Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
Overeenkomst inzake de Landbouw
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
15-04-1994, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-1995, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Overeenkomst inzake de Landbouw
De Leden,
Besloten hebbende de grondslag te leggen voor een hervorming van de handel in landbouwprodukten volgens de in de Verklaring van Punta del Este vermelde onderhandelingsdoelstellingen;
Eraan herinnerend dat bij de Tussentijdse Evaluatie (Mid-Term Review-MTR) van de Uruguay-Ronde een billijk en marktgeoriënteerd handelssysteem voor landbouwprodukten als doelstelling voor de lange termijn is overeengekomen en dat via verbintenissen ten aanzien van ondersteuning en bescherming, alsmede door vaststelling van aangescherpte en efficiëntere GATT-regels en -disciplines een hervormingsproces op gang moet worden gebracht;
Er voorts aan herinnerend dat bovengenoemde lange-termijndoelstelling ertoe moet leiden dat gedurende een overeengekomen periode de ondersteuning en bescherming van de landbouw aanzienlijk en progressief wordt verlaagd, zodat restricties en distorsies op de wereldmarkten voor landbouwprodukten gecorrigeerd en voorkomen worden;
Vastbesloten om te komen tot specifieke verbintenissen ten aanzien van markttoegang, interne steun en concurrentie op exportgebied, alsmede tot een overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;
Overeengekomen zijnde dat de Leden die ontwikkelde landen zijn bij de uitvoering van hun verbintenissen inzake markttoegang ten volle rekening zullen houden met de bijzondere behoeften en omstandigheden van Leden die ontwikkelingslanden zijn, door grotere verbeteringen in de mogelijkheden en voorwaarden voor markttoegang voor landbouwprodukten die van bijzonder belang zijn voor laatstgenoemde Leden, waaronder — zoals overeengekomen tijdens de MTR — een zo groot mogelijke vrijmaking van de handel in tropische landbouwprodukten, en ook voor produkten die van bijzonder belang zijn in het kader van overschakeling op de teelt van andere gewassen dan illegale gewassen voor de produktie van drugs;
Erop wijzende dat de verbintenissen in het kader van het hervormingsprogramma evenwichtig over alle Leden gespreid dienen te worden, rekening houdende met andere doelstellingen dan die op handelsgebied, zoals de continuïteit in de voedselvoorziening en de noodzaak tot bescherming van het milieu, en met de afspraak dat een bijzondere en afwijkende behandeling voor de ontwikkelingslanden een integrerend deel is van de onderhandelingen, alsmede met de mogelijke negatieve effecten van uitvoering van het hervormingsprogramma op de minst-ontwikkelde landen en op de landen die netto-importeur van voedsel zijn,
Komen het volgende overeen:
Deel 1
Artikel 1. Definities
In deze Overeenkomst en tenzij uit de context anders blijkt,
- a.
wordt onder ‘Geaggregeerde Steun’ (Aggregate Measurement of Support) en ‘AMS&’ verstaan, de in geld uitgedrukte steun die per jaar voor een landbouwprodukt is verleend aan de producenten van het referentielandbouwprodukt en de niet-produktgebonden steun aan landbouwers in het algemeen, behalve de steun in het kader van programma's die op grond van Bijlage 2 bij deze Overeenkomst zijn vrijgesteld van de steunverlagingsverbintenis, zijnde
- i.
wat betreft de basisperiode, de steun die is gespecificeerd in de relevante tabellen van de documentatie die via verwijzing daarnaar zijn opgenomen in Deel IV van de Lijst van een Lid, en
- ii.
wat betreft een jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna, de steun die is berekend overeenkomstig de bepalingen van Bijlage 3 bij deze overeenkomst daarbij rekening houdende met de gegevens en de methodes die zijn gebruikt voor de tabellen in de documentatie die via verwijzing daarnaar zijn opgenomen in Deel IV van de Lijst van een Lid;
- b.
wordt wat betreft de verbintenissen inzake interne steun onder ‘referentielandbouwprodukt&’ verstaan, het produkt dat zo kort mogelijk volgt op het produkt bij eerste verkoop en dat is gespecificeerd in de Lijst van een Lid en in de bijbehorende documentatie;
- c.
wordt onder ‘begrotingsuitgaven’ ook verstaan, de gederfde inkomsten;
- d.
wordt onder ‘Equivalente Steun’ (Equivalent Measurement of Support) verstaan, de in geld uitgedrukte steun die per jaar aan producenten van een referentielandbouwprodukt is verleend via een of meer maatregelen, maar waarvan de omvang niet kan worden berekend overeenkomstig de AMS-methode, behalve de steun in het kader van programma's die op grond van Bijlage 2 bij deze Overeenkomst zijn vrijgesteld van de steunverlagingsverbintenis, zijnde:
- i.
wat betreft de steun voor de basisperiode, de steun die is gespecificeerd in de relevante tabellen van de documentatie die via verwijzing zijn opgenomen in Deel IV van de Lijst van een Lid, en
- ii.
wat betreft de steun in een jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna, de steun die is berekend overeenkomstig de bepalingen van Bijlage 4 bij deze Overeenkomst daarbij rekening houdende met de gegevens en de methodes die zijn gebruikt voor de tabellen in de documentatie die via verwijzing zijn opgenomen in Deel IV van de Lijst van een Lid;
- e.
wordt onder ‘uitvoersubsidies’ verstaan, subsidies die afhankelijk zijn van uitvoer, waaronder de uitvoersubsidies die zijn opgesomd in artikel 9 van deze Overeenkomst;
- f.
wordt onder ‘uitvoeringsperiode’ verstaan, een periode van zes jaar ingaande in 1995, behalve voor artikel 13 waarvoor het gaat om een periode van negen jaar ingaande in 1995;
- g.
wordt onder ‘concessies inzake markttoegang’ verstaan, alle verbintenissen inzake markttoegang die zijn aangegaan in het kader van deze Overeenkomst’;
- h.
wordt onder ‘Totale Geaggregeerde Steun’ (Total Aggregate Measurement of Support’) en ‘Totale AMS’ verstaan, het totaal van alle interne steun aan landbouwers, zijnde de som van alle AMS voor referentielandbouwprodukten, alle niet-produktgebonden AMS, alsmede alle Equivalente Steun voor landbouwprodukten, welke som:
- i.
zowel wat betreft de steun die is verleend in de basisperiode (d.w.z. het ‘Basisbedrag van de Totale AMS’ — ‘Base Total AMS’), als het toegestane maximum per jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna (d.w.z. het Geconsolideerde Jaar- en Eindniveau van de Verbintenissen Annnual[lees: Annual] and Final Bound Commitment Levels) is gespecificeerd in Deel IV van de Lijst van een Lid, en
- ii.
wat betreft de steun die feitelijk is verleend in een jaar van de uitvoeringsperiode en van de periode daarna (d.w.z. de ‘Actuele Totale AMS’ — ‘Current Total AMS’), is berekend overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, waaronder artikel 6, en de gegevens en methodes die zijn gebruikt voor de tabellen in de documentatie die via verwijzing daarnaar zijn opgenomen in Deel IV van de Lijst van een Lid;
- i.
wordt voor f) en voor de specifieke verbintenissen van een lid onder ‘jaar’ verstaan, het kalenderjaar, begrotingsjaar of verkoopseizoen dat is gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid.
Artikel 2. Produkten
Deze Overeenkomst is van toepassing op de produkten bedoeld in de lijst die is opgenomen in Bijlage 1 bij deze Overeenkomst, hierna ‘landbouwprodukten’ genoemd.
Deel II
Artikel 3. Integratie van concessies en verbintenissen
1
De in Deel IV van de Lijst van een Lid vermelde verbintenissen inzake interne steun en uitvoersubsidies zijn verbintenissen tot beperking van de subsidiëring en zijn een integrerend deel van de GATT 1994.
2
Onverminderd artikel 6 verleent een Lid de interne producenten geen steun boven de niveaus waartoe hij zich heeft verbonden en die zijn gespecificeerd in Sectie I van Deel IV van zijn Lijst.
3
Onverminderd artikel 9, lid 2, b., en lid 4, geeft een Lid voor de landbouwprodukten of groepen produkten die zijn gespecificeerd in Sectie II van Deel IV van zijn Lijst geen uitvoersubsidies als vermeld in artikel 9, lid 1, boven de daarin gespecificeerde verbintenissen inzake begrotingsuitgaven en hoeveelheden, en geeft hij dergelijke subsidies ook niet voor landbouwprodukten die niet zijn gespecificeerd in die Sectie.
Deel III
Artikel 4. Markttoegang
1
De in de Lijsten opgenomen concessies inzake markttoegang betreffen consolidaties en verlagingen van tarieven, en andere daarin gespecificeerde verbintenissen inzake markttoegang.
2
De Leden handhaven geen, nemen geen en nemen evenmin opnieuw maatregelen van het type dat omgezet moet worden in gewone douanerechten1), tenzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 en in Bijlage 5.
