Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
15-04-1994, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-1995, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994
Deel I
Artikel 1. Beginselen
Anti-dumpingmaatregelen worden uitsluitend genomen in de omstandigheden bedoeld in artikel VI van de GATT 1994 nadat overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst een onderzoek is geopend1) en uitgevoerd. Wanneer maatregelen worden getroffen uit hoofde van de anti-dumpingwetgeving of -voorschriften geven de hiernavolgende bepalingen uitvoering aan artikel VI van de GATT 1994.
Artikel 2. Vaststelling van dumping
2.1
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt een produkt geacht met dumping te zijn ingevoerd, met andere woorden in een ander land op de markt te zijn gebracht tegen een prijs die lager is dan zijn normale waarde, indien de prijs van dit produkt bij uitvoer naar een ander land lager is dan de vergelijkbare prijs, in het kader van normale handelstransacties, van het soortgelijke produkt dat voor verbruik in het land van uitvoer is bestemd.
2.2
Wanneer het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt van het land van uitvoer niet in het kader van normale handelstransacties is verkocht, of indien het soortgelijke produkt daar wel is verkocht, maar indien het, vanwege de bijzondere marktsituatie of de geringe omvang van de verkoop op de binnenlandse markt van het land van uitvoer2), niet mogelijk is aan de hand daarvan een deugdelijke vergelijking te maken, wordt de dumpingmarge bepaald door vergelijking met, hetzij een vergelijkbare prijs van het soortgelijke produkt bij uitvoer naar een passend derde land, mits deze prijs representatief is, hetzij de produktiekosten in het land van oorsprong, vermeerderd met een redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten, algemene kosten en winst.
- 2.2.1.
De verkoop van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of de verkoop aan een derde land tegen prijzen die lager zijn dan de produktiekosten (vaste en variabele) per éénheid, vermeerderd met verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten mag uitsluitend worden behandeld als verkoop die, gezien de prijs, niet in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden en mag bij de vaststelling van de normale waarde buiten beschouwing worden gelaten, indien de autoriteiten3) vaststellen dat een dergelijke verkoop over een lange periode4) en in aanzienlijke hoeveelheden5) plaatsvindt tegen prijzen die het niet mogelijk maken binnen een redelijke termijn alle kosten terug te verdienen. Prijzen die op het tijdstip van de verkoop beneden de kostprijs liggen, doch die hoger zijn dan de gewogen gemiddelde kostprijs in het onderzoektijdvak, worden geacht toereikend te zijn om de betrokken producenten in staat te stellen hun kosten binnen een redelijke termijn terug te verdienen.
- 2.2.1.1.
Voor de toepassing van lid 2 worden de kosten normaliter berekend aan de hand van de administratie van de bij het onderzoek betrokken exporteur of producent, mits deze wordt gevoerd overeenkomstig methoden die in het land van uitvoer algemeen aanvaard zijn en een redelijk beeld geeft van de kosten die aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken produkt zijn verbonden. De autoriteiten houden rekening met al het beschikbare bewijsmateriaal betreffende de correcte kostenallocatie, met inbegrip van het bewijsmateriaal dat tijdens het onderzoek door de exporteur of de producent wordt verschaft, op voorwaarde dat dit betrekking heeft op de kostenallocatiemethode die de betrokken exporteur of producent in het verleden heeft gebruikt, meer bepaald bij het vaststellen van passende amortisatie- en afschrijvingstermijnen en correcties voor kapitaaluitgaven en andere ontwikkelingskosten. Tenzij bij de in deze alinea bedoelde kostenallocatie hiermede reeds rekening is gehouden, worden de kosten op passende wijze gecorrigeerd voor eenmalige kostenelementen die aan de toekomstige en/of de huidige produktie worden toegerekend, of voor omstandigheden waarin ze gedurende het onderzoektijdvak door het opstarten van produktieprocessen6) werden beïnvloed.
- 2.2.2.
Voor de toepassing van het bepaalde in lid 2 worden de bedragen voor administratiekosten, verkoopkosten, algemene kosten en winst gebaseerd op de feitelijke gegevens in verband met de produktie en de verkoop van het soortgelijke produkt in het kader van normale handelstransacties van de exporteur of producent waarop het onderzoek betrekking heeft. Wanneer deze bedragen niet op de bovenomschreven grondslag kunnen worden vastgesteld, mogen zij worden vastgesteld op basis van:
- i.
de werkelijke kosten en de winst van de betrokken exporteur of producent bij de vervaardiging en de verkoop van dezelfde algemene categorie produkten op de binnenlandse markt van het land van oorsprong;
- ii.
het gewogen gemiddelde van de werkelijke kosten en de winst van andere bij het onderzoek betrokken exporteurs en producenten bij de vervaardiging en de verkoop van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt van het land van oorsprong;
- iii.
elke andere redelijke methode, mits het aldus vastgestelde bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere exporteurs en producenten bij de verkoop van produkten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong gewoonlijk maken.
2.3
Wanneer geen exportprijs beschikbaar is of de betrokken autoriteiten van oordeel zijn dat deze prijs onbetrouwbaar is wegens het bestaan van een associatie of een compensatieregeling tussen de exporteur en de importeur of een derde partij, kan de exportprijs worden geconstrueerd aan de hand van de prijs waartegen de ingevoerde produkten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer worden verkocht of — indien de produkten niet aan een onafhankelijke afnemer worden wederverkocht of niet worden wederverkocht in de staat waarin zij werden ingevoerd — op een door de autoriteiten vastgestelde redelijke grondslag.
2.4
De exportprijs wordt op billijke wijze met de normale waarde vergeleken. Deze vergelijking geschiedt op hetzelfde handelsniveau, gewoonlijk het stadium af fabriek, en voor zo dicht mogelijk bij elkaar liggende verkoopdata. Voor elk geval wordt, naar gelang de bijzondere kenmerken van de zaak, rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, waaronder verschillen op het gebied van verkoopvoorwaarden en -omstandigheden, belastingen en heffingen, handelsniveau, hoeveelheden, fysieke kenmerken en alle andere verschillen waarvan wordt aangetoond dat zij eveneeens[lees: eveneens] van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen7). In de in lid 4 bedoelde gevallen worden correcties toegepast voor de kosten tussen invoer en wederverkoop, met inbegrip van de rechten, heffingen en winst. Indien in deze gevallen de prijzen niet geheel vergelijkbaar zijn, stellen de autoriteiten de normale waarde vast in een handelsstadium dat gelijkwaardig is aan het handelsstadium waarin de exportprijs werd geconstrueerd of passen zij de krachtens dit lid toegestane correctie toe. De autoriteiten delen de belanghebbenden mede welke gegevens zij voor een billijke vergelijking nodig hebben en leggen deze belanghebbenden geen onredelijke bewijslast op.
- 2.4.1.
Wanneer de in lid 4 bedoelde vergelijking een omreking van valuta noodzakelijk maakt, dient deze omrekening te geschieden tegen de omrekeningskoers die op de verkoopdatum8) van toepassing was, met dien verstande dat wanneer de verkoop van vreemde valuta op de termijnmarkt rechtstreeks aan de betrokken verkoop voor uitvoer gekoppeld is, de bij de termijnverkoop toegepaste omrekeningskoers dient te worden gebruikt. Wisselkoersschommelingen worden buiten beschouwing gelaten en wanneer een onderzoek wordt ingesteld staan de autoriteiten de exporteurs een termijn van ten minste 60 dagen toe om hun exportprijzen aan te passen teneinde rekening te houden met wisselkoerswijzigingen in het onderzoektijdvak die een relatief permanent karakter hebben.
- 2.4.2.
Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4 betreffende de billijke vergelijking, wordt het bestaan van dumpingmarges in de onderzoekfase normaliter vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle vergelijkbare uitvoertransacties of door vergelijking van de normale waarde en de exportprijs van afzonderlijke transacties. Een op een gewogen gemiddelde gebaseerde normale waarde mag met de prijzen van individuele exporttransacties vergeleken worden indien de autoriteiten constateren dat de exportprijzen voor de verschillende afnemers, regio's en tijdvakken sterk uiteenlopen en op voorwaarde dat verklaard wordt waarom met dergelijke verschillen niet naar behoren rekening kan worden gehouden door het vergelijken van gewogen gemiddelden of van transacties.
