Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
15-04-1994, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-1995, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen
De Leden,
Rekening houdend met de algemene doelstelling van de Leden die erin bestaat het op de GATT 1994 gebaseerde wereldhandelssysteem te verbeteren en te versterken;
Erkennend dat de disciplines van de GATT 1994 moeten worden verduidelijkt en versterkt, inzonderheid die van artikel XIX daarvan (Noodmaatregelen inzake de invoer van bepaalde produkten), dat het multilateraal toezicht op vrijwaringsmaatregelen moet worden hersteld en dat maatregelen die aan dit toezicht ontsnappen moeten worden opgeheven;
Erkennend dat structurele aanpassingen belangrijk zijn en dat de concurrentie op de internationale markten eerder moet worden vergroot dan beperkt; en
Erkennend bovendien dat daartoe een op alle Leden van toepassing zijnde en op de grondbeginselen van de GATT 1994 gebaseerde omvattende overeenkomst nodig is;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Algemeen
Deze Overeenkomst stelt regels vast voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen, waaronder dient te worden verstaan de maatregelen bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994.
Artikel 2. Voorwaarden
1
Een Lid 1)mag een vrijwaringsmaatregel slechts op een produkt toepassen indien dat Lid in overeenstemming met onderstaande bepalingen heeft vastgesteld dat dat produkt op zijn grondgebied wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden, absoluut of in verhouding tot de binnenlandse produktie, en onder zodanige voorwaarden dat ernstig nadeel wordt of dreigt te worden berokkend aan de binnenlandse industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten vervaardigt.
2
Vrijwaringsmaatregelen worden toegepast op een produkt dat wordt uitgevoerd, ongeacht de herkomst daarvan.
Artikel 3. Onderzoek
1
Een Lid mag een vrijwaringsmaatregel slechts toepassen nadat de bevoegde autoriteiten van dat Lid een onderzoek hebben verricht in overeenstemming met procedures die van tevoren zijn vastgesteld en in overeenstemming met artikel X van de GATT 1994 openbaar zijn gemaakt. Dit onderzoek moet ook de publikatie omvatten van een bericht om alle betrokken partijen naar behoren op de hoogte te brengen, alsmede hoorzittingen of andere passende middelen om de invoerders, uitvoerders en andere belanghebbende partijen in staat te stellen bewijsmateriaal in te dienen, hun standpunt kenbaar te maken, en te antwoorden op de uiteenzettingen van andere partijen en hun zienswijze kenbaar maken omtrent ondermeer het feit of de toepassing van een vrijwaringsmaatregel al dan niet in het algemeen belang zou zijn. De bevoegde autoriteiten publiceren een verslag met hun bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties.
2
Inlichtingen die vanwege hun aard vertrouwelijk zijn of die vertrouwelijk worden verstrekt, worden, na opgave van redenen, vertrouwelijk behandeld door de bevoegde autoriteiten. Deze inlichtingen worden niet bekengemaakt[lees: bekendgemaakt] dan na machtiging van de partij die ze heeft verstrekt. Partijen die vertrouwelijke inlichtingen verstrekken, kunnen worden verzocht niet-vertrouwelijke samenvattingen daarvan te verschaffen of, indien deze partijen verklaren dat de betrokken inlichtingen niet kunnen worden samengevat, de redenen waarom geen samenvatting kan worden verstrekt. Indien de bevoegde autoriteiten echter van mening zijn dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en indien de betrokken partij de inlichtingen niet openbaar wil maken noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting hebben zij het recht met de betrokken inlichtingen geen rekening te houden, tenzij hun op overtuigende wijze, uit passende bron, kan worden aangetoond dat de inlichtingen juist zijn.
Artikel 4. Vaststelling van ernstige schade of de dreiging daarvan
1
Voor de toepassing van deze Overeenkomst dient te worden verstaan onder:
- a.
ernstige schade: een belangrijke algemene verslechtering van de positie van een binnenlandse industrie;
- b.
dreiging van ernstige schade: ernstige schade die duidelijk nakend is, in overeenstemming met de bepalingen van lid 2 hieronder. De vaststelling dat er een dreiging van ernstige schade bestaat moet zijn gebaseerd op feiten en niet louter op beweringen, vermoedens of vage mogelijkheden; en
- c.
binnenlandse industrie: voor het vaststellen van de schade of de dreiging daarvan wordt onder binnenlandse industrie verstaan alle binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten die bedrijvig zijn op het grondgebied van een Lid, of die waarvan de gezamenlijke produktie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten een groot deel van de totale binnenlandse produktie van deze produkten vormt.
