Einde inhoudsopgave
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/6.6.4
6.6.4 Coherentie van de verklaring
mr. R. H. de Bock, datum 31-05-2011
- Datum
31-05-2011
- Auteur
mr. R. H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS602174:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Neil MacCormick (1984) p. 245.
Neil Mac Cormick (1984) p. 247. Dit geldt althans als het gaat om gebeurtenissen waar menselijke handelingen een rol spelen. Als dat niet het geval is, willen we juist een uitleg 'in a non-intentional and non-motivational causal or probabilistic way.'
Zie hierover met name het onderzoek van W.L. Bennett en M.S. Feldman (1981), Reconstructing Reality in the Courtroom, dat zich richtte op de rol van narrativiteit in de strafrechtelijke procedure. Uit dit (deels empirische) onderzoek bleek dat onduidelijkheid over de structuur van een verhaal (verklaring) van negatieve invloed was op de geloofwaardigheid van de verklaring. Dit deed zich met name voor wanneer de verklaring in de ogen van de luisteraar (rechter of jury) meerdere interpretaties van de plot toeliet of leemtes bevatte. Dit bracht Bennet en Feldman tot de these dat 'the criminal trial is organized around storytelling' ( p. 3), waarbij zij met name naar voren brachten hoe vooroordelen en paradigma's van de luisteraar van invloed zijn op de beoordeling van de door het OM en de verdediging vertelde verhalen. Zie over de theorie van Bennet en Feldman onder meer Crombag, Van Koppen en Wagenaar (2006) p. 58 e.v.; William Twining (2006) p. 306 e.v.; B.S. Jackson (1988) p. 63 e.v.
W.L. Bennet en M.S. Feldman (1981) p. 6
Dit is met name wat W.L. Bennet en M.S. Feldman (1981) aan de kaak wilden stellen.
William Twining (2006) p. 338.
Een vierde en laatste criterium bij de beoordeling van de waarheidsgetrouwheid van een getuigenverklaring is de coherentie van de verklaring. Coherentie omvat consistentie, maar is méér dan dat; coherentie houdt ook begrijpelijkheid in. Coherentie stelt de lezer of luisteraar in staat om aan de hand van algemene ervaringsregels en algemene principes over oorzaak en gevolg, verbanden aan te brengen tussen verschillende elementen uit de verklaring waardoor deze samenhang krijgen en tezamen een begrijpelijk geheel vormen.
Van een gebrek aan coherentie kan sprake zijn wanneer een verklaring leemtes, onduidelijkheden of onverklaarbare sequenties bevat. Zo kan een getuige verklaren dat hij met zijn fiets over de kop sloeg, een grote hoofdwond had en vervolgens de krant ging lezen. Op het eerste gezicht is dit geen begrijpelijke verklaring. Het lezen van de krant is normaal gesproken geen logisch gevolg op een valpartij en een hoofdwond; de verklaring is niet coherent.
Opnieuw geldt hier dat van groot belang is dat de rechter de juiste vragen stelt aan de getuige en ook doorvraagt. 'Waarom ging u de krant lezen? Moest u niet eerst even langs de dokter met uw hoofdwond?' Wellicht blijkt dat de getuige de krant ging lezen omdat hij moest wachten op de ambulance en hij even afleiding zocht. Meer informatie kan ertoe leiden dat feiten die aanvankelijk een niet-coherente verklaring opleverden, bij nadere beschouwing wel in een samenhangend verband zijn te plaatsen.
Een coherente verklaring zal een verklaring zijn met een kop en een staart, een verklaring die een verhaal vormt. Daarmee stuiten we op de narratieve structuur van de getuigenverklaring. Al eerder is in paragraaf 3.5 gesproken over narrativiteit. Daar werd in het kader van de waarheids- en volledigheidsplicht van partijen besproken dat in de narratologie 'het verhaal' de sleutel tot het duiden en begrijpen van de werkelijkheid is. Verhalen zijn van essentieel belang om ordening aan te brengen in de veelheid van informatie. Dit kan worden doorgetrokken naar de juridische procedure: het verhaal maakt het voor de rechter mogelijk om het standpunt van partijen te begrijpen en het biedt de rechter een handvat om tot een beslissing te kunnen komen.