2.5
Wanneer produkten niet rechtstreeks uit het land van oorsprong worden ingevoerd doch via een ander land naar het importerende Lid worden uitgevoerd, dan wordt de prijs waartegen de produkten uit het land van uitvoer naar het importerende Lid worden verkocht normaliter met de vergelijkbare prijs in het land van uitvoer vergeleken. Een vergelijking met de prijs in het land van oorsprong is evenwel toegestaan indien, bijvoorbeeld, de produkten slechts via het land van uitvoer worden doorgevoerd, dergelijke produkten niet in het land van uitvoer worden vervaardigd of in het land van uitvoer geen vergelijkbare prijs voor deze produkten voorhanden is.
2.6
Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt onder soortgelijk produkt verstaan een produkt dat identiek is, dat wil zeggen in ieder opzicht gelijk aan het betrokken produkt, of, bij gebreke van een dergelijk produkt, een ander produkt dat, hoewel het niet in ieder opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken produkt.
2.7
Dit artikel doet geen afbreuk aan de tweede aanvullende bepaling bij artikel VI, lid 1, in bijlage I bij de GATT 1994.
Artikel 3. Vaststelling van schade9)
3.1
Voor de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 wordt de vaststelling van schade gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt deze vaststelling een objectief onderzoek in van
- a.
de omvang van de invoer met dumping en de gevolgen daarvan voor de prijzen van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt, en
- b.
de gevolgen van deze invoer voor de binnenlandse producenten van deze produkten.
3.2
Wat de omvang van de invoer met dumping betreft, gaan de met het onderzoek belaste autoriteiten na of deze, in absolute cijfers dan wel in verhouding tot de produktie of het verbruik in het importerende Lid, aanzienlijk is toegenomen. Wat de weerslag van de invoer met dumping op de prijzen betreft, gaan de met het onderzoek belaste autoriteiten na of er sprake is van een aanmerkelijke prijsonderbieding door het met dumping ingevoerde produkt ten opzichte van de prijzen van een soortgelijk produkt van het importerende Lid, of dat deze invoer op andere wijze de prijzen aanzienlijk drukt of prijsverhogingen die anders hadden plaatsgevonden belet, waarbij geen enkele noch meerdere van deze factoren noodzakelijkerwijs doorslaggevend is.
3.3
Wanneer de invoer van een produkt uit meer dan een land terzelfder tijd het voorwerp van een anti-dumpingonderzoek is, mogen de met het onderzoek belaste autoriteiten de gevolgen van deze invoer uitsluitend cumulatief beoordelen indien zij vaststellen dat
- a.
de dumpingmarge voor het produkt uit elk land meer dan minimaal is als in artikel 5, lid 8, omschreven en de hoeveelheid die uit elk land wordt ingevoerd niet te verwaarlozen is, en
- b.
een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer gepast is gezien de concurrentieverhoudingen tussen de importprodukten onderling en tussen de importprodukten en het soortgelijke binnenlandse produkt.
3.4
Het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de binnenlandse bedrijfstak omvat een beoordeling van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van invloed zijn, zoals de werkelijke en potentiële daling van produktie, omzet, marktaandeel, winst, produktiviteit, rendement op investeringen, bezettingsgraad; factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen; werkelijke en potentiële negatieve gevolgen voor cash flow, voorraden, werkgelegenheid, lonen, groei, mogelijkheden om kapitaal aan te trekken of investeringen. Deze lijst is niet limitatief, noch zijn een of meer van deze factoren noodzakelijkerwijs doorslaggevend.
3.5
Aangetoond moet worden dat de invoer met dumping, door de gevolgen van dumping als in de leden 2 en 4 omschreven, schade in de zin van deze Overeenkomst veroorzaakt. Het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de schade die de binnenlandse bedrijfstak lijdt, wordt aangetoond door middel van een onderzoek van alle relevante bewijsstukken waarover de autoriteiten beschikken. De autoriteiten onderzoeken ook alle andere gekende factoren dan de invoer met dumping die de binnenlandse bedrijfstak tegelijkertijd schade toebrengen en de schade die door deze andere factoren wordt veroorzaakt mag niet aan de invoer met dumping worden toegeschreven. Relevant in dit verband zijn, onder andere, de hoeveelheden en de prijzen van importprodukten die niet tegen dumpprijzen worden verkocht, een inkrimping van de vraag of wijzigingen in het consumentengedrag, handelsbeperkende maatregelen van en concurrentie tussen buitenlandse en binnenlandse producenten, technologische ontwikkelingen en de exportprestaties en produktiviteit van de binnenlandse bedrijfstak.
3.6
De gevolgen van de invoer met dumping worden beoordeeld in verhouding tot de binnenlandse produktie van het soortgelijke produkt wanneer het aan de hand van de beschikbare gegevens mogelijk is die produktie aan de hand van criteria zoals produktieproces, omzet en winst van de producenten duidelijk te onderscheiden. Indien het niet mogelijk is deze produktie te onderscheiden, worden de gevolgen van de invoer met dumping beoordeeld door de produktie te onderzoeken van de kleinste groep of serie produkten waartoe het soortgelijke produkt behoort en waarover de nodige gegevens kunnen worden verkregen.
3.7
De vaststelling dat er sprake is van dreigende aanmerkelijke schade is op feiten gebaseerd en niet op veronderstellingen, ramingen of vage mogelijkheden. De verandering van omstandigheden waardoor een situatie zou ontstaan waarin dumping schade veroorzaakt moet voor een nabije toekomst duidelijk zijn te voorzien10). Om vast te stellen of er sprake is van dreigende aanmerkelijke schade, nemen de met het onderzoek belaste autoriteiten onder meer de volgende factoren in aanmerking:
- i.
de snelle groei van het aandeel van de met dumping ingevoerde produkten op de binnenlandse markt, wat erop wijst dat de invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen;
- ii.
voldoende vrij beschikbare produktiecapaciteit van de exporteur, of een aanmerkelijke toename van daarvan in de nabije toekomst, waardoor het waarschijnlijk is dat de uitvoer met dumping naar de markt van het importerende Lid nog aanzienlijk zal toenemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van andere exportmarkten die de bijkomende voor uitvoer beschikbare hoeveelheden kunnen absorberen;
- iii.
of de produkten worden ingevoerd tegen prijzen die een aanmerkelijk[lees: aanmerkelijke] druk op de binnenlandse prijzen zullen uitoefenen of die een stijging van deze prijzen duidelijk zullen verhinderen, en waardoor de vraag naar importprodukten nog zal toenemen;
- iv.
de bestaande voorraden van het onderzochte produkt.
Geen enkele van deze factoren is noodzakelijkerwijs doorslaggevend, maar de in overweging genomen factoren tezamen moeten tot de conclusie leiden dat de invoer met dumping op korte termijn nog zal toenemen en dat deze invoer, tenzij beschermingsmaatregelen worden genomen, aanmerkelijke schade zal veroorzaken.
3.8
In de gevallen waarin invoer met dumping schade dreigt te veroorzaken, wordt het besluit om anti-dumpingmaatregelen te nemen zorgvuldig overwogen.
Artikel 4. Omschrijving van het begrip ‘binnenlandse bedrijfstak’
4.1
In de zin van deze overeenkomst wordt onder ‘binnenlandse bedrijfstak’ verstaan de gezamenlijke binnenlandse producenten van de soortgelijke produkten of dat deel van de binnenlandse producenten wier gezamenlijke produktie van de betrokken produkten een groot deel van de totale binnenlandse produktie van die produkten uitmaakt. Indien het echter gaat om
- i.
producenten die met exporteurs of importeurs gelieerd11) zijn of die zelf importeur zijn van het produkt dat met dumping zou worden ingevoerd, kan onder ‘binnenlandse bedrijfstak’ de overige producenten worden verstaan;
- ii.
in buitengewone omstandigheden kan het grondgebied van een Lid, wat de betrokken produktie betreft, in twee of meer concurrerende markten worden verdeeld en kunnen de producenten binnen elke markt als een afzonderlijke bedrijfstak worden beschouwd indien
- a.
de producenten binnen die markt hun gehele of vrijwel gehele produktie van het betrokken produkt op die markt verkopen, en
- b.
aan de vraag op die markt niet in belangrijke mate wordt voldaan door elders op dat grondgebied gevestigde producenten van het betrokken produkt.
In deze omstandigheden kan tot het bestaan van schade worden geconcludeerd zelfs indien een groot deel van de totale binnenlandse bedrijfstak geen schade lijdt, mits de invoer met dumping op deze afzonderlijke markt geconcentreerd is en de producenten van alle of vrijwel alle produkten op die markt door de invoer met dumping schade lijden.