Artikel 5. Bijzondere vrijwaringsclausule
1
Niettegenstaande artikel II, lid 1, b., van de GATT 1994 mag ieder Lid voor de invoer van een landbouwprodukt waarvoor de in artikel 4, lid 2, van deze Overeenkomst bedoelde maatregelen zijn omgezet in een gewoon douanerecht en dat in zijn Lijst met de afkorting ‘SSG’ (Special Safeguard) is aangeduid als behorend tot een concessie waarvoor een beroep mag worden gedaan op het bepaalde in dit artikel, de bepalingen van lid 4 en lid 5 toepassen, als:
- a.
de hoeveelheid van dat produkt die in de loop van een jaar wordt ingevoerd in het douanegebied van het Lid dat de concessie verleent, een reactieniveau overschrijdt dat zich tot de geldende markttoegang verhoudt zoals is aangegeven in lid 4 of, maar niet gelijktijdig,
- b.
de prijs waartegen dat produkt in het douanegebied van het Lid dat de concessie verleent, kan worden ingevoerd en die is bepaald aan de hand van de c.i.f.-prijs bij invoer van de betrokken partij en is uitgedrukt in de nationale valuta van dat Lid, daalt onder een reactieprijs die gelijk is aan de gemiddelde referentieprijs2) voor het betrokken produkt over de periode 1986 tot en met 1988.
2
Invoer in het kader van vigerende markttoegang en van verbintenissen inzake minimummarkttoegang die een onderdeel zijn van een concessie als bedoeld in lid 1 wordt meegerekend voor het bepalen van de ingevoerde hoeveelheid waarbij een beroep kan worden gedaan op de bepalingen van lid 1, a., en lid 4, maar op die invoer mag geen aanvullend douanerecht worden toegepast noch op grond van lid 1, a., en lid 4, noch op grond van lid 1, b., en lid 5.
3
Leveranties van het betrokken produkt die onderweg waren op grond van een contract dat is afgesloten voordat het aanvullende recht op grond van lid 1, a., en lid 4 is ingevoerd, worden vrijgesteld van dat recht, met dien verstande dat die leveranties met het oog op toepassing van de bepalingen van lid 1, a., in het volgende jaar mogen worden gerekend tot de invoer van het betrokken produkt in dat jaar.
4
Aanvullende douanerechten die worden ingevoerd op grond van lid 1, a., mogen slechts worden toegepast tot het einde van het jaar waarin zij zijn ingevoerd en mogen niet hoger zijn dan een derde van het gewone douanerecht in het jaar waarin de maatregel wordt genomen. Het reactieniveau wordt vastgesteld volgens de hierna vermelde formule waarbij wordt uitgegaan van de markttoegang, d.w.z. de invoer als percentage van het betrokken interne verbruik3) in de laatste drie jaren waarvoor gegevens beschikbaar zijn en waarbij
- a.
als de markttoegang voor een produkt niet groter is geweest dan 10%, het basisreactieniveau 125% bedraagt;
- b.
als de markttoegang voor een produkt groter is geweest dan 10%, maar niet groter dan 30%, het basisreactieniveau 110% bedraagt;
- c.
als de markttoegang voor een produkt groter is geweest dan 30%, het basisreactieniveau 105% bedraagt.
Het aanvullende douanerecht mag in alle geval worden ingevoerd in ieder jaar waarin de hoeveelheid van het betrokken produkt die wordt ingevoerd in het douanegebied van het Lid dat de concessie verleent, groter is dan de som van het bovengenoemde basisreactieniveau vermenigvuldigd met de gemiddeld ingevoerde hoeveelheid in de laatste drie jaren waarvoor gegevens beschikbaar zijn (x) en de absolute verandering in het interne verbruik van het betrokken produkt in het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (y), op voorwaarde dat het reactieniveau niet kleiner is dan 105% van de gemiddelde invoer in (x).
5
Het aanvullende douanerecht op grond van lid 1, b., wordt vastgesteld volgens de onderstaande formule:
- a.
als het verschil tussen de in de nationale valuta uitgedrukte c.i.f.-prijs bij invoer van de partij (hierna de ‘invoerprijs’ genoemd) en de in datzelfde lid 1, b., gedefinieerde reactieprijs niet groter is dan 10% van de reactieprijs, wordt geen aanvullend douanerecht toegepast;
- b.
als het verschil tussen de invoerprijs en de reactieprijs (hierna het ‘verschil’ genoemd) groter is dan 10%, maar niet groter dan 40% van de reactieprijs, bedraagt het aanvullende douanerecht 30% van het verschil boven 10%;
- c.
als het verschil groter is dan 40%, maar niet groter dan 60% van de reactieprijs, bedraagt het aanvullende douanerecht 50% van het verschil boven 40%, plus het aanvullende douanerecht op grond van het bepaalde onder b.;
- d.
als het verschil groter is dan 60%, maar niet groter dan 75%, bedraagt het aanvullende douanerecht 70% van het verschil boven 60% van de reactieprijs, plus de aanvullende douanerechten op grond van het bepaalde onder b. en c.;
- e.
als het verschil groter is dan 75% van de reactieprijs, bedraagt het aanvullende douanerecht 90% van het verschil boven 75% van de reactieprijs, plus de aanvullende douanerechten op grond van het bepaalde onder b., c. en d..
6
Voor bederfelijke produkten en seizoenprodukten worden de hierboven vastgestelde bepalingen zo toegepast dat rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van deze produkten. Met name mogen voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, a., en lid 4 kortere periodes worden gebruikt, namelijk deze periodes van de basisperiode en mogen voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, b., verschillende referentieprijzen voor verschillende periodes worden gehanteerd.
7
De vrijwaringsmaatregelen worden verifieerbaar toegepast. Leden die maatregelen nemen op grond van lid 1, a., zenden de Landbouwcommissie onder opgave van de relevante gegevens zo vroeg mogelijk en in ieder geval binnen tien dagen na de invoering ervan een schriftelijke kennisgeving. In gevallen waarin veranderingen in de omvang van het verbruik moeten worden uitgesplitst over verschillende tariefposten waarvoor maatregelen worden genomen op grond van lid 4, moeten de gegevens en methodes met betrekking tot de uitsplitsing van deze veranderingen worden verstrekt. Leden die maatregelen nemen op grond van lid 4 geven belanghebbende Leden de mogelijkheid om met hen te overleggen over de wijze van toepassing van die maatregelen. Leden die maatregelen nemen op grond van lid 1, b., zenden de Landbouwcommissie onder opgave van de relevante gegevens een schriftelijke kennisgeving binnen tien dagen na de invoering van de eerste maatregel of, wat bederfelijke produkten en seizoenprodukten betreft, van de eerste maatregel in een bepaalde periode. De Leden verbinden zich ertoe om, voor zover mogelijk, de bepalingen van lid 1, b., niet toe te passen bij afnemende invoer van de betrokken produkten. In beide gevallen geven Leden die dergelijke maatregelen nemen belanghebbende Leden de mogelijkheid om met hen te overleggen over de wijze van toepassing van die maatregelen.
8
De Leden verbinden zich ertoe om, wanneer maatregelen worden genomen op grond van de leden 1 tot en met 7, ten aanzien van die maatregelen geen gebruik te maken van de bepalingen van artikel XIX, lid 1, a., en lid 3, van de GATT 1994 of artikel 8, lid 2, van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.
9
De bepalingen van dit artikel gelden voor de duur van het in artikel 20 bedoelde hervormingsproces.
Deel IV
Artikel 6. Verbintenissen inzake interne steun
1
De verbintenissen tot verlaging van de interne steun die de Leden hebben opgenomen in Deel IV van hun Lijst gelden voor alle maatregelen inzake interne steun aan landbouwers, behalve de maatregelen die op grond van de criteria die zijn vastgesteld in dit artikel en in Bijlage 2 bij deze Overeenkomst vrijgesteld zijn van de verlagingsverbintenis. De verbintenissen worden uitgedrukt in ‘Totale Geaggregeerde Steun’ en ‘Geconsolideerd Jaar- en Eindniveau van de Verbintenissen’.
2
Op grond van de MTR-Overeenkomst dat regeringsmaatregelen voor directe of indirecte steun om de ontwikkeling van landbouw en platteland te bevorderen een integrerend deel zijn van de ontwikkelingsprogramma's van ontwikkelingslanden, zijn, in tegenstelling tot wat anders het geval zou zijn geweest, de verbintenissen tot verlaging van de interne steun niet van toepassing op investeringssubsidies die Leden die ontwikkelingslanden zijn algemeen beschikbaar stellen voor de landbouw en evenmin op de inputsubsidies voor de landbouwsector die deze Leden algemeen beschikbaar stellen voor producenten met een laag inkomen of met weinig produktiemiddelen; zulks geldt eveneens voor steun die deze Leden verlenen om producenten aan te moedigen om over te schakelen op de teelt van andere gewassen dan illegale gewassen voor de produktie van drugs. Interne steun die voldoet aan de in dit lid vermelde criteria behoeft niet te worden meegerekend in de Actuele Totale AMS van een Lid.
