Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.2.5.1
24.2.5.1 Samenwerking voor gemeenschappelijke rekening
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371734:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 2003/04, 28 746, nr. 5 (NaV), blz. 9. Zie ook: Asser/Maeijer 5-V (thans 7-VII), 1995, nr. 29.
A.L. Mohr, Van maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap, Gouda Quint, Deventer, 1998, blz. 51.
HR 15 oktober 2004, nr. 38 059, BNB 2005/73, r.o. 3.4 en 3.5.
In de parlementaire geschiedenis is het uitgangspunt gehanteerd dat de gerichtheid op samenwerking tot het bereiken van een gezamenlijk doel de vennootschap onderscheidt van onder andere de pot- of poolovereenkomst.1 Het is de vraag of van een als kostenvennootschap aangeduide overeenkomst gezegd kan worden, dat partijen samenwerken om een gezamenlijk doel te bereiken.
In de literatuur is betoogd, dat een (openbare of stille) kostenvennootschap, die geen inkooporganisatie is, onbestaanbaar is, omdat het element van samenwerking zou ontbreken. Zo meent Mohr bijvoorbeeld, dat de deelnemers bij een als kostenvennootschap aangeduid samenwerkingsverband, niet in onderlinge samenwerking en voor gemeenschappelijke rekening en risico activiteiten ontplooien, wanneer de overeenkomst slechts een verdeling regelt van bepaalde kosten, die elk van de participanten afzonderlijk in het kader van individueel verrichte werkzaamheden maakt. Er is geen overeenkomst tot samenwerking voor gemeenschappelijke rekening en risico. Mohr acht de kostenmaatschap in economisch opzicht dan ook het spiegelbeeld van een (opbrengsten) pot- of poolovereenkomst.2
In de eis van samenwerking voor gemeenschappelijke rekening ligt de eis van een affectio societatis besloten. Partijen moeten de wil hebben om als vennoten op voet van gelijkheid met elkaar samen te werken. Maeijer meent dat deze eis onderscheidend is voor vennootschapsovereenkomsten. Aanwijzingen dat een affectio societatis bestaat, zijn naar zijn mening de omstandigheid dat alle partijen recht van meespreken hebben in het bestuur, dat zij gemeenschappelijk beslissen over belangrijke zaken en dat allen in de winst en in het liquidatiesaldo delen. Gezien deze kenmerken, valt het mijns inziens niet uit te sluiten, dat onder omstandigheden een kostenvennootschap voldoet aan de eis van affectio societatis, indien de overeenkomst niet een loutere kostenverdelingsovereenkomst behelst.
Het gezamenlijke doel waarnaar de vennoten van een kostenvennootschap streven, is het behalen van vermogensrechtelijk voordeel. Dat voordeel bestaat uit een besparing in de kosten (zie hierna, paragraaf 24.2.5.2). Voor het bestaan van een samenwerking is het niet noodzakelijk dat iedere vennoot ook daadwerkelijk zelf arbeid verricht of doet verrichten. Vereist is slechts, dat iedere vennoot in enige mate betrokken is bij de interne besluitvorming.3