Ook getuigenverklaringen zullen beoordeeld worden op hun narratieve structuur. Hoe sterker die narratieve structuur is, hoe meer coherentie de verklaring heeft, des te meer zal de rechter genegen zijn om de verklaring als waarheidsgetrouw in te schatten. Door sommige auteurs is wel betoogd dat narratieve coherentie, de verhalende kracht van een verklaring, zelfs het belangrijkste aspect is bij de beoordeling van de waarheidsgetrouwheid van getuigenverklaringen. De verhalende kracht van een verklaring maakt het eenvoudiger voor de luisteraar, de rechter, om zich in te leven in de verklaring en die verklaring voor waar te houden. Lees bijvoorbeeld MacCormick, een van de eerste auteurs die heeft geschreven over de rol van narratieve coherentie in rechtspraak:
"Since almost all legal disputes, trials and litigation concern past facts and events, and since no past facts or events are susceptible of direct proof by immediate observation, narrative coherence is a test of great, indeed central importance in the justification of legal decisions."1
De reden dat narratieve coherentie zo'n belangrijke rol speelt, is, zo stelt MacCormick, dat de mens altijd op zoek is naar verklaringen, naar oorzaak en gevolg, naar redenen die aangeven waarom iets op een bepaalde manier is gebeurd; de mens wil de wereld begrijpen.2Het is de plot van het verhaal die hierin moet voorzien; de plot maakt de luisteraar duidelijk waarom gebeurtenissen zich op een bepaalde wijze hebben afgespeeld en waarom partijen bepaalde handelingen hebben verricht of nagelaten. Wanneer de plot onduidelijk is of leemtes bevat, zal de luisteraar het verhaal als niet waarheidsgetrouw inschatten.3
Bij het centraal stellen van de verhalende kracht van een getuigenverklaring moet echter een tweetal kanttekeningen worden gemaakt. Een eerste kanttekening is dat niet elke getuige in staat is om een verhaal te vertellen. Het vertellen van verhalen vereist bepaalde capaciteiten. De getuige moet kunnen begrijpen en ook feitelijk hebben begrepen, wat de context is van de verklaring die hij aflegt en waarop de verklaring betrekking moet hebben. Regelmatig blijkt een getuige wel een globaal idee te hebben waarover het gaat, maar toch niet precies te weten wat nu eigenlijk de pointe van zijn verklaring zou moeten zijn. Het is daarom belangrijk dat de rechter aftast of dit begrip bij de getuige aanwezig is en zo nodig nog een toelichting geeft.
Verder moet de getuige verbale kwaliteiten hebben. Hij moet woorden kunnen hebben en die ook kunnen vinden, zinnen kunnen maken, en die zinnen in een verband kunnen plaatsen. Het lijkt zo eenvoudig, maar de praktijk is anders: er zijn tal van getuigen die vanwege het ontbreken van de benodigde vaardigheden niet in staat zijn om een verhaal te vertellen. De rechter moet dan overgaan op het stellen van korte, duidelijke vragen, waarop de getuige kan volstaan met korte antwoorden.
Het kunnen vertellen van een verhaal vereist ook dat mensen 'symbolen kunnen manipuleren in een narratieve vorm'.4 Een verhaal vertellen is meer dan het meedelen van feiten; er moet ook overdracht van betekenis plaatsvinden. Het vertellen van een verhaal vereist daarom inzicht in welke betekenis eigenlijk overgedragen moet worden. Daarvoor is het soms ook nodig om de juridische context te begrijpen.
Bovendien moet de verteller over verbeeldingskracht beschikken, die hem in staat stelt te begrijpen hoe het verhaal verteld moet worden, hoe betekenis op de luisteraar kan worden overgedragen. Ook dit is niet elke getuige gegeven. En ook hier geldt dat het aan de rechter is om door het stellen van nadere vragen aan, of in gesprek met de getuige, toch een zo goed mogelijk verhaal te verkrijgen van de getuige.
Met andere woorden, een verklaring die geen sterke narratieve structuur heeft — een onsamenhangend verhaal, een verhaal met dubbelzinnigheden of leemtes hoeft niet te duiden op het niet waarheidsgetrouw zijn van de verklaring. Het is zaak dat de rechter die zich geconfronteerd ziet met onduidelijkheden, dubbelzinnigheden of leemtes in een verklaring, de getuige daarover nadere vragen stelt. Die vragen van de rechter kunnen bewerkstelligen dat er alsnog een samenhangend en begrijpelijk verhaal ontstaat.