3
Leden worden geacht hun verbintenis tot verlaging van de interne steun te zijn nagekomen in ieder jaar waarin de interne steun aan landbouwers, uitgedrukt in de Actuele Totale AMS, niet groter is dan de geconsolideerde verbintenis voor een bepaald jaar of de geconsolideerde eindverbintenis die is gespecificieerd in Deel IV van de Lijst van dat Lid.
4
a
Leden zijn niet verplicht om bij de berekening van hun Actuele Totale AMS rekening te houden met en zijn niet verplicht om over te gaan tot verlaging van:
- i.
produktgebonden interne steun die normaliter meegerekend zou moeten worden, maar die niet groter is dan 5% van de totale produktiewaarde van een referentielandbouwprodukt van dat Lid in het betrokken jaar, en
- ii.
niet-produktgebonden interne steun die normaliter meegerekend zou moeten worden, maar die niet groter is dan 5% van de totale produktiewaarde van de landbouw van dat Lid.
b
Voor Leden die ontwikkelingslanden zijn bedraagt het deminimis-percentage op grond van dit lid 10%.
5
a
Directe betalingen in het kader van programma's voor produktiebeperking vallen niet onder de verbintenis tot verlaging van de interne steun, op voorwaarde dat
- i.
dergelijke betalingen gebaseerd zijn op een bepaalde oppervlakte en een bepaalde opbrengst, of
- ii.
dergelijke betalingen gebaseerd zijn op niet meer dan 85% van het basisniveau van de produktie, of
- iii.
betalingen per dier gebaseerd zijn op een bepaald aantal dieren.
b
De vrijstelling van de steunverlagingsverbintenis wordt voor de directe betalingen die aan bovengenoemde criteria voldoen, gerealiseerd door bij de berekening van de Actuele Totale AMS van een Lid geen rekening te houden met de waarde van deze directe betalingen.
Artikel 7. Algemene disciplines inzake interne steun
1
De Leden zorgen ervoor dat interne steun aan landbouwers die niet onder de steunverlagingsverbintenis valt op grond van de criteria die zijn vermeld in Bijlage 2 bij deze Overeenkomst, aan die criteria blijft voldoen.
2
a
Interne steunmaatregelen ten gunste van landbouwers, met inbegrip van alle wijzigingen in dergelijke maatregelen, en alle later ingevoerde maatregelen waarvoor niet kan worden aangetoond dat zij voldoen aan de criteria van Bijlage 2 bij deze Overeenkomst of dat de verlagingsverbintenis daarop niet van toepassing is op grond van een andere bepaling van deze Overeenkomst, moeten worden meegerekend voor de berekening van de Actuele Totale AMS van een Lid.
b
Als in Deel IV van de Lijst van een Lid geen verbintenis inzake de Totale AMS is opgenomen, mag dat Lid aan zijn landbouwers geen steun verlenen boven het relevante de-minimis-percentage dat is vastgesteld in artikel 6, lid 4.
Deel V
Artikel 8. Verbintenissen inzake concurrentie bij uitvoer
De Leden verbinden zich ertoe uitsluitend uitvoersubsidies toe te kennen in overeenstemming met deze Overeenkomst en met de verbintenissen die zijn opgenomen in hun Lijst.
Artikel 9. Verbintenissen inzake uitvoersubsidies
1
De hierna genoemde uitvoersubsidies vallen onder de verlagingsverbintenissen in het kader van deze Overeenkomst:
- a.
de toekenning door de overheid of door overheidsinstanties aan een bedrijf, een bedrijfstak, producenten van een landbouwprodukt, een coöperatie of een ander samenwerkingsverband van dergelijke producenten of aan een officiële afzetorganisatie, van directe subsidies, waaronder betalingen in natura, die afhankelijk zijn van de uitvoer;
- b.
de verkoop of afzet via uitvoer, door de overheid of door overheidsinstanties van niet-commerciële voorraden landbouwprodukten tegen een lagere prijs dan de vergelijkbare prijs die voor het corresponderende produkt in rekening wordt gebracht aan kopers op de interne markt;
- c.
betalingen bij uitvoer van een landbouwprodukt die worden gefinancierd krachtens overheidsmaatregelen, al of niet ten laste van de openbare middelen, waaronder betalingen die worden gefinancierd uit de opbrengst van een heffing op het betrokken landbouwprodukt of op een landbouwprodukt waarvan het uitgevoerde produkt een afgeleid produkt is;
- d.
de toekenning van subsidies ter verlaging van de afzetkosten bij uitvoer van landbouwprodukten (andere dan algemeen beschikbare diensten voor uitvoerbevordering en advies terzake), waaronder kosten van handling, kwaliteitsverbetering en andere verwerkingskosten en de kosten van internationaal vervoer;
- e.
door of in opdracht van de overheid bij verzending naar het buitenland toegepaste tarieven voor intern vervoer die gunstiger zijn dan de tarieven voor binnenlandse verzendingen;
- f.
subsidies voor landbouwprodukten die afhankelijk zijn van de verwerking daarvan in produkten die worden uitgevoerd.
2
a
Onverminderd het bepaalde onder b. gelden de verbintenissen inzake het niveau van de uitvoersubsidie in de afzonderlijke jaren van de uitvoeringsperiode die de Leden voor de in lid 1 van dit artikel opgesomde uitvoersubsidies in hun Lijsten hebben opgenomen,
- i.
wat de verbintenissen tot verlaging van de begrotingsuitgaven betreft, als het maximumniveau van de uitgaven voor dergelijke subsidies dat in dat jaar mag worden uitgetrokken of vastgelegd voor het betrokken landbouwprodukt of de betrokken groep landbouwprodukten, en
- ii.
wat de verbintenissen tot verlaging van het volume van de uitvoer betreft, als de maximumhoeveelheid van een landbouwprodukt of een groep landbouwprodukten waarvoor in dat jaar dergelijke uitvoersubsidies mogen worden toegekend.
b
Van het tweede tot en met het vijfde jaar van de uitvoeringsperiode mogen de Leden bij de toekenning van de in lid 1 genoemde uitvoersubsidies de verbintenissen voor een bepaald jaar die voor de produkten of groepen produkten zijn gespecificeerd in Deel IV van hun Lijst overschrijden op voorwaarde dat:
- i.
de cumulatieve begrotingsuitgaven voor dergelijke subsidies vanaf het begin van de uitvoeringsperiode tot en met het betrokken jaar, de cumulatieve uitgaven die het resultaat zouden zijn geweest van volledige nakoming van de relevante verbintenissen over de uitgaven per jaar die zijn gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid ten hoogste overschrijden met 3% van de betrokken begrotingsuitgaven in de basisperiode;
- ii.
de cumulatieve uitvoer met behulp van dergelijke uitvoersubsidies vanaf het begin van de uitvoeringsperiode tot en met het betrokken jaar, de cumulatieve uitvoer die het resultaat zou zijn geweest van volledige nakoming van de relevante verbintenissen over de hoeveelheden per jaar die zijn gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid ten hoogste overschrijdt met 1,75% van de uitvoer in de basisperiode;
- iii.
over de hele uitvoeringsperiode de totale cumulatieve begrotingsuitgaven voor dergelijke uitvoersubsidies en de uitvoer waarvoor dergelijke uitvoersubsidies zijn toegekend, niet groter zijn dan de totale bedragen en de totale uitvoer die het resultaat zouden zijn geweest van volledige nakoming van de relevante verbintenissen per jaar die zijn gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid, en
- iv.
de begrotingsuitgaven van een Lid voor uitvoersubsidies en de uitvoer van dat Lid met dergelijke subsidies aan het einde van de uitvoeringsperiode niet groter zijn dan 64, respectievelijk 79% van het niveau van de basisperiode 1986–1990. Voor Leden die ontwikkelingslanden zijn, bedragen deze percentages 76, respectievelijk 86%.
3
De verbintenissen om de werkingssfeer van de uitvoersubsidies niet uit te breiden, zijn gespecificeerd in de Lijsten.
4
Tijdens de uitvoeringsperiode behoeven de Leden die ontwikkelingslanden zijn geen verbintenissen aan te gaan voor de in lid 1, d. en e., genoemde uitvoersubsidies, op voorwaarde dat deze uitvoersubsidies niet zo worden toegepast dat daardoor de verbintenissen inzake steunverlaging worden omzeild.
Artikel 10. Voorkoming van het omzeilen van verbintenissen inzake uitvoersubsidies
1
De niet in artikel 9, lid 1, genoemde uitvoersubsidies worden niet zo toegepast dat zulks leidt tot of kan leiden tot het omzeilen van de verbintenissen inzake uitvoersubsidies; niet-commerciële transacties zullen niet worden gebruikt om dergelijke verbintenissen te omzeilen.