4.2
Wanneer onder ‘binnenlandse bedrijfstak’ de producenten in een bepaald gebied, namelijk de in lid 1, onder ii., omschreven markt, wordt verstaan, worden de anti-dumpingrechten slechts geheven12) op produkten die voor eindverbruik in dat gebied zijn bestemd. Staat de grondwet van het importerende Lid niet toe dat anti-dumpingrechten op die basis worden geheven, dan mag het importerende Lid de anti-dumpingrechten uitsluitend zonder beperking heffen indien
- a.
de exporteurs de gelegenheid hebben gehad de export tegen dumpprijzen naar het betrokken gebied stop te zetten of op grond van artikel 8 verbintenissen aan te bieden, maar zij deze bevredigende verbintenissen niet terstond hebben aangeboden, en
- b.
deze rechten niet uitsluitend kunnen worden geheven op produkten van specifieke producenten die aan het betrokken gebied leveren.
4.3
Wanneer twee of meer landen overeenkomstig het bepaalde in artikel XXIV, lid 8, onder a. van de GATT 1994 zulk een niveau van integratie hebben bereikt dat zij de kenmerken van een enkele, eengemaakte markt hebben, wordt de bedrijfstak in het gehele geïntegreerde gebied beschouwd als de in lid 1 bedoelde binnenlandse bedrijfstak.
4.4
Het bepaalde in artikel 3, lid 6, is van toepassing op dit artikel.
Artikel 5. Opening en uitvoering van het onderzoek
5.1
Behoudens het bepaalde in lid 6, wordt een onderzoek naar het bestaan, de mate en de gevolgen van dumping geopend naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van of namens de binnenlandse bedrijfstak.
5.2
Een op grond van lid 1 ingediend verzoek dient voldoende bewijsmateriaal te bevatten over het bestaan van
- a.
dumping en
- b.
schade in de zin van artikel VI van de GATT 1994 zoals bij deze Overeenkomst geïnterpreteerd, en
- c.
een oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de schade die zou zijn geleden.
Loutere beweringen die niet door bewijsmateriaal worden gesteund kunnen niet als toereikend in de zin van dit lid worden beschouwd. Het verzoek bevat de gegevens die de aanvrager redelijkerwijs bekend zijn, zoals:
- i.
de identiteit van de aanvrager en de hoeveelheid en de waarde van het soortgelijke produkt dat hij in het binnenland vervaardigt. Wordt een schriftelijk verzoek namens de binnenlandse bedrijfstak ingediend, dan wordt de bedrijfstak namens welke het verzoek wordt ingediend daarin omschreven door middel van een lijst van alle gekende binnenlandse producenten van het soortgelijke produkt (of verenigingen van producenten van het soortgelijke produkt) en bevat het, voor zover mogelijk, een opgave van de hoeveelheid en de waarde van de binnenlandse produktie van het door deze producenten vervaardigde soortgelijke produkt;
- ii.
een volledige beschrijving van het produkt dat met dumping zou worden ingevoerd, de naam van het betrokken land of de betrokken landen van oorsprong of uitvoer, de identiteit van elke gekende exporteur of buitenlandse producent en een lijst van gekende importeurs van het betrokken produkt;
- iii.
gegevens over de prijzen waartegen het betrokken produkt voor verbruik op de binnenlandse markt van het land of de landen van oorsprong of uitvoer wordt verkocht (of, indien van toepassing, gegevens over de prijzen waartegen het produkt vanuit het land of de landen van oorsprong of uitvoer aan een derde land of derde landen wordt verkocht, of over de geconstrueerde waarde van het produkt) alsmede gegevens over exportprijzen of, indien van toepassing, over de prijzen waartegen het produkt voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer op het grondgebied van het importerende Lid wordt verkocht;
- iv.
gegevens over de ontwikkelingen met betrekking tot de omvang van de invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt en de weerslag van de invoer op de binnenlandse bedrijfstak, zoals uit factoren en indicatoren betreffende de situatie van de binnenlandse bedrijfstak blijkt, waaronder die welke in artikel 3, leden 2 en 4 zijn genoemd.
5.3
De autoriteiten controleren de juistheid en toereikendheid van de in het verzoek vervatte bewijsmateriaal ten einde vast te stellen of dit voldoende is om tot de opening van een onderzoek over te gaan.
5.4
Een onderzoek op grond van lid 1 wordt eerst geopend nadat de autoriteiten, aan de hand van een onderzoek naar de mate waarin het verzoek door de binnenlandse producenten van het soortgelijke produkt wordt gesteund13), hebben vastgesteld dat het verzoek door of namens de binnenlandse bedrijfstak is ingediend14). Het verzoek wordt geacht ‘door of namens de binnenlandse bedrijfstak’ te zijn gedaan indien het gesteund wordt door de binnenlandse producenten wier gezamenlijke produktie meer dan 50% bedraagt van de totale produktie van het soortgelijke produkt dat vervaardigd wordt door dat deel van de binnenlandse bedrijfstak dat zich voor of tegen het verzoek heeft uitgesproken. Er wordt geen onderzoek geopend wanneer de binnenlandse producenten die het verzoek uitdrukkelijk steunen minder dan 25% van de totale produktie van het soortgelijke produkt door de binnenlandse bedrijfstak vertegenwoordigen.
5.5
De autoriteiten geven geen bekendheid aan het verzoek tot opening van een onderzoek voordat het besluit tot opening van het onderzoek is genomen. Na ontvangst van een verzoek dat van het nodige bewijsmateriaal vergezeld gaat en voor de opening van het onderzoek brengen de autoriteiten de overheid van het betrokken exporterende Lid evenwel op de hoogte.
5.6
Indien, in bijzondere omstandigheden, de betrokken autoriteiten besluiten een onderzoek te openen zonder daartoe een schriftelijk verzoek van of namens de binnenlandse bedrijfstak te hebben ontvangen, zetten zij de procedure slechts voort indien zij voldoende bewijs hebben over het bestaan van dumping, schade en oorzakelijk verband, als in lid 2 omschreven, om tot de opening van een onderzoek over te gaan.
5.7
Het bewijsmateriaal ten aanzien van dumping en schade wordt terzelfder tijd in overweging worden genomen
- a.
bij het besluit al dan niet tot een onderzoek over te gaan en
- b.
daarna, tijdens het onderzoek, dat niet later begint dan op de[lees: het] vroegste tijdstip waarop volgens de bepalingen van deze Overeenkomst voorlopige maatregelen mogen worden genomen.
5.8
Een verzoek op grond van lid 1 wordt afgewezen en een onderzoek beëindigd zodra de betrokken autoriteiten ervan overtuigd zijn dat het bewijsmateriaal inzake dumping of schade niet voldoende is om de procedure voort te zetten. De procedure wordt onmiddellijk beëindigd indien de dumpingmarge minimaal is of de werkelijke of potentiële omvang van de invoer met dumping, of de schade, te verwaarlozen is. De dumpingmarge wordt geacht minimaal te zijn indien ze minder dan 2% van de exportprijs bedraagt. De omvang van de invoer met dumping wordt normalerwijze als te verwaarlozen beschouwd indien de invoer met dumping uit een bepaald land minder dan 3% van de totale invoer van het soortgelijke produkt in het importerende Lid bedraagt, tenzij landen die afzonderlijk minder dan 3% van het soortgelijke produkt in het importerende Lid invoeren tezamen goed zijn voor meer dan 7% van de invoer van het soortgelijke produkt in het importerende Lid.
5.9
Een anti-dumpingprocedure mag de inklaringsprocedures van de douane niet hinderen.
5.10
Een onderzoek wordt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, binnen een jaar na de opening afgesloten en mag in geen geval langer dan 18 maanden duren.
Artikel 6. Bewijs
6.1
Belanghebbenden bij een anti-dumpingonderzoek worden in kennis gesteld van de informatie die de autoriteiten wensen te ontvangen en krijgen ruimschoots gelegenheid om het bewijsmateriaal dat zij voor het betrokken onderzoek van belang achten schriftelijk voor te leggen.
- 6.1.1.
Exporteurs of buitenlandse producenten die een bij een anti-dumpingonderzoek gebruikte vragenlijst ontvangen beschikken over ten minste 30 dagen om deze te beantwoorden15). Met redenen omklede verzoeken tot verlenging van de termijn van 30 dagen dienen in welwillende overweging te worden genomen, en dienen, voor zover dit praktisch mogelijk is, te worden ingewilligd.
