24.2.9 Bestuur van de vennootschap en de onderlinge verhoudingen van de vennoten

Het in het wetsvoorstel personenvennootschappen voorgestelde art. 7:809 lid 1 BW bepaalt dat ieder van de vennoten besturend vennoot is. Het uitgangspunt is dus dat de vennoten de vennootschap besturen. Het is evenwel mogelijk, dat niet-vennoten in het bestuur worden opgenomen of dat het bestuur zelfs geheel uit niet-vennoten bestaat. Niet-vennoten die deel uitmaken van het bestuur van een vennootschap hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de besturende vennoten. Een bestuurder is ten minste éénmaal per jaar verantwoording verschuldigd aan de (mede)vennoten.1

Een besturend vennoot is in beginsel bevoegd voor rekening van de vennootschap (voor rekening van de vennoten gezamenlijk2) alle rechtshandelingen te verrichten die, gelet op het doel van de vennootschap, tot haar normale werkzaamheden behoren. Voor andere rechtshandelingen voor rekening van de vennootschap heeft hij in beginsel de instemming van de andere vennoten nodig.3 De vennoten kunnen ter zake generieke regelingen treffen (handelingsbevoegdheid tot een bepaald bedrag, handelingsbevoegdheid bij meerderheidsbesluit, etc.).4