Hiermee is ook de tweede kanttekening gegeven bij het centraal stellen van de verhalende kracht van een getuigenverklaring: de persoonlijke inbreng van de rechter.5 Die persoonlijke inbreng van de rechter speelt altijd een rol bij getuigenverhoren, waar de kwaliteit van het verhoor, zo is al eerder benadrukt, staat of valt met doorvragen en het niet sturen van de getuige. En ook hier treedt die persoonlijke inbreng sterk aan het licht: welk verhaal de rechter als samenhangend en begrijpelijk beschouwt, hangt in sterke mate samen met haar eigen kennis, meningen, ervaringen, opvattingen. Deze kunnen tesamen worden aangeduid als de totale 'stock of knowledge' van de rechter, dat is;
”(...) ill defined agglomerations of beliefs that typically consist of a complex soup of more of less well-grounded information, sophisticated models, anecdotal memories, impressions, stories, myths, proverbs, wishes, stereotypes, speculations and prejudices."6
Een getuige kan een waarheidsgetrouwe verklaring afleggen over bepaalde feiten, terwijl de rechter de verklaring als niet waarheidsgetrouw beoordeelt, omdat deze vanuit haar perspectief een onlogische wending heeft. Ook kan zich voordoen dat de rechter het verhaal zelf zodanig invult dat een voor de rechter begrijpelijk verhaal ontstaat, terwijl dit niet het verhaal van de getuige is.
Dit is het probleem van interpretatie, van subjectiviteit, dat voor elke rechterlijke beslissing en zeker voor bewijsbeslissingen geldt, en daarom nog afzonderlijk zal worden besproken. Maar het probleem van interpretatie heeft hier een specifieke lading, omdat het duidelijk maakt hoe belangrijk het is dat de rechter open staat voor het verhaal van de getuige en niet blijft hangen bij háár visie op wat een logische of begrijpelijke gang van zaken is.
Lastig is daarbij vooral de invloed van het dossier. Voorafgaand aan het getuigenverhoor heeft de rechter kennis genomen van alle processtukken en misschien partijen al eerder op een zitting gesproken. Ook deze kennis maakt deel uit van de 'stock of knowledge' van de rechter en is van invloed op haar receptie van het verhaal van de getuige. Dit is aan de ene kant nuttig en noodzakelijk: de rechter moet weten waarover de zaak gaat om getuigen te kunnen verhoren. Bovendien begrijpt de rechter de verhalen van de getuigen ook tegen de achtergrond van de reeds beschikbare informatie uit het dossier en al eerder gehoorde getuigen. Wanneer een getuigenverklaring geen coherent geheel vormt met beweringen die in het dossier zijn gedaan of met verklaringen die door andere getuigen zijn afgelegd, kan dit wijzen op ongeloofwaardigheid van de verklaring. Het is daarom belangrijk dat de rechter gebrek aan samenhang of begrijpelijkheid ten opzichte van stellingen uit het dossier of verklaringen van andere getuigen signaleert en voorhoudt aan de getuige.
Aan de andere kant dreigt het gevaar dat de rechter al zoveel verwachtingen heeft over de inhoud van het verhaal, dat zij onvoldoende openstaat voor andere wendingen die het verhaal blijkt te nemen. Voordat alle getuigen zijn gehoord, heeft de rechter het verhaal zelf al gemaakt. Maar als een getuigenverklaring niet matcht met beweringen in het dossier, kan dit natuurlijk ook betekenen dat die beweringen niet juist waren!
Hier geldt hetzelfde als is gesteld in paragraaf 3.6: de rechter moet haar oordeelsvorming zo lang mogelijk uitstellen en zo lang mogelijk wachten met het afronden van het verhaal. Pas wanneer alle verklaringen zijn afgelegd en wanneer zoveel mogelijk is doorgevraagd op ongerijmdheden of leemtes in het verhaal — en partijen zonodig nog de gelegenheid hebben gekregen om daarop te reageren —, is het tijd voor een oordeel over de waarheidsgetrouwheid van de getuigenverklaringen.