- 6.1.2.
Onder voorbehoud van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie, wordt bewijsmateriaal dat een belanghebbende schriftelijk heeft voorgelegd zo spoedig mogelijk ter beschikking gesteld van de andere belanghebbenden die aan het onderzoek deelnemen.
- 6.1.3.
Zodra een onderzoek is geopend, doen de autoriteiten de volledige tekst van het ingevolge artikel 5, lid 1, ontvangen schriftelijke verzoek aan de gekende exporteurs16) en de autoriteiten van het exporterende Lid toekomen en stellen deze, op verzoek, ter beschikking van de andere belanghebbenden, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie, zoals in lid 5 bedoeld.
6.2
Terwijl het anti-dumpingonderzoek aan de gang is, dienen alle belanghebbenden steeds in de gelegenheid te zijn hun belangen te behartigen. Te dien einde stellen de autoriteiten alle belanghebbenden op hun verzoek in de gelegenheid andere partijen met tegenstrijdige belangen te ontmoeten zodat afwijkende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht. Bij het regelen van deze contacten dient rekening te worden gehouden met het vereiste inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie en met de wensen van de belanghebbenden. Geen enkele belanghebbende is verplicht aan een vergadering deel te nemen, noch mag de afwezigheid van een partij op een bijeenkomst haar belangen schaden. Bovendien hebben de belanghebbenden het recht, op een met redenen omkleed verzoek, mondeling nadere informatie te verschaffen.
6.3
Met de overeenkomstig het bepaalde in lid 2 medegedeelde mondelinge informatie wordt door de autoriteiten slechts rekening gehouden voor zover deze achteraf ook schriftelijk wordt verstrekt en overeenkomstig het bepaalde in lid 1.2 ter beschikking wordt gesteld van andere belanghebbenden.
6.4
De autoriteiten geven, voor zover praktisch mogelijk, alle belanghebbenden voldoende gelegenheid tot inzage in alle voor de presentatie van hun zaak relevante stukken die niet vertrouwelijk zijn in de zin van lid 5 en die de autoriteiten bij een anti-dumpingonderzoek gebruiken; zij geven deze belanghebbenden gelegenheid hun argumenten op grond van deze gegevens voor te bereiden.
6.5
Inlichtingen die vanwege hun aard vertrouwelijk zijn (bijvoorbeeld omdat bekendmaking ervan een concurrent aanmerkelijk zou bevoordelen of omdat bekendmaking ervan ernstige nadelige gevolgen zou hebben voor de persoon die de informatie heeft verstrekt of voor de persoon van wie deze informatie is verkregen) of die door partijen bij een onderzoek als vertrouwelijk wordt verstrekt, worden, indien daarvoor geldige redenen worden opgegeven, als dusdanig door de autoriteiten behandeld. Dergelijke informatie kan niet worden bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt17).
- 6.5.1.
De autoriteiten vragen dat belanghebbenden die vertrouwelijke inlichtingen verstrekken daarvan een niet-vertrouwelijke samenvatting toezenden. Deze samenvattingen moeten gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk medegedeelde gegevens. In buitengewone omstandigheden kunnen belanghebbenden aangeven dat deze inlichtingen niet kunnen worden samengevat. In dergelijke buitengewone omstandigheden moet worden aangegeven waarom het niet mogelijk is een samenvatting te verstrekken.
- 6.5.2.
Indien de autoriteiten van oordeel zijn dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de inlichtingen heeft verstrekt niet bereid is deze bekend te maken of de bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in samengevatte vorm toe te staan, kunnen de autoriteiten deze informatie buiten beschouwing laten tenzij te hunnen genoegen uit goede bronnen blijkt dat de inlichtingen juist zijn18).
6.6
Behoudens in de in lid 8 bedoelde omstandigheden, controleren de autoriteiten in de loop van het onderzoek of de inlichtingen die belanghebbenden hebben verstrekt en waarop zij hun bevindingen baseren, juist zijn.
6.7
Ten einde de ontvangen inlichtingen te verifiëren of nadere inlichtingen in te winnen kunnen de autoriteiten zo nodig een onderzoek instellen op het grondgebied van andere Leden, mits de betrokken ondernemingen hiermee instemmen en de vertegenwoordigers van de overheid van het betrokken Lid van dit onderzoek in kennis worden gesteld en zij hiertegen geen bezwaar maken. De in bijlage I omschreven procedures zijn van toepassing op onderzoeken die op het grondgebied van andere Leden worden verricht. Onder voorbehoud van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, stellen de autoriteiten de resultaten van het onderzoek ter beschikking van de ondernemingen waarop ze betrekking hebben, of zorgen zij ervoor dat de resultaten aan de betrokken ondernemingen ter beschikking worden gesteld, overeenkomstig lid 9. Zij kunnen deze resultaten ook de indieners van het verzoek ter beschikking stellen.
6.8
Indien een belanghebbende binnen een redelijke termijn geen toegang verleent tot de noodzakelijke informatie of deze anderszins niet verstrekt, of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige en definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin. Bij de toepassing van dit lid worden de bepalingen van Bijlage II in acht genomen.
6.9
Voordat definitieve conclusies worden getrokken stellen de autoriteiten alle belanghebbenden in kennis van de voornaamste onderzochte feiten die aan het besluit tot het al dan niet nemen van definitieve maatregelen ten grondslag liggen. Deze kennisgeving moet tijdig genoeg gebeuren om alle partijen de gelegenheid te geven hun belangen te verdedigen.
6.10
De autoriteiten stellen in het algemeen een individuele dumpingmarge vast voor elke gekende betrokken exporteur of producent van het onderzochte produkt. Indien het aantal exporteurs, producenten en importeurs van de betrokken produktsoorten zo groot is dat een dergelijke vaststelling niet praktisch mogelijk is, mogen de autoriteiten hun onderzoek beperken tot, hetzij een redelijk aantal belanghebbenden of produkten door, op grond van de informatie waarover zij op het tijdstip van de selectie beschikken, gebruik te maken van statistisch significante steekproeven, hetzij het hoogste percentage van het exportvolume uit het betrokken land dat redelijkerwijs onderzocht kan worden.
- 6.10.1.
De selectie van exporteurs, producenten, importeurs of soorten produkten ingevolge dit lid geschiedt bij voorkeur in overleg en met de toestemming van de betrokken exporteurs, producenten of importeurs.
- 6.10.2.
Indien de autoriteiten, overeenkomstig het bepaalde in dit lid, hun onderzoek hebben beperkt, stellen zij niettemin een individuele dumpingmarge vast voor elke exporteur of producent die niet in de oorspronkelijke selectie was opgenomen, maar die tijdig genoeg de nodige informatie verstrekt om tijdens het onderzoek in aanmerking te kunnen worden genomen, tenzij het aantal exporteurs of producenten zo groot is dat individuele onderzoeken voor de autoriteiten te belastend zouden zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan. Het verstrekken van vrijwillige antwoorden zal niet worden ontmoedigd.
6.11
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan:
- i.
een exporteur of buitenlandse producent of de importeur van een produkt dat wordt onderzocht, of een vereniging van producenten of handelaars waarvan de meeste leden producenten, exporteurs of importeurs van dit produkt zijn; en
- ii.
de overheid van het exporterende Lid, en
- iii.
een producent van het soortgelijke produkt in het importerende Lid of een vereniging van producenten of handelaars waarvan de meeste leden het soortgelijke produkt in het gebied van het importerende Lid produceren.
Deze lijst belet niet dat Leden andere binnen- of buitenlandse partijen dan bovengenoemde als belanghebbenden kunnen beschouwen.
6.12
Industriële gebruikers van het onderzochte produkt en representatieve consumentenorganisaties (wanneer het om produkten gaat die courant in de detailhandel worden verkocht) worden door de autoriteiten in de gelegenheid gesteld inlichtingen te verstrekken in verband met het onderzoek inzake dumping, schade en oorzakelijk verband.
6.13
De autoriteiten houden rekening met de moeilijkheden die belanghebbenden, en met name kleine bedrijven, kunnen hebben om de gevraagde informatie te verstrekken en verlenen deze, voor zover praktisch mogelijk, hulp.