2
a
Bij dit onderzoek dat dient om vast te stellen of de toegenomen invoer ernstige schade heeft berokkend of dreigt te berokkenen aan een binnenlandse industrie in de zin van deze Overeenkomst, moeten de bevoegde autoriteiten alle ter zake dienende factoren van objectieve en kwantificeerbare aard evalueren die van invloed zijn op de situatie van die industrie, met name het tempo en de omvang van de stijging van de invoer van het betrokken produkt in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer ingepalmde deel van de binnenlandse markt, wijzigingen in het peil van de verkoop, produktie, produktiviteit, capaciteitsbenutting, winst en verlies en werkgelegenheid.
b
De vaststelling als bedoeld in sub a. wordt niet gedaan tenzij dit onderzoek, op basis van objectief bewijsmateriaal, aantoont dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de toegenomen invoer van het betrokken produkt en de ernstige schade of dreiging daarvan. Wanneer andere factoren dan de toegenomen invoer op hetzelfde ogenblik schade berokkenen aan de binnenlandse industrie, mag dergelijke schade niet worden toegeschreven aan de toegenomen invoer.
c
De bevoegde autoriteiten publiceren onverwijld, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3, een uitvoerige analyse van de onderzochte zaak alsook een bewijs van het relevante karakter van de onderzochte factoren.
Artikel 5. Toepassing van vrijwaringsmaatregelen
1
Vrijwaringsmaatregelen worden slechts toegepast voor zover zij noodzakelijk zijn om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken. Indien een kwantitatieve beperking wordt toegepast mag de omvang van de invoer door een dergelijke maatregel niet beneden het niveau van een recente periode worden gebracht dat overeenkomt met de gemiddelde invoer van de voorbije drie representatieve jaren waarvoor statistieken beschikbaar zijn, tenzij duidelijk wordt aangetoond dat een ander niveau noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen. De Leden dienen de maatregelen te kiezen die het meest geschikt zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken.
2
a
In gevallen waarin een contingent onder de landen van levering is verdeeld, kan het Lid dat de beperkingen toepast ten aanzien van de toewijzing van aandelen in het contingent tot overeenstemming trachten te komen met alle andere Leden die een aanmerkelijk belang hebben bij de levering van het betrokken produkt. In gevallen waarin deze methode redelijkerwijze niet uitvoerbaar is, kent het betrokken Lid aan de Leden die een aanmerkelijk belang hebben bij de levering van het produkt aandelen toe evenredig aan de totale hoeveelheid of waarde van de invoer van het produkt hetwelk deze Leden gedurende een vorige representatieve periode leverden, daarbij terdege rekening houdende met de eventuele bijzondere factoren die van invloed waren of zijn op de handel in dit produkt.
b
Een Lid kan afwijken van de bepalingen sub a. op voorwaarde dat het in artikel 12, lid 3, bedoelde overleg plaatvindt onder de auspiciën van de bij artikel 13, lid 1 ingestelde Commissie Vrijwaringsmaatregelen en dat aan deze Commissie duidelijk is aangetoond dat
- i.
de invoer uit bepaalde Leden is toegenomen met een percentage dat niet in verhouding staat tot de totale toename van de invoer van het betrokken produkt in de representatieve periode,
- ii.
de redenen waarom van de bepalingen sub a. wordt afgeweken gegrond zijn, en
- iii.
de voorwaarden van die afwijking billijk zijn voor alle leveranciers van het betrokken produkt.
De duur van dergelijke maatregelen wordt beperkt tot de initiële periode bedoeld in artikel 7, lid 1. Bovengenoemde afwijking wordt niet toegestaan indien er dreiging van ernstige schade bestaat.
