Einde inhoudsopgave
RvdW 2006, 208
Wet Bopz. Machtiging tot voorgezet verblijf: geldigheidsduur van twee jaar als voorzien in art 19: vereiste van 5-jarig verblijf.
HR 17-02-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8185
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 februari 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R05/146HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AU8185
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8185, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑02‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8185, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑2006
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Machtiging tot voorgezet verblijf: geldigheidsduur van twee jaar als voorzien in art 19: vereiste van 5-jarig verblijf.
Voor verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren als voorzien in art. 19 Wet Bopz, is vereist een daadwerkelijk verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis dat zonder onderbreking ten minste vijf jaren heeft geduurd.
Samenvatting
De rechtbank heeft betrokkene op grond van art. 19 Wet Bopz een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis verleend met een geldigheidsduur van twee jaar, hoewel betrokkene niet onafgebroken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.