6.14
De hierboven omschreven procedures hebben niet ten doel de autoriteiten van een Lid te beletten zo snel mogelijk te handelen bij het openen van een onderzoek, het trekken van voorlopige of definitieve conclusies in zowel positieve als negatieve zin, of het nemen van voorlopige of definitieve maatregelen, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 7. Voorlopige maatregelen
7.1
Voorlopige maatregelen mogen uitsluitend worden toegepast indien:
- i.
een onderzoek is geopend overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, hierover een bericht is gepubliceerd en belanghebbenden voldoende gelegenheid hebben gehad inlichtingen te verstrekken en opmerkingen te maken;
- ii.
een voorlopige vaststelling is gedaan inzake dumping en schade voor een binnenlandse bedrijfstak; en
- iii.
de betrokken autoriteiten deze maatregelen noodzakelijk achten om te verhinderen dat tijdens de duur van het onderzoek schade wordt geleden.
7.2
Voorlopige maatregelen kunnen de vorm aannemen van voorlopige rechten of, bij voorkeur, zekerheidstelling — door het storten van een geldsom of borgstelling — voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van het voorlopige geraamde anti-dumpingrecht dat niet hoger is dan de voorlopig geraamde dumpingmarge. De opschorting van de procedure tot vaststelling van de douanewaarde is een passende voorlopige maatregel, mits het normale recht en het geraamde bedrag van het anti-dumpingrecht worden opgegeven en zolang voor het niet-vaststellen van de douanewaarde dezelfde voorwaarden gelden als voor andere voorlopige maatregelen.
7.3
Voorlopige maatregelen worden niet eerder genomen dan 60 dagen na de opening van het onderzoek.
7.4
De toepassing van voorlopige maatregelen wordt beperkt tot een zo kort mogelijke periode die ten hoogste vier maanden bedraagt of, op verzoek van exporteurs die een belangrijk percentage van de betrokken handel vertegenwoordigen, ten hoogste zes maanden. Indien de autoriteiten, tijdens een onderzoek, nagaan of een lager recht dan de dumpingmarge voldoende zou zijn om een einde te maken aan de schade, kunnen deze termijnen respectievelijk op zes en negen maanden worden gebracht.
7.5
Wanneer voorlopige maatregelen worden genomen zijn de desbetreffende bepalingen van artikel 9 van toepassing.
Artikel 8. Prijsverbintenissen
8.1
Een procedure kan 19)worden geschorst of beëindigd zonder dat voorlopige maatregelen worden genomen of anti-dumpingrechten ingesteld, indien een exporteur op vrijwillige basis bevredigende verbintenissen aanbiedt om zijn prijzen te herzien of de export tegen dumpprijzen naar het betrokken gebied stop te zetten, die de autoriteiten ervan overtuigen dat hierdoor een einde zal komen aan de schadelijke gevolgen van dumping. De prijzen worden ingevolge deze verbintenissen niet meer verhoogd dan nodig is om de dumpingmarge te elimineren. Het is wenselijk dat de prijsverhogingen lager zijn dan de dumpingmarge indien deze voldoende zijn om een einde te maken aan de schade die de binnenlandse bedrijfstak lijdt.
8.2
Prijsverbintenissen van exporteurs worden niet gevraagd noch aanvaard tenzij de autoriteiten van het importerende Lid een voorlopige positieve vaststelling hebben gedaan over het bestaan van dumping en de daardoor veroorzaakte schade.
8.3
Aangeboden verbintenissen behoeven niet te worden aanvaard indien de autoriteiten van oordeel zijn dat dit niet praktisch mogelijk is, bijvoorbeeld indien het aantal bestaande en potentiële exporteurs te groot is of om andere redenen, met inbegrip van redenen van algemeen beleid. Indien dit het geval is en voor zover dit praktisch mogelijk is, delen de autoriteiten de exporteur mede waarom zij het niet passend hebben geacht de verbintenis te aanvaarden en geven zij de exporteur, voor zover mogelijk, gelegenheid hierover opmerkingen te maken.
8.4
Indien een verbintenis wordt aanvaard, wordt het onderzoek naar dumping en schade toch voltooid indien de exporteur dit wenst of de autoriteiten daartoe besluiten. Wordt in dit geval vastgesteld dat er geen sprake is van dumping of schade, dan vervalt de verbintenis automatisch, tenzij een dergelijke vaststelling grotendeels het gevolg is van het bestaan van een prijsverbintenis. In die gevallen kunnen de autoriteiten eisen dat de verbintenis gedurende een redelijke termijn wordt gehandhaafd overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst. Wordt vastgesteld dat er wel sprake is van dumping en schade, dan blijft de verbintenis van kracht overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van deze Overeenkomst.
8.5
Voorstellen voor prijsverbintenissen mogen uitgaan van de autoriteiten van het importerende Lid, maar geen exporteur kan gedwongen worden hierop in te gaan. Het feit dat exporteurs geen verbintenissen aanbieden of niet op een voorstel daartoe ingaan, doet op generlei wijze afbreuk aan het onderzoek van de zaak. De autoriteiten zijn echter vrij te bepalen dat het bij voortzetting van de invoer met dumping waarschijnlijker is dat schade zal ontstaan.
8.6
De autoriteiten van een importerend Lid kunnen eisen dat een exporteur van wie een verbintenis is aanvaard regelmatig inlichtingen verstrekt in verband met de naleving van deze verbintenis en dat de betreffende gegevens gecontroleerd mogen worden. Bij niet-naleving van een verbintenis kunnen de autoriteiten van het importerende Lid, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, op korte termijn maatregelen nemen die kunnen bestaan uit de onmiddellijke toepassing van voorlopige maatregelen op grond van de meest betrouwbare gegevens die beschikbaar zijn. In dergelijke gevallen kunnen, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, definitieve rechten worden geheven op produkten die ten verbruike zijn aangegeven tot ten hoogste 90 dagen vóór de toepassing van deze voorlopige maatregelen, met dien verstande dat een dergelijke heffing achteraf niet mag worden toegepast op produkten die zijn aangegeven voordat de verbintenis werd verbroken.
Artikel 9. Instelling en heffing van anti-dumpingrechten
9.1
Het is aan de autoriteiten van het importerende Lid te besluiten of een anti-dumpingrecht al dan niet wordt ingesteld wanneer aan alle eisen voor het instellen van dit recht is voldaan, en of dit recht gelijk is aan de dumpingmarge of lager. Het is wenselijk dat de instelling van het recht facultatief is op het grondgebied van alle Leden en dat het recht lager is dan de dumpingmarge indien dit lagere recht voldoende is om een einde te maken aan de schade die de binnenlandse bedrijfstak lijdt.
9.2
Wordt op een produkt een anti-dumpingrecht ingesteld, dan wordt dit recht, op niet-discriminerende basis, per geval geheven op de invoer van dat produkt uit alle dumping- en schadeveroorzakende bronnen, met uitzondering van die bronnen waarvan prijsverbintenissen in de zin van deze Overeenkomst zijn aanvaard. De autoriteiten maken de naam van de leverancier of leveranciers van het betrokken produkt bekend. Indien het om verschillende leveranciers uit hetzelfde land gaat en het niet praktisch mogelijk is al deze leveranciers te noemen, mogen de autoriteiten het betrokken leveranciersland noemen. Indien het om verschillende leveranciers uit meer dan een land gaat, mogen de autoriteiten alle betrokken leveranciers noemen of, indien dit niet praktisch mogelijk is, alle betrokken leverancierslanden.
9.3
Het anti-dumpingrecht mag de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde dumpingmarge niet overschrijden.
- 9.3.1.
Wanneer de hoogte van het anti-dumpingrecht op retrospectieve basis wordt vastgesteld, wordt de definitieve verschuldigdheid voor de betaling van anti-dumpingrechten zo spoedig mogelijk, normaliter binnen 12 maanden, vastgesteld doch in geen geval meer dan 18 maanden na de datum waarop het verzoek tot definitieve vaststelling van het anti-dumpingrecht werd ingediend 20). Terugbetalingen vinden onmiddellijk plaats, normaliter binnen 90 dagen na de vaststelling van definitieve verschuldigheid[lees: verschuldigdheid] op grond van deze alinea. Wanneer de terugbetaling niet binnen 90 dagen geschiedt, geven de autoriteiten desgevraagd de redenen daarvoor op.
- 9.3.2.
