenaar kunnen worden van alle uitstaande aandelen van een bank die in zwaar weer is beland. Bos verwees daarbij naar de Engelse overheid die reeds over deze bevoegdheid beschikt.
De regeling waar Bos naar verwees betreft de Banking (Special Provisions) Act 2008 van 21 februari 2008.1 Op grond van deze wet kon, indien de stabiliteit van het financiële systeem dat vereiste, de Treasury Een order uitvaardigen op grond waarvan alle effecten van de noodlijdende financiële instelling werden overgedragen aan een door de Treasury aangewezen (rechts)persoon.
Op de dag van inwerkingtreding werd op basis van deze wet de in problemen geraakte bank Northern Rock genationaliseerd. Op grond van de Northern Rock plc Compensation Scheme Order 2008 hadden de aandeelhouders die hun effecten kwijtraakten recht op een vergoeding ter hoogte van de waarde van de effecten direct voorafgaande aan de onteigening. De aandelen werden als waardeloos aangemerkt.
Enige voormalige aandeelhouders van Northern Rock meenden dat de aandelen niet waardeloos waren – de beurskoers van de aandelen Northern Rock stond vlak voor de aankondiging van de nationalisatie op £ 0.90 – en beriepen zich in rechte op art. 1 EP. Volgens de onteigende aandeelhouders diende bij de waardebepaling ermee rekening te worden gehouden dat er een legitimate expectation bestond dat de Bank of England Northern Rock financieel zou blijven steunen in het oplossen van de tijdelijke financieringsproblemen.2 Dit betoog werd door de High Court verworpen nu er geen legitimate expectation kon bestaan ten aanzien van het voortzetten van financiële steun door de Bank of England. De High Court overwoog voorts onder meer: “There is no obligation to compensate former shareholders for losses suffered by reason of their taking a known commercial risk as a result of their judgment turning out to be wrong.”3
De onteigende aandeelhouders hebben hun zaak vervolgens voorgelegd aan het EHRM met de klacht dat hun recht op eigendom, zoals dat wordt beschermd door art. 1 EP is geschonden. Het EHRM heeft de klacht als manifestly ill founded niet ontvankelijk verklaard.
Over de noodzaak voor de onteigening heeft het EHRM herhaald dat het in beginsel aan de verdragsstaten is om te bepalen wat nodig is voor het behartigen van het algemene belang. Waar het betreft het sociaal economisch beleid geldt daarbij een ruim margin of appreciation.4
Wat betreft de afwezigheid van enige compensatie signaleert het EHRM dat geen legitimate expectation kon bestaan ten aanzien van het voortzetten van financiële steun door de Bank of England.Zonder deze steun zou Northern Rock zijn activiteiten hebben moeten staken en de aandeelhouders ook niets hebben ontvangen, zodat de omstandigheid dat geen vergoeding is betaald geen schending van art. 1 EP oplevert.