Artikel 6. Voorlopige vrijwaringsmaatregelen
Wanneer, onder kritieke omstandigheden, uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een Lid een voorlopige vrijwaringsmaatregel nemen nadat vooraf is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn dat de toegenomen invoer ernstige schade heeft veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. De duur van de voorlopige maatregel mag niet meer bedragen dan 200 dagen, gedurende welke periode moet worden voldaan aan de ter zake geldende voorschriften van artikelen 2 tot en met 7 en artikel 12. Dergelijke maatregelen dienen de vorm aan te nemen van tariefverhogingen die terstond worden terugbetaald indien het daaropvolgend onderzoek, bedoeld in artikel 4, lid 2, niet aantoont dat de toegenomen invoer ernstige schade heeft berokkend of dreigde te berokkenen aan een binnenlandse industrie. De duur van een dergelijke voorlopige maatregel wordt gerekend als een deel van de initiële periode en van de verlengingen als bedoeld in leden 1, 2 en 3 van artikel 7.
Artikel 7. Duur en herziening van vrijwaringsmaatregelen
1
Een Lid mag vrijwaringsmaatregelen slechts zolang toepassen als noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken. De periode mag niet langer zijn dan vier jaar, tenzij zij overeenkomstig lid 2 wordt verlengd.
2
De in punt 10 bedoelde periode kan worden verlengd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van het importerend Lid, in overeenstemming met de in artikelen 2, 3, 4 en 5 vermelde procedures hebben vastgesteld dat de vrijwaringsmaatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te verhelpen, dat er bewijzen zijn dat de industrie aanpassingen doorvoert en op voorwaarde dat de relevante bepalingen van artikelen 8 en 12 in acht worden genomen.
3
De totale toepassingsperiode van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de toepassingsperiode van een voorlopige maatregel, de initiële toepassingsperiode en elke verlenging daarvan mag niet langer zijn dan acht jaar.
4
Om de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een vrijwaringsmaatregel, waarvan overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 1, kennisgeving is gedaan, meer dan een jaar bedraagt, moet het Lid dat de maatregel toepast die op gezette tijden tijdens de uitvoeringsperiode geleidelijk liberaliseren. Indien de duur van de maatregel langer is dan drie jaar moet het Lid dat een dergelijke maatregel toepast de situatie niet later dan halverwege de uitvoeringsperiode van de maatregel opnieuw bezien, en indien aangewezen, de maatregel intrekken of het liberaliseringstempo opvoeren. Een maatregel die krachtens lid 2 wordt verlengd mag niet restrictiever zijn dan hij aan het eind van de initiële periode was en moet verder worden geliberaliseerd.
5
De invoer van een produkt die onderworpen is geweest aan een na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst genomen vrijwaringsmaatregel mag niet opnieuw aan een vrijwaringsmaatregel worden onderworpen gedurende een periode gelijk aan vorige toepassingsperiode van dergelijke maatregel met dien verstande dat de periode van niet-toepassing ten minste twee jaar moet bedragen.
6
In afwijking van de bepalingen van lid 5 mag een vrijwaringsmaatregel met een duur van 180 dagen of minder opnieuw op de invoer van een produkt worden toegepast als:
- a.
tenminste één jaar is verlopen sedert de datum van instelling van een vrijwaringsmaatregel op de invoer van dat produkt; en
- b.
dergelijke vrijwaringsmaatregel in de onmiddellijk aan de datum van instelling van de maatregel voorafgaande periode van vijf jaar niet meer dan twee keer op hetzelfde produkt is toegepast.
Artikel 8. Concessies en andere verplichtingen
1
Een Lid dat voornemens is een vrijwaringsmaatregel toe te passen of een vrijwaringsmaatregel wil verlengen streeft ernaar een niveau van concessies en andere verplichtingen in stand te houden dat in wezen gelijk is aan het niveau dat krachtens de GATT 1994 bestaat tussen hem en de exporterende Leden die door een dergelijke maatregel zouden worden getroffen, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 12, lid 3. Om dit doel te bereiken kunnen de betrokken Leden overeenstemming bereiken over alle afdoende middelen om de nadelige gevolgen van de maatregel op hun handelsverkeer te compenseren.
2
Indien tijdens het in artikel 12, lid 3, bedoelde overleg geen overeenstemming wordt bereikt binnen de 30 dagen, staat het de getroffen exporterende Leden vrij binnen de 90 dagen na toepassing van de maatregel en bij het verstrijken van een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de Raad voor de handel in goederen de schriftelijke kennisgeving van die opschorting heeft ontvangen, de toepassing op te schorten van in wezen gelijkwaardige concessies of andere verplichtingen uit hoofde van de GATT 1994 op het handelsverkeer van het Lid dat de vrijwaringsmaatregel toepast en waarvan de opschorting niet wordt afgekeurd door de Raad voor de handel in goederen.