Wanneer de hoogte van het anti-dumpingrecht op prospectieve basis wordt vastgesteld, worden de nodige voorzieningen getroffen voor een snelle terugbetaling — indien erom wordt verzocht — van alle betaalde bedragen aan rechten die de dumpingmarge overschrijden. De terugbetaling van alle bedragen aan rechten die de werkelijke dumpingmarge overschrijden geschiedt normaliter binnen 12 maanden, en in ieder geval binnen 18 maanden, na de datum waarop door een importeur van het aan het anti-dumpingrecht onderworpen produkt een naar behoren met bewijsmateriaal gestaafd verzoek om terugbetaling werd ingediend. De toegestane terugbetaling geschiedt normaliter binnen 90 dagen na de datum waarop het vorengenoemde besluit werd genomen.
- 9.3.3.
Bij het beantwoorden van de vraag of en voor welk bedrag terugbetaling dient plaats te vinden wanneer de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 3 is geconstrueerd, dienen de autoriteiten rekening te houden met alle wijzigingen van de normale waarde, alle wijzigingen van de kosten tussen invoer en wederverkoop en alle wijzigingen van de wederverkoopprijs die hun weerslag vinden in de latere verkoopprijzen en dienen zij de exportprijs te berekenen zonder daarop het bedrag van de betaalde anti-dumpingrechten in mindering te brengen indien van het bovenstaande afdoende bewijs wordt geleverd.
9.4
Wanneer de autoriteiten hun onderzoek hebben beperkt overeenkomstig de tweede zin van artikel 6, lid 10, mag het anti-dumpingrecht op de invoer van produkten van niet bij het onderzoek betrokken exporteurs of producenten niet hoger zijn dan:
- i.
de gewogen gemiddelde dumpingmarge die voor de geselecteerde exporteurs of producenten is vastgesteld of,
- ii.
wanneer het te betalen bedrag aan anti-dumpingrechten op basis van een prospectieve normale waarde wordt berekend, het verschil tussen de gewogen gemiddelde normale waarde voor de geselecteerde exporteurs of producenten en de exportprijzen van de niet-individueel onderzochte exporteurs of producenten, met dien verstande dat de autoriteiten voor de toepassing van dit lid geen rekening houden met nihilmarges en minimale marges die onder de in artikel 6, lid 8, bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld. De autoriteiten passen individuele rechten of normale waarden toe op de invoer van elke niet bij het onderzoek betrokken exporteur of producent die tijdens het onderzoek de nodige informatie als bedoeld in artikel 6, lid 10.2 heeft verstrekt.
9.5
Wanneer een importerend Lid op een produkt anti-dumpingrechten heeft ingesteld, stellen de autoriteiten onverwijld een nieuw onderzoek in om de individuele dumpingmarges te bepalen voor alle exporteurs of producenten in het betrokken land van uitvoer die dit produkt gedurende het onderzoektijdvak niet naar het importerende Lid hebben uitgevoerd, mits deze exporteurs of producenten kunnen aantonen dat zij niet geliëerd zijn met één van de exporteurs of producenten in het land van uitvoer waarvoor de op het produkt ingestelde anti-dumpingrechten gelden. Dit nieuwe onderzoek wordt sneller geopend en uitgevoerd dan de normale procedures voor de vaststelling van rechten en de herzieningsprocedures in het importerende Lid. Terwijl het nieuwe onderzoek aan de gang is worden bij invoer van de produkten van deze exporteurs of producenten geen anti-dumpingrechten geheven. De autoriteiten kunnen evenwel de vaststelling van de douanewaarde opschorten en/of verlangen dat zekerheid wordt gesteld om ervoor te zorgen dat, indien een dergelijk nieuw onderzoek tot de conclusie leidt dat de produkten van deze producenten of exporteurs met dumping worden ingevoerd, anti-dumpingrechten kunnen worden geheven met terugwerking tot de datum waarop het nieuwe onderzoek werd geopend.
Artikel 10. Terugwerkende kracht
10.1
Voorlopige maatregelen en anti-dumpingrechten worden slechts toegepast op produkten die ten verbruik worden aangegeven, nadat het besluit op grond van artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 9, lid 1, in werking is getreden, behalve in de in dit artikel vermelde uitzonderingsgevallen.
10.2
Wanneer een definitieve vaststelling van schade (maar niet van dreigende schade of de aanzienlijke vertraging van de vestiging van een bedrijfstak) is gedaan of, in het geval van een definitieve vaststelling van dreigende schade, wanneer de invoer met dumping, in afwezigheid van voorlopige maatregelen, tot een vaststelling van schade zouden hebben geleid, kunnen met terugwerkende kracht anti-dumpingrechten worden geheven voor de periode waarin eventueel voorlopige maatregelen van toepassing waren.
10.3
Is het definitieve anti-dumpingrecht hoger dan het betaalde of te betalen voorlopige recht, of het met het oog op zekerheidstelling geraamde bedrag, dan wordt het verschil niet geïnd. Is het definitieve recht lager dan het betaalde of te betalen voorlopige recht of het met het oog op zekerheidstelling geraamde bedrag, dan wordt het verschil terugbetaald of het recht opnieuw berekend, al naar gelang van het geval.
10.4
Behoudens het bepaalde in lid 2 kan, wanneer dreigende schade of de aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een bedrijfstak is vastgesteld (maar wanneer zich nog geen schade heeft voorgedaan), een definitief anti-dumpingrecht slechts worden ingesteld vanaf de datum waarop de dreigende schade of aanzienlijke vertraging zijn vastgesteld. Geldsommen die tijdens de toepassing van de voorlopige maatregelen zijn gestort worden zo spoedig mogelijk terugbetaald en gestelde zekerheden zo spoedig mogelijk vrijgegeven.
10.5
Wanneer een definitieve vaststelling negatief is, worden geldsommen die tijdens de toepassing van de voorlopige maatregelen zijn gestort zo spoedig mogelijk terugbetaald en gestelde zekerheden zo spoedig mogelijk vrijgegeven.
10.6
Een definitief anti-dumpingrecht kan worden geheven van produkten die ten hoogste 90 dagen voor de datum van inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen ten verbruike zijn aangegeven, indien de autoriteiten ten aanzien van het met dumping ingevoerde produkt vaststellen dat:
- i.
in het verleden dumping met daaruit voortvloeiende schade werd geconstateerd of de importeur ervan op de hoogte was of had moeten zijn, dat de exporteur zich aan invoer met dumping schuldig maakt en dat deze dumping schade zou veroorzaken, en
- ii.
dat de schade wordt veroorzaakt door de massale invoer met dumping van een bepaald produkt binnen een relatief korte termijn waardoor, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin de invoer met dumping plaatsvindt en andere omstandigheden (zoals een snelle voorraadvorming van het ingevoerde produkt), het corrigerende effect van het toe te passen definitieve anti-dumpingrecht dreigt te worden ondermijnd, op voorwaarde dat de betrokken importeurs in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
10.7
Nadat zij een onderzoek hebben geopend, kunnen de autoriteiten de in lid 6 bedoelde maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om de anti-dumpingrechten met terugwerkende kracht in te vorderen, zoals het niet-vaststellen van de douanewaarde of van het recht, zodra zij over voldoende bewijzen beschikken dat de in dit lid gestelde voorwaarden vervuld zijn.
10.8
Er worden geen rechten met terugwerkende kracht geheven overeenkomstig artikel 6 op produkten die voor de opening van het onderzoek ten verbruike werden aangegeven.
Artikel 11. Duur en herziening van de anti-dumpingrechten en prijsverbintenissen
11.1
Een anti-dumpingrecht blijft van toepassing zolang en voor zover dit nodig is om de schadeveroorzakende dumping tegen te gaan.
11.2
De autoriteiten onderzoeken, zo nodig, of een ingesteld recht moet worden gehandhaafd, hetzij op eigen initiatief, hetzij, mits sinds het instellen van het definitieve anti-dumpingrecht een redelijke periode is verstreken, op verzoek van een belanghebbende die positieve gegevens verstrekt waaruit de noodzaak van een herziening blijkt 21). Belanghebbenden hebben het recht de autoriteiten te verzoeken na te gaan of het nodig is de rechten ter compensatie van dumping te handhaven en of het waarschijnlijk is dat weer schade zou ontstaan indien het recht werd opgeheven of gewijzigd. Indien de autoriteiten bij het in dit lid bedoelde onderzoek vaststellen dat er geen redenen zijn het anti-dumpingrecht te handhaven, wordt het onmiddellijk opgeheven.