2
De Leden verbinden zich ertoe mee te werken aan de totstandbrenging van internationaal aanvaarde disciplines voor uitvoerkredieten, uitvoerkredietgaranties of uitvoerkredietverzekeringsregelingen en om, na goedkeuring van dergelijke disciplines uitsluitend uitvoerkredieten, uitvoerkredietgaranties of uitvoerkredietverzekeringsregelingen toe te passen die daarmee in overeenstemming zijn.
3
Leden die stellen dat hoeveelheden die worden uitgevoerd boven de in een verbintenis tot verlaging van de gesubsidieerde uitvoer gespecificeerde hoeveelheden niet worden gesubsidieerd, moeten aantonen dat voor de betrokken hoeveelheid geen uitvoersubsidie, noch als genoemd in artikel 9, noch een andere, is toegekend.
4
Leden die internationale voedselhulp geven, zorgen ervoor
- a.
dat internationale voedselhulp noch direct, noch indirect gekoppeld wordt aan uitvoer van landbouwprodukten naar de ontvangende landen;
- b.
dat internationale voedselhulptransacties, waaronder geldelijke bilaterale voedselhulp, worden uitgevoerd met inachtneming van de ‘Principles of Surplus Disposal and Consultative Obligations’ (Beginselen inzake afzet van overschotten en overlegverplichtingen) van de FAO, en, indien van toepassing, het stelsel van ‘Usual Marketing Requirements (UMRs)’ (Normale commerciële invoer), en
- c.
dat dergelijke hulp zoveel mogelijk wordt verleend in de vorm van schenkingen of op voorwaarden die minstens even gunstig zijn als die van artikel IV van het Voedselhulpverdrag van 1986.
Artikel 11. Verwerkte produkten
De uitvoersubsidie per eenheid van een verwerkt primair landbouwprodukt mag in geen geval hoger zijn dan de uitvoersubsidie per eenheid die van toepassing zou zijn bij uitvoer van het primaire landbouwprodukt als zodanig.
Deel VI
Artikel 12. Disciplines inzake verboden op en beperkingen van de uitvoer
1
Wanneer een Lid op grond van artikel XI, lid 2, a), van de GATT 1994 een nieuw verbod of een nieuwe beperking op de uitvoer van voedingsmiddelen invoert, moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen:
- a.
het Lid dat het uitvoerverbod of de uitvoerbeperking invoert, dient passende aandacht te geven aan het effect van een dergelijk verbod of van een dergelijke beperking op de continuïteit in de voedselvoorziening van Leden die voedselinvoerende landen zijn;
- b.
voordat een Lid een uitvoerverbod of een uitvoerbeperking invoert, zendt het de Landbouwcommissie zo vroeg mogelijk een schriftelijke kennisgeving met daarin gegevens zoals de aard en de duur van de maatregel en pleegt dat Lid, na een verzoek dienaangaande, met ieder ander Lid dat een aanzienlijk belang heeft als importeur overleg over alle aangelegenheden in verband met de betrokken maatregel. Het Lid dat een uitvoerverbod of een uitvoerbeperking invoert, verstrekt een Lid dat een aanzienlijk belang heeft als importeur, op verzoek de nodige gegevens.
2
Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op Leden die ontwikkelingslanden zijn, tenzij de maatregel wordt genomen door een Lid dat een ontwikkelingsland en tegelijk een netto-exporteur van het betrokken voedingsmiddel is.
Deel VII
Artikel 13. Passende terughoudendheid
Ondanks de bepalingen van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (in dit artikel ‘Subsidieovereenkomst’ genoemd) geldt voor de uitvoeringsperiode het volgende:
- a.
interne steunmaatregelen die volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van Bijlage 2 bij deze Overeenkomst
- i.
kunnen niet leiden tot compenserende rechten 4);
- ii.
kunnen niet leiden tot acties op grond van artikel XVI van de GATT 1994 en Deel III van de Subsidie-overeenkomst, en
- iii.
kunnen niet leiden tot acties vanwege het feit dat de voordelen van tariefconcessies die volgens artikel II van de GATT 1994 aan een ander Lid toekomen, zijn tenietgedaan of uitgehold in de zin van artikel XXIII, lid 1, b), van de GATT 1994 zonder dat de bepalingen van de GATT zijn overtreden;
- b.
de interne steunmaatregelen die zijn gespecificeerd in de Lijsten van de Leden en die volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 6 van deze Overeenkomst, met inbegrip van de directe betalingen die in overeenstemming zijn met lid 5 daarvan, alsmede de interne steun die beneden de de-minimis-niveaus blijft en in overeenstemming is met artikel 6, lid 2,
- i.
kunnen niet leiden tot compenserende rechten, tenzij volgens artikel VI van de GATT 1994 en Deel V van de Subsidieovereenkomst schade of dreigende schade wordt vastgesteld, met dien verstande voorts dat inzake het openen van een onderzoek aangaande compenserende rechten passende terughoudendheid wordt betracht;
- ii.
kunnen niet leiden tot acties op grond van artikel XVI, lid 1, van de GATT 1994 of de artikelen 5 en 6 van de Subsidieovereenkomst, op voorwaarde dat in het kader van dergelijke maatregelen voor een specifiek produkt niet meer steun wordt verleend dan in het jaar 1992, en
- iii.
kunnen niet leiden tot acties vanwege het feit dat de voordelen van tariefconcessies die volgens artikel II van de GATT 1994 aan een ander Lid toekomen, zijn tenietgedaan of uitgehold in de zin van artikel XXIII, lid 1, b), van de GATT 1994 zonder dat de bepalingen van de GATT zijn overtreden, op voorwaarde dat in het kader van dergelijke maatregelen voor een specifiek produkt niet meer steun wordt verleend dan in het jaar 1992;
- c.
de in de Lijsten van de Leden gespecificeerde uitvoersubsidies die volledig in overeenstemming zijn met de bepalingen van Deel V van deze Overeenkomst
- i.
kunnen alleen leiden tot compenserende rechten, nadat volgens artikel VI van de GATT 1994 en Deel V van de Subsidieovereenkomst schade of dreigende schade wordt vastgesteld in verband met de volume-ontwikkeling, het effect op de prijzen of latere gevolgen, met dien verstande voorts dat inzake het openen van een onderzoek aangaande compenserende rechten passende terughoudendheid wordt betracht, en
- ii.
kunnen niet leiden tot acties op grond van artikel XVI van de GATT 1994 of de artikelen 3, 5 en 6 van de Subsidieovereenkomst.
Deel VIII
Artikel 14. Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
De Leden komen overeen de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen uit te voeren.
Deel IX
Artikel 15. Bijzondere en afwijkende behandeling
1
Overeenkomstig de erkenning dat een afwijkende en gunstiger behandeling voor Leden die ontwikkelingslanden zijn, een integrerend deel is van de onderhandelingen, wordt een bijzondere en afwijkende behandeling inzake verbintenissen toegestaan zoals vastgesteld in de relevante bepalingen van deze Overeenkomst en vastgelegd in de Lijsten van concessies en verbintenissen.
2
Leden die ontwikkelingslanden zijn hebben het recht de verlagingsverbintenissen uit te voeren over een periode van maximaal tien jaar. Leden die minstontwikkelde landen zijn, behoeven geen verlagingsverbintenissen aan te gaan.
Deel X
Artikel 16. Minstontwikkelde landen en ontwikkelingslanden die netto-importeurs van voedsel zijn
1
De Leden die ontwikkelde landen zijn, nemen de maatregelen waarin is voorzien in het Besluit inzake maatregelen naar aanleiding van de mogelijke negatieve effecten van het hervormingsprogramma op de minstontwikkelde landen en op de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn.
2
De Landbouwcommissie houdt toezicht op de uitvoering van dit besluit.
Deel XI
Artikel 17. Landbouwcommissie
Hierbij wordt een Landbouwcommissie opgericht.
Artikel 18. Evaluatie van de uitvoering van de verbintenissen
1
De vorderingen bij de uitvoering van de verbintenissen die zijn overeengekomen in het hervormingsprogramma in het kader van de Uruguay-Ronde worden in de Landbouwcommissie geëvalueerd.
2
De evaluatie wordt uitgevoerd aan de hand van kennisgevingen die de Leden over vast te stellen onderwerpen en op vast te stellen tijdstippen indienen, alsmede aan de hand van de documentatie die het Secretariaat van de WTO kan worden verzocht op te stellen om de evaluatie te vergemakkelijken.
3
Naast de op grond van lid 2 in te dienen kennisgevingen, moeten onverwijld kennisgevingen worden ingediend voor iedere nieuwe interne steunmaatregel of iedere wijziging in een bestaande steunmaatregel waarvoor aanspraak op vrijstelling van de verlagingsverbintenis wordt gemaakt. In de kennisgeving dienen details te worden meegedeeld over de nieuwe of gewijzigde maatregel en moet worden aangetoond dat deze in overeenstemming is met de in artikel 6 of in Bijlage 2 bij deze Overeenkomst vastgestelde criteria.