3
Het in lid 2 bedoelde recht tot opschorting mag niet worden uitgeoefend tijdens de eerste drie jaar dat een vrijwaringsmaatregel wordt toegepast, op voorwaarde dat de vrijwaringsmaatregel is genomen als gevolg van een absolute toename van de invoer en in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 9. Leden die ontwikkelingslanden zijn
1
Er mogen geen vrijwaringsmaatregelen worden toegepast op een produkt van oorsprong uit een Lid dat een ontwikkelingsland is zolang het aandeel van dit Lid in de invoer van het betrokken produkt in het importerend Lid niet groter is dan 3 percent, op voorwaarde dat Leden die ontwikkelingslanden zijn en wier aandeel in de invoer kleiner is dan 3 percent tezamen niet meer dan 9 percent van de totale invoer van het betrokken produkt vertegenwoordigen 2).
2
Een Lid dat een ontwikkelingsland is heeft het recht de in artikel 7, lid 3, vermelde maximumperiode voor de toepassing van een vrijwaringsmaatregel met ten hoogste twee jaar te verlengen. In afwijking van de bepalingen van artikel 7, lid 5, heeft een Lid dat een ontwikkelingsland is het recht een vrijwaringsmaatregel opnieuw toe te passen op de invoer van een produkt die het voorwerp heeft uitgemaakt van een dergelijke maatregel, genomen na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, na een periode die gelijk is aan de helft van de periode gedurende welke een dergelijke maatregel vroeger is toegepast, met dien verstande dat de periode van niet-toepassing ten minste twee jaar moet bedragen.
Artikel 10. Reeds bestaande maatregelen van artikel XIX
De Leden moeten alle krachtens artikel XIX van de GATT 1947 genomen vrijwaringsmaatregelen die op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst bestonden binnen de acht jaar na de datum waarop zij voor het eerst zijn toegepast of vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst, indien deze datum later valt, beëindigen.
Artikel 11. Verbod en opheffing van bepaalde maatregelen
1
a
Een Lid mag met betrekking tot de invoer van bepaalde produkten geen noodmaatregelen, als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994, nemen noch nastreven tenzij die maatregelen in overeenstemming zijn met de overeenkomstig deze Overeenkomst toegepaste bepalingen van dat artikel.
b
Een Lid mag bovendien geen vrijwillige exportbeperkingen, marktordeningsregelingen, of alle andere soortgelijke maatregelen met betrekking tot de export of import nastreven, nemen noch handhaven 3), 4). Hiertoe behoren door een afzonderlijk Lid genomen maatregelen alsook maatregelen op grond van overeenkomsten, regelingen en memoranda van overeenstemming tussen twee of meer Leden.
Dergelijke maatregelen die van toepassing zijn op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst moeten in overeenstemming worden gebracht met deze Overeenkomst of in overeenstemming met lid 2 geleidelijk worden opgeheven.
c
Deze Overeenkomst is niet van toepassing op maatregelen die een Lid nastreeft, neemt of handhaaft op grond van andere bepalingen van de GATT 1994 dan die van artikel XIX en andere multilaterale handelsovereenkomsten in bijlage 1A dan deze Overeenkomst of krachtens in het kader van de GATT 1994 gesloten protocollen, overeenkomsten of regelingen.
2
De in lid 1 b. bedoelde maatregelen worden geleidelijk opgeheven overeenkomstig tijdschema's die de betrokken Leden uiterlijk 180 dagen na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst aan het Commissie voor vrijwaringsmaatregelen voorleggen. Overeenkomstig deze tijdschema's moeten alle in lid 1 bedoelde maatregelen binnen een periode van ten hoogste vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst geleidelijk worden opgeheven of in overeenstemming worden gebracht met deze Overeenkomst, met uitzondering van één specifieke maatregel per importerend Lid 5) die tot uiterlijk 31 december 1999 mag worden gehandhaafd. Dergelijke uitzonderingen moeten onderling worden overeengekomen tussen de rechtstreeks betrokken Leden en binnen de 90 dagen na de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst voor onderzoek en goedkeuring aan de Commissie Vrijwaringsmaatregelen worden voorgelegd. In de bijlage bij deze Overeenkomst is een maatregel opgenomen waarvoor is overeengekomen dat hij onder deze uitzondering valt.