11.3
In afwijking van de leden 1 en 2 vervalt een definitief anti-dumpingrecht uiterlijk vijf jaar nadat het werd ingesteld (of uiterlijk vijf jaar na de datum van het meest recente onderzoek op grond van lid 2, indien dit onderzoek zowel op dumping als op schade betrekking had, of op grond van dit lid), tenzij de autoriteiten, tijdens een onderzoek dat vóór die datum op hun eigen initiatief werd geopend of op een met redenen omkleed verzoek van of namens de binnenlandse bedrijfstak binnen een redelijke termijn vóór die datum, vaststellen dat het vervallen van het recht waarschijnlijk tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden 22). Het recht kan in afwachting van de resultaten van dit onderzoek gehandhaafd blijven.
11.4
Het bepaalde in artikel 6 ten aanzien van bewijsmateriaal en procedures is van toepassing op een herzieningsonderzoek dat op grond van dit artikel wordt uitgevoerd. Een dergelijk onderzoek wordt onverwijld uitgevoerd en binnen 12 maanden na de opening afgesloten.
11.5
Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op verbintenissen die overeenkomstig artikel 8 zijn aanvaard.
Artikel 12. Openbaarmaking en motivering van de vaststellingen
12.1
Indien de autoriteiten ervan overtuigd zijn dat er voldoende bewijsmateriaal is om, overeenkomstig artikel 5, een onderzoek te openen, wordt dit medegedeeld aan het Lid of de Leden waarvan de produkten onderzocht zullen worden en aan andere partijen waarvan de met het onderzoek belaste autoriteiten weten dat zij belang hebben bij het onderzoek. Tevens wordt een bericht gepubliceerd.
- 12.1.1.
Het bericht over de opening van het onderzoek bevat voldoende gegevens over de volgende punten of vermeldt dat deze in een afzonderlijk verslag 23) beschikbaar zijn:
- i.
de naam van het land of de landen van uitvoer en de omschrijving van het betrokken produkt;
- ii.
de datum van opening van het onderzoek;
- iii.
waarom er volgens het verzoek sprake is van dumping;
- iv.
een samenvatting van de factoren waarop de schadeklacht is gebaseerd;
- v.
het adres waaraan belanghebbenden opmerkingen kunnen toezenden; en
- vi.
de termijnen waarbinnen belanghebbenden hun standpunt bekend moeten maken.
12.2
Er wordt bericht gepubliceerd over de voorlopige of definitieve vaststellingen, ongeacht of deze positief of negatief zijn, over besluiten tot aanvaarding van een verbintenis overeenkomstig artikel 8, over de beëindiging van een verbintenis en de beëindiging van een definitief anti-dumpingrecht. Elk bericht bevat voldoende gedetailleerde gegevens, of vermeldt dat deze in een afzonderlijk verslag beschikbaar zijn, over de bevindingen en conclusies inzake alle feitelijke en juridische gegevens die door de met het onderzoek belaste autoriteiten van belang werden geacht. Deze berichten en verslagen worden toegezonden aan het Lid of de Leden op de produkten waarvan deze vaststellingen of verbintenissen betrekking hebben en aan andere partijen waarvan bekend is dat zij daarbij belang hebben.
- 12.2.1.
Het bericht dat voorlopige maatregelen worden genomen bevat een voldoende gedetailleerde uitleg, of vermeldt dat deze in een afzonderlijk verslag beschikbaar zijn, over de voorlopige vaststellingen inzake het bestaan van dumping en schade en vermeldt de feitelijke en juridische elementen op grond waarvan argumenten zijn aanvaard of afgewezen. Dit bericht of verslag bevat, met inachtneming van verplichting tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, met name het volgende:
- i.
de namen van de betrokken leveranciers of, wanneer dit niet praktisch mogelijk is, van de betrokken leverancierslanden;
- ii.
een voor douanedoeleinden voldoende nauwkeurige omschrijving van het produkt;
- iii.
de vastgestelde dumpingmarge en een volledige uitleg over de redenen voor de keuze van de methoden die voor de vaststelling van de exportprijs en de normale waarden en de vergelijking daartussen werden gebruikt, overeenkomstig artikel 2;
- iv.
de in artikel 3 genoemde overwegingen betreffende de vaststelling van schade;
- v.
de voornaamste redenen die tot de vaststelling hebben geleid.
- 12.2.2.
Bij een positieve vastststelling die tot de instelling van een definitief recht of de aanvaarding van een prijsverbintenis leidt, bevat het bericht over de beëindiging of de opschorting van het onderzoek of het afzonderlijke verslag waarnaar het bericht verwijst alle relevante gegevens betreffende de feitelijke en juridische elementen die aan het instellen van de definitieve maatregelen of de aanvaarding van de prijsverbintenis ten grondslag liggen, met inachtneming van de verplichting inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie. Dit bericht of verslag bevat met name de in lid 2, onder a) bedoelde informatie evenals de redenen waarom argumenten of eisen van exporteurs of importeurs zijn aanvaard of afgewezen en de grondslag voor besluiten overeenkomstig artikel 6, lid 10.2.
- 12.2.3.
Het bericht over de beëindiging of de opschorting van een onderzoek na de aanvaarding, ingevolge artikel 8, van een verbintenis, bevat het niet-vertrouwelijke deel van deze verbintenis of vermeldt dat dit in een afzonderlijk verslag beschikbaar is.
12.3
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de opening en voltooiing van herzieningsonderzoeken op grond van artikel 11 en op besluiten tot toepassing van rechten met terugwerkende kracht op grond van artikel 10.
Artikel 13. Rechterlijk toezicht
Een Lid waarvan de nationale wetgeving bepalingen over anti-dumpingrechten bevat, handhaaft de rechtbanken, scheidsgerechten of administratieve rechtbanken of procedures die onder andere ten doel hebben de administratieve maatregelen ten aanzien van definitieve vaststellingen en herzieningsonderzoeken in de zin van artikel 11 terstond te onderzoeken. Deze rechtbanken, gerechten en procedures zijn onafhankelijk van de autoriteiten die voor de betrokken vaststelling of het betrokken herzieningsonderzoek verantwoordelijk zijn.
Artikel 14. Anti-dumpingmaatregelen namens een derde land
14.1
Een verzoek tot het nemen van anti-dumpingmaatregelen namens een derde land moet worden ingediend door de autoriteiten van het derde land dat om de maatregelen verzoekt.
14.2
Bij dit verzoek dient informatie over prijzen te worden gevoegd waaruit blijkt dat invoer met dumping plaatsvindt en nauwkeurige gegevens waaruit blijkt dat deze invoer de betrokken bedrijfstak in het derde land schade toebrengt. De autoriteiten van het derde land verlenen de autoriteiten van het land van invoer alle nodige bijstand bij het verzamelen van aanvullende informatie die het laatstgenoemde land nodig kan hebben.
14.3
Bij het onderzoek van een dergelijk verzoek houden de autoriteiten van het land van invoer rekening met de gevolgen van de invoer die met dumping zou plaatsvinden voor de gehele bedrijfstak in het derde land. Bij het beoordelen van de schade dient derhalve niet alleen rekening te worden gehouden met de gevolgen van bedoelde invoer voor de uitvoer van de betrokken bedrijfstak naar het land van invoer en zelfs niet alleen met de totale uitvoer van de bedrijfstak.
14.4
Het besluit een procedure al dan niet voort te zetten wordt door het land van invoer genomen. Indien het land van invoer bereid is maatregelen te nemen, wordt het initiatief om de zaak ter goedkeuring aan de Raad voor de handel in goederen voor te leggen door het land van invoer genomen.
Artikel 15. Leden die ontwikkelingslanden zijn
De partijen zijn het erover eens dat de Leden die ontwikkelde landen zijn bij het onderzoek van verzoeken om anti-dumpingmaatregelen overeenkomstig het bepaalde in deze Overeenkomst bijzondere aandacht dienen te besteden aan de bijzondere situatie van de Leden die ontwikkelingslanden zijn. Vóór anti-dumpingrechten worden ingesteld die de wezenlijke belangen van de Leden die ontwikkelingslanden zijn zouden schaden, dient te worden nagegaan of de zaak kan worden geregeld door middel van de constructieve oplossingen waarin deze overeenkomst voorziet.