4
Bij de evaluatie houden de Leden terdege rekening met het effect van zeer hoge inflatiepercentages op de mogelijkheden van een Lid om zich aan zijn verbintenissen inzake interne steun te houden.
5
De Leden komen overeen in de Landbouwcommissie jaarlijks, tegen de achtergrond van de verbintenissen inzake uitvoersubsidies in het kader van deze Overeenkomst, overleg te plegen over hun aandeel in de normale groei van de wereldhandel in landbouwprodukten.
6
Bij de evaluatie kunnen de Leden iedere kwestie aan de orde stellen die relevant is voor de uitvoering van de verbintenissen die in deze Overeenkomst zijn opgenomen in het kader van het hervormingsprogramma.
7
Ieder Lid mag iedere maatregel onder de aandacht van de Landbouwcommissie brengen die naar zijn oordeel door een ander Lid via een kennisgeving had moeten worden gemeld.
Artikel 19. Overleg en beslechting van geschillen
De bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast in het Memorandum van Overeenstemming inzake Geschillenbeslechting, zijn van toepassing op het overleg over en de beslechting van geschillen in het kader van deze Overeenkomst.
Deel XII
Artikel 20. Voortzetting van het hervormingsproces
Erkennend dat hun doelstelling op lange termijn, aanzienlijke en progressieve verlaging van ondersteuning en bescherming leidend tot een fundamentele hervorming, een permanent proces impliceert, komen de Leden overeen dat de onderhandelingen over de voortzetting van dat proces één jaar vóór het einde van de uitvoeringsperiode begonnen zullen worden, rekening houdend met
- a.
de ervaring tot dat tijdstip met de uitvoering van de verlagingsverbintenissen;
- b.
de effecten van de verlagingsverbintenissen op de wereldhandel in landbouwprodukten;
- c.
overwegingen van niet-commerciële aard, de bijzondere en afwijkende behandeling voor Leden die ontwikkelingslanden zijn, het doel een billijk en marktgeoriënteerd handelssysteem voor landbouwprodukten tot stand te brengen en de andere doelstellingen en overwegingen die zijn genoemd in de considerans van deze Overeenkomst, en
- d.
de verdere verbintenissen die nodig zijn voor het bereiken van bovengenoemde doelstellingen op lange termijn.
Deel XIII
Artikel 21. Slotbepalingen
1
De bepalingen van de GATT 1994 en van andere Multilaterale handelsovereenkomsten in Bijlage 1.A bij de WTO-overeenkomst zijn van toepassing onder voorbehoud van de bepalingen van deze Overeenkomst.
2
De bijlagen bij deze Overeenkomst vormen een integrerend deel van deze Overeenkomst.
Bijlage 1. Produkten
1
Deze Overeenkomst heeft betrekking op onderstaande produkten:
- i.
GS-hoofdstukken 1 tot en met 24, exclusief vis en visserijprodukten, plus *)
- ii
GS-code
2905.43
(mannitol)
GS-code
2905.44
(sorbitol)
GS-tariefpost
33.01
(etherische oliën)
GS-tariefposten
35.01 t/m 35.05
(albumine-achtige stoffen, gewijzigd zetmeel, lijm)
GS-code
3809.10
(appreteermiddelen)
GS-code
3823.60
(sorbitol n.e.g.)
GS-tariefposten
41.01 t/m 41.03
(huiden en vellen)
GS-tariefpost
43.01
(pelterijen)
GS-tariefposten
50.01 t/m 50.03
(ruwe zijde en zijdeafval)
GS-tariefposten
51.01 t/m 51.03
(wol en haar)
GS-tariefposten
52.01 t/m 52.03
(ruwe katoen, afval van katoen en gekaarde of gekamde katoen)
GS-tariefpost
53.01
(ruw vlas)
GS-tariefpost
53.02
(ruwe hennep)
2
Het bovenstaande doet niets af aan de werkingssfeer van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
Bijlage 2. Interne steun: grondslag voor vrijstelling van de verlagingsverbintenissen
1
Interne steunmaatregelen waarvoor aanspraak op vrijstelling van de verlagingsverbintenissen wordt gemaakt, moeten voldoen aan de fundamentele eis dat zij de handel of de produktie niet of hoogstens minimaal verstoren. Daarom moeten alle maatregelen waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, voldoen aan de volgende basiscriteria:
- a.
de betrokken steun moet worden verleend in het kader van een uit overheidsmiddelen (waaronder gederfde inkomsten) gefinancierd overheidsprogramma dat geen overdrachten van consumenten omvat, en
- b.
de betrokken steunmaatregel mag geen prijsondersteuning voor de producenten inhouden,
alsmede, naargelang van de categorie van de maatregelen, aan de hierna vermelde soortspecifieke criteria en voorwaarden.
Overheidsregelingen
2. Algemene dienstverlening
Deze categorie maatregelen omvat uitgaven (of gederfde inkomsten) voor regelingen in het kader waarvan diensten worden verleend aan de landbouw of de plattelandsgemeenschap of die aan de landbouw of de plattelandsgemeenschap ten goede komen. Deze maatregelen mogen geen directe betalingen aan producenten of verwerkers inhouden. Dergelijke regelingen moeten voldoen aan de in bovenstaand lid 1 vermelde basiscriteria en eventuele hierna vermelde specifieke voorwaarden. Deze regelingen kunnen de hierna vermelde maatregelen, doch ook andere maatregelen omvatten:
- a.
onderzoek, waaronder algemeen onderzoek, onderzoek in verband met milieuprogramma's en onderzoekprogramma's in verband met specifieke produkten;
- b.
bestrijding van plagen en ziekten, waaronder algemene maatregelen en maatregelen per produkt, zoals alarmeringssystemen, quarantaine en uitroeiing;
- c.
opleidingsdiensten, waaronder zowel faciliteiten voor algemene als specialistische scholing;
- d.
voorlichtings- en adviesdiensten, waaronder het verstrekken van middelen om producenten en consumenten beter te kunnen inlichten, ook over de resultaten van onderzoek;
- e.
inspectiediensten, waaronder algemene inspectiediensten en de inspectie van bepaalde produkten met het oog op volksgezondheid, veiligheid, indeling of standaardisatie;
- f.
diensten voor afzet en verkoopbevordering, waaronder marktinformatie, advies en verkoopbevordering voor bepaalde produkten, maar geen uitgaven voor niet-gespecificeerde doeleinden zodat deze middelen door de verkopers zouden kunnen worden gebruikt om hun verkoopprijs te verlagen of de kopers een direct economisch voordeel te verschaffen, en
- g.
infrastructuurvoorziening, waaronder elektriciteitsnet, wegen en andere transportvoorzieningen, markten en haveninstallaties, watervoorziening, dammen en waterafvoer, en de infrastructuur voor milieubeschermingsprogramma's. In al deze gevallen mogen de uitgaven uitsluitend betrekking hebben op de levering of de aanleg van de infrastructuur en niet op gesubsidieerde levering van andere voorzieningen op het landbouwbedrijf dan de aansluiting op algemeen beschikbare nutsvoorzieningen. De uitgaven mogen geen subsidies op produktie-benodigdheden of kosten van bedrijfsvoering, noch voorkeurstarieven omvatten.
3. Overheidsvoorraden met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening 5).
Uitgaven (of gederfde inkomsten) voor het aanleggen en aanhouden van voorraden produkten die een integrerend deel zijn van een programma om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen dat wordt uitgevoerd op grond van bepaalde nationale wetten. Dit kan ook overheidssteun omvatten voor particuliere opslag van produkten in het kader van een dergelijk programma.
De omvang en de aanleg van dergelijke voorraden dienen te corresponderen met vooraf bepaalde doelstellingen die uitsluitend verband houden met waarborging van de voedselvoorziening. De aanleg, zowel als de afzet van de voorraden dient financieel verifieerbaar te zijn. De aankoop van het voedsel door de overheid dient te gebeuren tegen de gangbare marktprijzen en de verkoop uit de voorraden dient te geschieden tegen prijzen die niet lager zijn dan de gangbare prijzen op de interne markt voor het betrokken produkt en de betrokken kwaliteit.
4. Interne voedselhulp 6)
Uitgaven (of gederfde inkomsten) in verband met interne voedselhulp aan bevolkingsgroepen in nood.
Het recht op voedselhulp dient afhankelijk te worden gesteld van duidelijke criteria gekoppeld aan doelstellingen op het gebied van voeding. Dergelijke steun kan worden verleend in de vorm van rechtstreekse verstrekking van voedsel aan de betrokkenen of door diegenen die aan de voorwaarden voldoen de middelen te verstrekken om voedsel te kopen tegen marktprijzen of gesubsidieerde prijzen. Het voedsel dient door de overheid tegen gangbare marktprijzen te worden aangekocht en de financiering en administratie van de steun dient verifieerbaar te zijn.