3
De Leden mogen de goedkeuring of handhaving door openbare en particuliere ondernemingen van niet-gouvernementele maatregelen gelijkwaardig aan die bedoeld in lid 1 niet stimuleren noch steunen.
Artikel 12. Kennisgeving en Overleg
1
Een Lid stelt de Commissie Vrijwaringsmaatregelen onverwijld in kennis van:
- a.
het openen van een onderzoek met betrekking tot ernstige schade of de dreiging daarvan en de redenen daarvoor;
- b.
het vaststellen van ernstige schade of de dreiging daarvan veroorzaakt door een toegenomen import; en
- c.
het nemen van een besluit tot toepassing of verlenging van een vrijwaringsmaatregel.
2
Bij het doen van de in lid 1 sub b. en c. bedoelde kennisgeving moet het Lid dat van plan is een vrijwaringsmaatregel toe te passen of te verlengen de Commissie Vrijwaringsmaatregelen alle ter zake dienende informatie verstrekken, waaronder het bewijs dat de toegenomen invoer ernstige schade heeft veroorzaakt of dreigt te veroorzaken, een precieze omschrijving van het betrokken produkt en de voorgenomen maatregel, de voor de invoering van de maatregel voorziene datum, de verwachte geldigheidstermijn en het tijdschema voor de geleidelijke liberalisering. Indien het om de verlenging van een maatregel gaat, moet ook het bewijs worden geleverd dat de betrokken industrie aanpassingen doorvoert. De Raad voor de handel in goederen of de Commissie Vrijwaringsmaatregelen mogen van het Lid dat de maatregel overweegt toe te passen of te verlengen de aanvullende informatie vragen die zij nodig achten.
3
Een Lid dat overweegt een vrijwaringsmaatregel toe te passen of te verlengen dient voldoende gelegenheid te bieden tot voorafgaand overleg met de Leden die een aanmerkelijk belang hebben als exporteur van het betrokken produkt, met het oog op inter alia het onderzoek van de uit hoofde van lid 2 verstrekte informatie, de uitwisseling van meningen over de maatregel en het bereiken van overeenstemming over de wijze waarop de in artikel 8, lid 1, vermelde doelstelling kan worden verwezenlijkt.
4
Een Lid moet kennisgeving doen aan de Commissie Vrijwaringsmaatregelen voordat een voorlopige vrijwaringsmaatregel als bedoeld in artikel 6 wordt genomen. Het overleg wordt aangevat onmiddellijk nadat de maatregel is genomen.
5
De resultaten van het in dit artikel bedoelde overleg alsook die van de in artikel 7, lid 4, bedoelde onderzoeken halverwege, alle vormen van compensatie bedoeld in artikel 8, lid 1 en de voorgenomen opschortingen of concessies en andere verplichtingen als bedoeld in artikel 8, lid 2, dienen door de betrokken Leden onverwijld ter kennis te worden gebracht van de Raad voor de handel in goederen.
6
De Leden brengen hun wetten, regelingen en administratieve procedures met betrekking tot vrijwaringsmaatregelen alsook alle wijzigingen daaraan onverwijld ter kennis van de Commissie Vrijwaringsmaatregelen.
7
Leden die de in artikel 10 en artikel 11, lid 1, beschreven maatregelen handhaven die bestaan op de datum waarop de WTO-Overeenkomst in werking treedt, dienen uiterlijk 60 dagen na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst aan het Commissie Vrijwaringsmaatregelen kennis te geven van dergelijke maatregelen.
8
Elk Lid mag de Commissie Vrijwaringsmaatregelen kennis geven van alle wetten, regelingen, administratieve procedures en alle maatregelen of acties die onder deze Overeenkomst vallen en waarvan geen kennisgeving is gedaan door andere Leden die daar krachtens deze Overeenkomst toe zijn gehouden.
9
Elk Lid mag het Commissie Vrijwaringsmaatregelen kennis geven van alle niet-gouvernementele maatregelen als bedoeld in artikel 11.
10
Alle kennisgevingen aan de Raad voor de handel in goederen als bedoeld in deze Overeenkomst worden normaal via het Commissie Vrijwaringsmaatregelen gedaan.
11
De bepalingen van deze Overeenkomst met betrekking tot kennisgeving verplichten een Lid niet tot bekendmaking van vertrouwelijke gegevens waardoor de handhaving der wetten zou worden belemmerd, dan wel het openbare belang of de wettige handelsbelangen van bepaalde openbare of particuliere ondernemingen zouden worden geschaad.