5. Directe betalingen aan producenten
Steun aan producenten via directe betalingen (of gederfde inkomsten, met inbegrip van betalingen in natura) waarvoor aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de verlagingsverbintenissen, dient te voldoen aan de basiscriteria die zijn vermeld in punt 1 en aan de in de punten 6 tot en met 13 vermelde specifieke criteria voor de afzonderlijke categorieën directe betalingen. Als aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de verlagingsverbintenis voor andere bestaande of nieuwe directe steun dan vermeld in de punten 6 tot en met 13, dient die steun behalve met de in punt 1 vermelde basiscriteria ook in overeenstemming te zijn met de in punt 6, b. tot en met e., vermelde criteria.
6. Niet-produktiegebonden inkomenssteun
a
Het recht op dergelijke betalingen moet worden bepaald aan de hand van duidelijke criteria, zoals inkomen, de status van producent of grondeigenaar, het gebruik van produktiefactoren of de produktieomvang in een bepaalde basisperiode.
b
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de produktie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent in een jaar na de basisperiode.
c
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor een produkt in een jaar na de basisperiode.
d
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de produktiefactoren die zijn gebruikt in een jaar na de basisperiode.
e
Produktie zal geen voorwaarde zijn om in aanmerking te komen voor dergelijke betalingen.
7. Overheidsbijdrage voor inkomensverzekeringsregelingen
a
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van een inkomensverlies, waarvoor uitsluitend rekening wordt gehouden met het inkomen uit de landbouw, van meer dan 30% van het gemiddelde bruto-inkomen of het daarmee corresponderende netto-inkomen (betalingen uit deze of soortgelijke regelingen niet meegerekend) over de voorgaande drie jaar of van het gemiddelde van drie jaren van de vijf voorgaande jaren, de jaren met het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. Iedere producent die aan deze voorwaarde voldoet, dient recht te hebben op de betaling.
b
Deze betalingen mogen niet meer compenseren dan 70% van het inkomensverlies van de producent in het jaar waarin hij recht krijgt op deze steun.
c
Deze betalingen mogen uitsluitend gekoppeld worden aan het inkomen; zij mogen niet gekoppeld worden aan het type of de omvang van de produktie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent, noch aan de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor de betrokken produkten, noch aan de gebruikte produktiefactoren.
d
Als een producent in hetzelfde jaar betalingen ontvangt op grond van het bepaalde in dit punt en in punt 8 (steun in verband met natuurrampen), dient het totaal van die betalingen kleiner te zijn dan 100% van zijn totale verlies.
8. Betalingen (hetzij rechtstreeks, hetzij via een overheidsbijdrage voor oogstverzekeringen) in verband met natuurrampen
a
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van formele erkenning door de overheid dat er sprake is of is geweest van een natuurramp of soortgelijke ramp (waaronder epidemieën, plagen, kernongelukken, en oorlog op het grondgebied van het betrokken Lid) en een produktiedaling van meer dan 30% van de gemiddelde produktie in de laatste drie jaar of de gemiddelde produktie van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste produktie niet meegerekend.
b
Betalingen naar aanleiding van een ramp mogen slechts betrekking hebben op het verlies van inkomen, vee (waaronder ook betalingen voor diergeneeskundige behandeling van de dieren), land of andere produktiefactoren als gevolg van de betrokken natuurramp.
c
De betalingen mogen hoogstens de verliezen compenseren en geen voorwaarden of bepalingen omvatten wat betreft het type of de omvang van de produktie in de toekomst.
d
Betalingen tijdens een ramp mogen niet groter zijn dan nodig is om verdere verliezen als gedefinieerd onder b. te voorkomen of te beperken.
e
Als een producent in hetzelfde jaar betalingen ontvangt op grond van het bepaalde in dit punt en in punt 7 (inkomensverzekeringsregelingen), dient het totaal van die betalingen kleiner te zijn dan 100% van het totale verlies van de producent.
9. Steun voor structuuraanpassing via beëindigingsregelingen
a
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in programma's om bedrijfsbeëindiging door personen die commercieel agrarische produkten produceren of hun omschakeling op niet-agrarische activiteiten, te vergemakkelijken.
b
De betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van volledige en permanente beëindiging van commerciële agrarische produktie.
10. Steun voor structuuraanpassing via braakleggingsprogramma's
a
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in programma's om land of andere produktiemiddelen, met inbegrip van vee, te onttrekken aan commerciële agrarische produktie.
b
De betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van het uit produktie nemen van land voor commerciële agrarische produktie voor minstens drie jaar en, wat betreft vee, van het slachten of definitieve permanente verwijdering van het bedrijf.
c
De betalingen mogen geen voorwaarden of bepalingen omvatten inzake gebruik van dergelijk land of andere produktiemiddelen voor de commerciële produktie van landbouwprodukten.
d
De betalingen mogen niet worden gekoppeld aan het type of de omvang van de produktie en evenmin aan de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor de produkten die worden verkregen met gebruikmaking van het land of de overige produktiemiddelen die voor produktie resteren.
11. Steun voor structuuraanpassing in de vorm van investeringssteun
a
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in overheidsprogramma's ter ondersteuning van de financiële of materiële herstructurering van de bedrijfsactiviteit van een producent in verband met objectief aangetoonde structuurhandicaps. Het recht op steun in het kader van dergelijke programma's kan ook worden gebaseerd op een duidelijk overheidsprogramma voor privatisering van landbouwgrond.
b
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de produktie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent, afgezien van bepalingen als bedoeld onder e., in een jaar na de basisperiode.
c
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor een produkt in een jaar na de basisperiode.
d
De betalingen worden slechts gedaan voor de periode die nodig is voor de uitvoering van de investeringen waarvoor ze worden gegeven.
e
De betalingen mogen voor de ontvangers geen verplichtingen inhouden, noch anderszins aanwijzingen omvatten wat betreft de te produceren landbouwprodukten, behalve de eis om een bepaald produkt niet te produceren.
f
De betalingen mogen niet hoger zijn dan nodig is om de structuurhandicap te compenseren.
12. Betalingen in het kader van milieubeschermingsprogramma's
a
Het recht op dergelijke betalingen dient een onderdeel te zijn van een duidelijk overheidsprogramma voor milieubescherming of natuurbehoud en afhankelijk te worden gesteld van de naleving van specifieke voorwaarden in het kader van dat overheidsprogramma, waaronder voorwaarden wat betreft de produktiemethoden of de produktiebenodigdheden.
b
De betaling mag niet hoger zijn dan de extra kosten of de gederfde inkomsten als gevolg van naleving van het overheidsprogramma.
13. Betalingen in het kader van programma's voor regionale bijstand
a
Het recht op dergelijke betalingen dient beperkt te blijven tot producenten in probleemgebieden. Dergelijke gebieden dienen duidelijk omschreven aaneengesloten geografische gebieden te zijn met een definieerbare economische en administratieve identiteit en moeten als probleemgebieden zijn aangemerkt aan de hand van neutrale en objectieve criteria die duidelijk zijn vastgelegd in wetten of verordeningen en waaruit blijkt dat de problemen van het gebied niet uitsluitend zijn toe te schrijven aan tijdelijke omstandigheden.
b
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de produktie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent in een jaar na de basisperiode, behalve aan de eis om de produktie te verlagen.
c
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor een produkt in een jaar na de basisperiode.
d
Het recht op de betalingen geldt alleen voor producenten in de te ondersteunen gebieden, maar in die gebieden voor alle producenten.
e
Als de betalingen worden gekoppeld aan de produktiefactoren, zijn de bedragen degressief boven een bepaalde drempel voor de betrokken produktiefactor.
f
De betalingen mogen niet groter te zijn dan de extra kosten of de gederfde inkomsten als gevolg van de landbouw in het betrokken gebied.
Bijlage 3. Interne steun: berekening van de Geaggregeerde Steun
1
Onverminderd de bepalingen van artikel 6 wordt de Geaggrereerde Steun (Aggregate Measurement of Support - AMS) produktgebonden berekend voor ieder referentielandbouwprodukt waarvoor marktprijsondersteuning, niet-vrijgestelde directe betalingen of enige andere niet van de verlagingsverbintenis vrijgestelde subsidie (andere ‘niet-vrijgestelde beleidsmaatregelen’) wordt toegekend. Voor de niet-produktgebonden steun wordt de niet-produktgebonden AMS berekend in een enkel totaalbedrag.
2
De in punt 1 bedoelde subsidies omvatten zowel de begrotingsuitgaven als de gederfde inkomsten van de overheid of haar uitvoeringsorganen.
3
Zowel de steun op nationaal als subnationaal niveau wordt meegerekend.
4
Door de producenten betaalde specifieke landbouwheffingen of retributies worden in mindering gebracht op de AMS.
5
De volgens het onderstaande berekende AMS voor de basisperiode vormt het basisniveau voor de uitvoering van de verbintenis tot verlaging van de interne steun.
6
Voor ieder referentielandbouwprodukt wordt een specifieke AMS bepaald en uitgedrukt in een totaal geldbedrag.
7
De AMS wordt berekend voor het produkt dat zo kort mogelijk volgt op de eerste verkoop van het betrokken referentielandbouwprodukt. Maatregelen ten gunste van de verwerkers van landbouwprodukten worden meegerekend voor zover zij ten goede komen aan de producenten van de referentielandbouwprodukten.
8
Marktprijsondersteuning: de ondersteuning van de marktprijzen wordt berekend door het verschil tussen een vaste externe referentieprijs en de toegepaste regelingsprijs te vermenigvuldigen met de geproduceerde hoeveelheid die in aanmerking komt voor de regelingsprijs. Begrotingsuitgaven om dit verschil te handhaven, zoals de opkoopkosten of de opslagkosten, worden niet meegerekend voor de AMS.
9
De externe referentieprijs wordt gebaseerd op de jaren 1986 tot en met 1988 en wordt in het algemeen de gemiddelde f.o.b.-prijs per gewichtseenheid voor het betrokken referentielandbouwprodukt in een netto-exporterend land en de gemiddelde c.i.f.-prijs per gewichtseenheid voor het betrokken referentielandbouwprodukt in een netto-importerend land tijdens de basisperiode. De referentieprijs kan, zonodig, worden aangepast in verband met kwaliteitsverschillen.
10
Niet-vrijgestelde directe betalingen: niet-vrijgestelde directe betalingen die afhankelijk zijn van een prijsverschil, worden berekend door het verschil tussen de referentieprijs en de toegepaste regelingsprijs te vermenigvuldigen met de geproduceerde hoeveelheid die in aanmerking komt voor de regelingsprijs of worden berekend aan de hand van de begrotingsuitgaven.
11
De referentieprijs wordt gebaseerd op de jaren 1986 tot en met 1988 en is in het algemeen de prijs waarvan wordt uitgegaan voor de bepaling van het niveau van de directe betalingen.
12
Het bedrag van de niet-vrijgestelde directe betalingen die gebaseerd worden op andere factoren dan de prijs, wordt berekend aan de hand van de begrotingsuitgaven.
13
Andere niet-vrijgestelde maatregelen, waaronder inputsubsidies en andere maatregelen zoals maatregelen tot verlaging van de afzetkosten: de waarde van dergelijke maatregelen wordt berekend aan de hand van de begrotingsuitgaven van de overheid of, wanneer de volle omvang van de subsidie niet uit de begrotingsuitgaven blijkt, het verschil tussen de prijs van het gesubsidieerde produkt of de gesubsidieerde dienst en een representatieve marktprijs voor een soortgelijk produkt of een soortgelijke dienst, vermenigvuldigd met de hoeveelheid produkten of diensten.
Bijlage 4. Interne steun: berekening van AMS-equivalent
1
Onverminderd de bepalingen van artikel 6 worden AMS-equivalenten berekend voor alle referentielandbouwprodukten waarvoor de in Bijlage 3 gedefinieerde marktprijsondersteuning bestaat, maar waarvoor berekening van deze component van de AMS niet uitvoerbaar is. Voor dergelijke produkten omvat het basisniveau waarvan wordt uitgegaan voor de uitvoering van de verbintenissen inzake verlaging van de interne steun, een marktprijsondersteuningscomponent uitgedrukt in AMS-equivalenten als bedoeld in punt 2, alsmede eventuele niet-vrijgestelde directe betalingen en andere niet-vrijgestelde steun, die wordt geraamd overeenkomstig het bepaalde in punt 3. Zowel op nationaal als subnationaal niveau toegekende steun moet worden meegerekend.
2
De in punt 1 bedoelde AMS-equivalenten worden voor alle referentielandbouwprodukten waarvoor marktprijsondersteuning wordt toegekend en waarvoor de berekening van de marktprijsondersteuningscomponent van de AMS niet uitvoerbaar is, produktgebonden berekend voor het produkt dat zo kort mogelijk volgt op de eerste verkoop. Voor deze referentielandbouwprodukten wordt het equivalent van de marktprijsondersteuning berekend met gebruikmaking van de toegepaste regelingsprijs en de geproduceerde hoeveelheid die in aanmerking komt voor die prijs of, als dit niet uitvoerbaar is, de begrotingsuitgaven voor ondersteuning van de producentenprijs.
3
Als voor onder punt 1 vallende referentielandbouwprodukten niet-vrijgestelde directe betalingen of andere produktgebonden, niet van de verlagingsverbintenis vrijgestelde subsidies worden toegekend, worden de AMS-equivalenten voor deze maatregelen berekend zoals de overeenkomstige AMS-componenten (zie de punten 10 t/m 13 van Bijlage 3).
4
De AMS-equivalenten worden berekend aan de hand van de subsidie voor het produkt dat zo kort mogelijk volgt op de eerste verkoop van het betrokken referentielandbouwprodukt. Maatregelen ten gunste van de verwerkers van landbouwprodukten worden meegerekend voor zover zij ten goede komen aan de producenten van de referentielandbouwprodukten. Voor specifieke landbouwheffingen of retributies die door de producenten zijn betaald, worden de AMS-equivalenten dienovereenkomstig verlaagd.
Bijlage 5. Bijzondere behandeling op grond van artikel 4, lid 2
Sectie A
1
De bepalingen van artikel 4, lid 2, zijn niet met ingang van de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst van toepassing op primaire landbouwprodukten en verwerkte en/of bereide produkten daarvan (‘aangeduide produkten’) waarvoor aan de onderstaande voorwaarden is voldaan (deze behandeling wordt hierna ‘bijzondere behandeling’ genoemd):
- a.
de invoer van de aangeduide produkten bedroeg in de basisperiode 1986–1988 (hierna ‘de basisperiode’ genoemd) minder dan 3% van het betrokken interne verbruik;
- b.
sinds het begin van de basisperiode zijn voor de aangeduide produkten geen uitvoersubsidies toegekend;
- c.
er worden doeltreffende produktiebeperkende maatregelen toegepast voor het primaire landbouwprodukt;
- d.
dergelijke produkten worden, in Sectie I-B van DEEL I van de Lijst van een Lid die als bijlage is gehecht aan het Protocol van Marrakesj, aangeduid met de vermelding ‘ST-Annex 5’ als produkten waarvoor een bijzondere behandeling geldt in verband met niet-commerciële overwegingen, zoals waarborging van de continuïteit van de voedselvoorziening en milieubescherming, en
- e.
de minimumtoegang voor de aangeduide produkten, zoals gespecificeerd in Sectie I-B van DEEL I van de Lijst van het betrokken Lid, bedraagt vanaf het begin van het eerste jaar van de uitvoeringsperiode 4% van het interne verbruik van de aangeduide produkten tijdens de basisperiode en wordt vervolgens per resterend jaar van de uitvoeringsperiode verhoogd met 0,8% van het betrokken interne verbruik in de basisperiode.
2
Een Lid mag aan het begin van elk jaar van de uitvoeringsperiode door het bepaalde in punt 6 toe te passen een einde maken aan de bijzondere behandeling voor de aangeduide produkten. In dat geval dient het betrokken Lid de op dat tijdstip reeds geldende minimumtoegang te behouden en de minimumtoegang per resterend jaar van de uitvoeringsperiode te verhogen met 0,4% van het betrokken interne verbruik in de basisperiode. Daarna moet de minimumtoegang die op grond van deze formule geldt voor het laatste jaar van de uitvoeringsperiode, behouden blijven in de Lijst van het betrokken Lid.
3
Onderhandelingen over de vraag of de in punt 1 vermelde bijzondere behandeling kan blijven gelden na de uitvoeringsperiode, moeten binnen deze uitvoeringsperiode worden afgerond in het kader van de in artikel 20 van deze Overeenkomst bedoelde onderhandelingen, daarbij rekening houdende met niet-commerciële overwegingen.
4
Indien als resultaat van de in punt 3 bedoelde onderhandelingen wordt overeengekomen dat een Lid de bijzondere behandeling mag blijven toepassen, verleent dat Lid de aanvullende en acceptabele concessies die tijdens die onderhandelingen zijn vastgesteld.
5
Als de bijzondere behandeling aan het einde van de uitvoeringsperiode niet langer van toepassing blijft, past het betrokken Lid de bepalingen van punt 6 toe. In dat geval moet na de uitvoeringsperiode de minimumtoegang voor de aangeduide produkten 8% blijven van het betrokken interne verbruik in de basisperiode dat is gespecificeerd in de Lijst van het betrokken Lid.