Artikel 13. Toezicht
1
Er wordt een Commissie Vrijwaringsmaatregelen ingesteld die onder de bevoegdheid staat van de Raad voor de handel in goederen en waaraan alle Leden kunnen deelnemen die daartoe de wens te kennen geven. De Commissie wordt belast met:
- a.
het toezicht op en het jaarlijks uitbrengen van verslag aan de Raad voor de handel in goederen over de algemene tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en het formuleren van aanbevelingen ter verbetering daarvan;
- b.
het nagaan, op verzoek van een getroffen Lid, of de procedurevoorschriften van deze Overeenkomst al dan niet zijn nageleefd in verband met een vrijwaringsmaatregel en het rapporteren van zijn bevindingen aan de Raad voor de handel in goederen;
- c.
het verlenen van bijstand aan Leden, indien zij daarom verzoeken, in het overleg dat zij overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst voeren;
- d.
het onderzoek van maatregelen die onder artikel 10 en artikel 11, lid 1, vallen, het toezicht op de geleidelijke afschaffing van dergelijke maatregelen en, indien nodig, het uitbrengen van verslag aan de Raad voor de handel in goederen;
- e.
het nagaan, op verzoek van het Lid dat een vrijwaringsmaatregel neemt, of voorstellen tot opschorting van concessies of andere verplichtingen ‘in wezen gelijkwaardig’ zijn en, indien nodig, het uitbrengen van verslag aan de Raad voor de handel in goederen;
- f.
de ontvangst en het onderzoek van alle kennisgevingen waarin deze Overeenkomst voorziet en, indien nodig, het uitbrengen van verslag aan de Raad voor de handel in goederen; en
- g.
het uitvoeren van alle andere taken in verband met deze Overeenkomst die de Raad voor de handel in goederen zou vaststellen.
2
Om de Commissie bij de uitoefening van haar toezichthoudende functie te helpen, stelt het Secretariaat jaarlijks een feitenverslag op over de werking van deze Overeenkomst, gebaseerd op kennisgevingen en andere betrouwbare informatie waarover het beschikt.
Artikel 14. Beslechting van geschillen
De bepalingen van artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994 als uitgewerkt en toegepast door het Memorandum van Overeenstemming inzake de beslechting van geschillen zijn van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen die in het kader van deze Overeenkomst rijzen.
Bijlage Uizondering[lees: Uitzondering] bedoeld in artikel 11, lid 2
Betrokken Leden | Produkt | Einddatum |
---|---|---|
EG/Japan | Personenauto's, terreinauto's, lichte bedrijfsvoertuigen, lichte vrachtwagens (tot 5 ton), en dezelfde voertuigen in gedemonteerde staat (CKD-sets). | 31 december 1999 |
Voetnoten
Een douane-unie kan een vrijwaringsmaatregel toepassen als instantie of namens een Lid-Staat. Wanneer een douane-unie een vrijwaringsmaatregel toepast als instantie moeten alle voorschriften voor het vaststellen van ernstige schade of de dreiging daarvan in de zin van deze Overeenkomst zijn gebaseerd op de voorwaarden die in de douane-unie als een geheel bestaan. Wanneer een vrijwaringsmaatregel wordt toegepast namens een Lid-Staat, moeten alle voorschriften voor de vaststelling van ernstige schade of de dreiging daarvan zijn gebaseerd op de voorwaarden die in die Lid-Staat bestaan en wordt de maatregel tot die Lid-Staat beperkt. Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst doet af aan de interpretatie van het verband tussen artikel XIX en artikel XXIV, lid 8, van de GATT 1994.
Een Lid moet de Commissie Vrijwaringsmaatregelen onmiddellijk in kennis stellen van een op grond van artikel 9, lid 1, genomen maatregel.
Een invoercontingent dat in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de GATT 1994 en deze Overeenkomst als vrijwaringsmaatregel wordt gebruikt, mag, met wederzijdse instemming, door het exporterend Lid worden toegepast.
Voorbeelden van soortgelijke maatregelen zijn uitvoerbeperkingen, systemen voor toezicht op de export- of importprijzen, toezicht op de export of import, verplichte importkartels en vrije regelingen voor export- of importvergunningen die bescherming bieden.
De enige dergelijke uitzondering waarop de Europese Gemeenschappen recht hebben is in de bijlage van deze Overeenkomst vermeld.