6
Op de andere voor de aangeduide produkten toegepaste grensbeschermingsmaatregelen dan gewone douanerechten worden de bepalingen van artikel 4, lid 2, van toepassing vanaf het begin van het jaar waarin de bijzondere behandeling niet meer wordt toegepast. Voor dergelijke produkten worden gewone douanerechten toegepast die worden geconsolideerd in de Lijst van het betrokken Lid en die, vanaf het begin van het jaar waarin de bijzondere behandeling wordt beëindigd en daarna, worden toegepast op het niveau dat van toepassing zou zijn geweest als tijdens de uitvoeringsperiode in gelijke jaarlijkse stappen een verlaging met minstens 15% zou zijn toegepast. Deze douanerechten worden bepaald aan de hand van tariefequivalenten die worden berekend overeenkomstig de richtlijnen in het aanhangsel bij deze Bijlage.
Sectie B
7
De bepalingen van artikel 4, lid 2, zijn ook niet met ingang van de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst van toepassing op een primair landbouwprodukt dat traditioneel het belangrijkste voedingsmiddel is in een Lid dat een ontwikkelingsland is en waarvoor, behalve aan de in punt 1 a. tot en met d. vermelde voorwaarden, voor zover van toepassing, wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
de minimumtoegang voor de betrokken produkten, zoals gespecificeerd in Sectie I-B van DEEL I van de Lijst van het betrokken lid dat een ontwikkelingsland is, bedraagt vanaf het begin van het eerste jaar van de uitvoeringsperiode 1% van het interne verbruik van de betrokken produkten tijdens de basisperiode en wordt tot het begin van het vijfde jaar van de uitvoeringsperiode in gelijke stappen verhoogd tot 2% van het betrokken interne verbruik in de basisperiode. Vanaf het begin van het zesde jaar van de uitvoeringsperiode bedraagt de minimumtoegang voor de betrokken produkten 2% van het betrokken interne verbruik in de basisperiode en wordt deze toegang tot het begin van het tiende jaar in gelijke stappen verhoogd tot 4% van het betrokken interne verbruik in de basisperiode. Daarna moet de minimumtoegang die op grond van deze formule geldt voor het tiende jaar van de uitvoeringsperiode, behouden blijven in de Lijst van het betrokken Lid dat een ontwikkelingsland is;
- b.
er moet adequate markttoegang zijn verleend voor andere produkten die onder deze Overeenkomst vallen.
8
Onderhandelingen over de vraag of de in punt 7 vermelde bijzondere behandeling kan blijven gelden na het tiende jaar na het begin van de uitvoeringsperiode, moeten worden begonnen en afgerond binnen dit tiende jaar.
9
Indien als resultaat van de in punt 8 bedoelde onderhandelingen wordt overeengekomen dat een Lid de bijzondere behandeling mag blijven toepassen, verleent dat Lid de aanvullende en acceptabele concessies die tijdens die onderhandelingen zijn vastgesteld.
10
Als de bijzondere behandeling op grond van punt 7 aan het einde van het tiende jaar na het begin van de uitvoeringsperiode niet langer van toepassing blijft, worden voor de betrokken produkten gewone douanerechten toegepast die worden vastgesteld aan de hand van tariefequivalenten die worden berekend overeenkomstig de richtlijnen in het aanhangsel bij deze Bijlage en die worden geconsolideerd in de Lijst van het betrokken Lid. Voor het overige worden de bepalingen van punt 6 toegepast overeenkomstig de wijzigingen die zijn overeengekomen in het kader van de bijzondere en afwijkende behandeling die op grond van deze Overeenkomst is toegestaan voor Leden die ontwikkelingslanden zijn.
Aanhangsel Richtlijnen voor de berekening van tariefequivalenten in verband met het bepaalde in punt 6 en punt 10 van deze Bijlage
bij Bijlage 5
1
De tariefequivalenten worden, ongeacht of ze worden uitgedrukt in ad valorem-rechten of specifieke rechten, verifieerbaar berekend aan de hand van het verschil tussen de interne en de externe prijzen. Daarbij wordt uitgegaan van gegevens over de jaren 1986 tot en met 1988. De tariefequivalenten
- a.
worden in beginsel vastgesteld voor viercijferige tariefposten van het GS;
- b.
worden zonodig vastgesteld op zescijferig of nog gedetailleerder niveau van het GS;
- c.
worden voor verwerkte en/of bereide produkten in het algemeen vastgesteld door vermenigvuldiging van het (de) specifieke tariefequivalent(en) voor het (de) primaire landbouwprodukt(en) met het aandeel (de aandelen), naargelang van het geval, in waarde of fysiek, van het (de) primaire landbouwprodukt(en) in het verwerkte en/of bereide produkt, daarbij, zonodig, rekening houdende met bestaande additionele elementen ter bescherming van de industrie.
2
Als externe prijzen worden in het algemeen gemiddelde c.i.f.-prijzen per eenheid genomen voor het invoerende land. Als geen of geen adequate gemiddelde c.i.f.-prijzen beschikbaar zijn, worden als externe prijzen genomen
- a.
adequate gemiddelde c.i.f.-prijzen per eenheid van een nabij land, of
- b.
worden de externe prijzen geraamd aan de hand van gemiddelde f.o.b.-prijzen per eenheid van een adequaat belangrijk exporterend land of adequate belangrijke exporterende landen, welke prijzen worden aangepast door daarbij een geraamd bedrag voor verzekering, vracht en andere kosten naar het land van invoer op te stellen.
3
De externe prijzen worden in het algemeen in de nationale valuta omgerekend met gebruikmaking van het jaargemiddelde van de marktwisselkoers voor dezelfde periode als de periode waarover prijsgegevens beschikbaar zijn.
4
Als interne prijs wordt in het algemeen een prijs genomen die representatief is voor de groothandelsprijs op de interne markt of, als geen adequate gegevens beschikbaar zijn, een raming van die prijs.
5
De oorspronkelijke tariefequivalenten kunnen, zonodig, met gebruikmaking van een passende coëfficiënt, worden aangepast in verband met verschillen in kwaliteit of soort.
6
Als een op grond van deze richtlijnen berekend tariefequivalent negatief is of lager is dan het huidige geconsolideerde recht, kan het initiële tariefequivalent worden vastgesteld op het huidige geconsolideerde recht of op grond van een aanbod van het betrokken land voor dat produkt.
7
Als het tariefequivalent dat volgens bovenstaande richtlijnen zou moeten worden toegepast, wordt aangepast, geeft het betrokken Lid, op verzoek, alle gelegenheid voor overleg om via onderhandelingen tot een passende oplossing te komen.
Voetnoten
Deze maatregelen omvatten kwantitatieve invoerbeperkingen, variabele invoerheffingen, minimuminvoerprijzen, discretionaire invoervergunningenregelingen, niet-tarifaire maatregelen die in stand worden gehouden via staatshandelsondernemingen, vrijwillige uitvoerbeperkingen, en andere dergelijke grensbescherming dan gewone douanerechten, ongeacht of het gaat om maatregelen in het kader van landgebonden uitzonderingen op de bepalingen van de GATT 1947, maar zij omvatten niet maatregelen in het kader van betalingsbalansbepalingen of andere algemene, niet specifiek agrarische bepalingen van de GATT 1994 of van de andere Multilaterale Handelsovereenkomsten van Bijlage 1, A, bij de WTO-Overeenkomst.
De referentieprijs die wordt gebruikt voor een beroep op het bepaalde in deze alinea is in het algemeen de gemiddelde c.i.f.-prijs per gewichtseenheid van het betrokken produkt of anders een wat betreft de kwaliteit en het verwerkingsstadium van het produkt passende prijs. Nadat deze prijs voor het eerst is toegepast, wordt hij publiek gemaakt voor zover nodig om andere Leden in staat te stellen te bepalen welk aanvullend douanerecht kan worden opgelegd.
Wanneer geen rekening wordt gehouden met het interne verbruik, geldt het in lid 4, a., bedoelde basisreactieniveau.
In dit artikel wordt onder ‘compenserende rechten’ verstaan rechten als bedoeld in artikel VI van de GATT 1994 en in Deel V van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.
De produktomschrijvingen tussen haakjes zijn niet noodzakelijkerwijs limitatief.
Voor de toepassing van punt 3 van deze bijlage worden overheidsprogramma's inzake voorraden voor voedselvoorziening die in ontwikkelingslanden verifieerbaar en overeenkomstig officieel bekendgemaakte objectieve criteria of richtlijnen worden uitgevoerd, geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit punt, ook wanneer het programma's betreft in het kader waarvan voorraden voedselprodukten met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening worden aangekocht en worden vrijgegeven tegen officiële prijzen, op voorwaarde echter dat het verschil tussen de aankoopprijs en de externe referentieprijs wordt meegerekend in de AMS.
Voor de toepassing van punt 3 en punt 4 van deze bijlage wordt de levering van voedsel tegen gesubsidieerde prijzen met de bedoeling om regelmatig tegen redelijke prijzen te voorzien in de voedselbehoefte van armen in steden en op het platteland in ontwikkelingslanden, geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen in dit punt.