Deel II
Artikel 16. Commissie Anti-dumpingpraktijken
16.1
Er wordt een Commissie Anti-dumpingpraktijken ingesteld (hierna ‘Commissie’ genoemd) waarin vertegenwoordigers van elk Lid zitting hebben. De Commissie kiest haar voorzitter en komt ten minste twee maal per jaar bijeen en, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, op verzoek van een Lid. De Commissie voert de taken uit waarmee zij krachtens deze Overeenkomst of door de Leden is belast en stelt de Leden in de gelegenheid overleg te plegen over alle vraagstukken betreffende de toepassing van de Overeenkomst of het bevorderen van de doelstellingen ervan. Het WTO-Secretariaat treedt op als secretariaat van de Commissie.
16.2
De Commissie kan zo nodig suborganen instellen.
16.3
Bij het vervullen van hun taken kunnen de Commissie en haar eventuele suborganen overleg plegen met of inlichtingen inwinnen bij elke bron die daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komen. Alvorens echter inlichtingen in te winnen bij een bron die onder de rechtsmacht van een Lid valt, dienen de Commissie of het suborgaan dit Lid hiervan in kennis te stellen. Zij dienen de toestemming te verkrijgen van het Lid en van alle ondernemingen waarbij inlichtingen worden ingewonnen.
16.4
De Leden doen de Commissie onverwijld verslag van alle door hen genomen voorlopige of definitieve anti-dumpingmaatregelen. Deze rapporten liggen op het Secretariaat ter inzage van de andere Leden. Voorts leggen de Leden halfjaarlijkse rapporten voor over alle anti-dumpingmaatregelen die zij de voorgaande zes maanden hebben genomen. Deze halfjaarlijkse rapporten worden op een overeengekomen standaardformulier gesteld.
16.5
Elk Lid deelt de Commissie mede
- a.
welke van zijn autoriteiten bevoegd zijn het in artikel 5 bedoelde onderzoek te openen en uit te voeren, en
- b.
zijn interne procedures voor de opening en uitvoering van een dergelijk onderzoek.
Artikel 17. Overleg en geschillenbeslechting
17.1
Behoudens andersluidende bepalingen in deze Overeenkomst is het Memorandum van overeenstemming inzake de beslechting van geschillen (DSU) van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen in het kader van deze Overeenkomst.
17.2
Elk Lid neemt de door andere Leden naar voren gebrachte opmerkingen in welwillende overweging en biedt voldoende gelegenheid tot overleg over alle onderwerpen die verband houden met de werking van deze Overeenkomst.
17.3
Indien een Lid van oordeel is dat een direct of indirect voor hem uit deze Overeenkomst voortvloeiend voordeel door een ander Lid of andere Leden wordt tenietgedaan of uitgehold of dat het bereiken van een doelstelling door een ander Lid of andere Leden wordt belemmerd, kan het, om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen, schriftelijk om overleg met het betrokken Lid of de betrokken Leden verzoeken. Elk Lid neemt een dergelijk verzoek om overleg van een ander Lid in welwillende overweging.
17.4
Indien het Lid dat om overleg heeft verzocht van oordeel is dat het overeenkomstig lid 3 gevoerde overleg niet tot een voor beide partijen bevredigende oplossing heeft geleid en de bevoegde autoriteiten van het importerende Lid het definitieve besluit tot heffing van anti-dumpingrechten of aanvaarding van prijsverbintenissen hebben genomen, kan het eerstgenoemde Lid de kwestie aan het Orgaan voor geschillenbeslechting (DSB) voorleggen. Wanneer een voorlopige maatregel belangrijke consequenties heeft en het Lid dat om het overleg heeft verzocht van oordeel is dat de maatregel strijdig is met artikel 7, lid 1, kan dit Lid de zaak eveneens aan het DSB voorleggen.
17.5
Het DSB richt op verzoek van de klagende partij een panel op dat een onderzoek instelt op basis van:
- i.
een schriftelijke verklaring waarin het Lid dat het verzoek indient uiteenzet op welke wijze een direct of indirect voor hem uit deze Overeenkomst voortvloeiend voordeel teniet wordt gedaan of uitgehold of het bereiken van de doelstellingen van de overeenkomst wordt belemmerd, en
- ii.
de gegevens die de autoriteiten van het importerende Lid overeenkomstig zijn interne procedures heeft verkregen.
17.6
Bij het onderzoek van het in lid 5 bedoelde probleem:
- i.
bepaalt het panel, bij het beoordelen van de feitelijke situatie, of de autoriteiten de feiten correct hebben vastgesteld en/of hun evaluatie van deze feiten onbevooroordeeld en objectief was. Indien de feiten correct werden vastgesteld en de evaluatie onbevooroordeeld en objectief was, wordt deze evaluatie niet teniet gedaan, zelfs indien het panel tot een andere conclusie komt;
- ii.
het panel interpreteert de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van het internationale publiekrecht. Indien het panel constateert dat een desbetreffende bepaling van de Overeenkomst voor meer dan één aanvaardbare interpretatie vatbaar is, gaat het ervan uit dat de conclusie van de autoriteiten in overeenstemming is met de Overeenkomst indien deze op één van deze aanvaardbare interpretaties gebaseerd is.
17.7
Aan het panel medegedeelde vertrouwelijke informatie wordt niet openbaar gemaakt zonder de formele toestemming van de persoon, instantie of autoriteit die deze informatie heeft verstrekt. Indien dergelijke informatie van het panel wordt gevraagd doch de openbaarmaking daarvan door het panel niet is toegestaan, wordt een niet-vertrouwelijke samenvatting verschaft van de informatie die is goedgekeurd door de persoon, het orgaan of de autoriteit die de informatie heeft verstrekt.
Deel III
Artikel 18. Slotbepalingen
18.1
Specifieke maatregelen tegen invoer met dumping uit een ander Lid kunnen uitsluitend worden genomen overeenkomstig de bepalingen van de GATT 1994 zoals bij deze Overeenkomst geïnterpreteerd 24).
18.2
Voorbehouden ten aanzien van het bepaalde in deze Overeenkomst kunnen uitsluitend met toestemming van de andere Leden worden gemaakt.
18.3
Onverminderd de leden 3.1. en 3.2. zijn de bepalingen van deze Overeenkomst van toepassing op onderzoeken en herzieningsonderzoeken van bestaande maatregelen die worden geopend naar aanleiding van verzoeken die worden ingediend op of na de datum waarop de WTO-Overeenkomst voor een Lid in werking treedt.
- 18.3.1.
Voor de berekening van de dumpingmarges in terugbetalingsprocedures uit hoofde van artikel 9, lid 3 zijn de bij de meest recente vaststelling of herziening van dumping gehanteerde regels van toepassing.
- 18.3.2.
Voor de toepassing van artikel 11, lid 3, worden bestaande anti-dumpingmaatregelen geacht uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst voor een Lid-Staat te zijn ingesteld, behalve wanneer de op die datum geldende interne wetgeving van een Lid reeds een clausule van het in dit Lid bedoelde type bevatten.
18.4
Elk Lid neemt alle noodzakelijke maatregelen, van algemene of van bijzondere aard, om ervoor te zorgen dat uiterlijk op de datum waarop de WTO-Overeenkomst voor hem in werking treedt, zijn wetgeving, voorschriften en administratieve procedures in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst zoals deze voor het betrokken Lid van toepassing zijn.
18.5
Elk Lid stelt de Commissie in kennis van alle wijzigingen in zijn wetgeving en voorschriften die van belang zijn voor de toepassing van deze Overeenkomst evenals van wijzigingen met betrekking tot de toepassing van deze wetgeving en voorschriften.
18.6
De Commissie stelt elk jaar een onderzoek in naar de uitvoering en de werking van deze Overeenkomst, gelet op de doelstellingen ervan. De Commissie stelt de Raad voor de Handel in Goederen éénmaal per jaar in kennis van de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in de periode waarop dit onderzoek betrekking had.
18.7
De bijlagen bij deze Overeenkomst maken daarvan integrerend deel uit.
Bijlage I. Procedures voor het onderzoek ter plaatse overeenkomstig Artikel 6, lid 7
1
Wanneer een onderzoek wordt geopend dienen de autoriteiten van het exporterende Lid en de ondernemingen waarvan bekend is dat zij bij de zaak betrokken zijn ervan in kennis te worden gesteld dat het voornemen bestaat een onderzoek ter plaatse in te stellen.
2
Indien in uitzonderlijke omstandigheden het voornemen bestaat deskundigen die niet in overheidsdienst zijn in het onderzoeksteam op te nemen, dienen de ondernemingen en autoriteiten van het exporterende Lid daarvan in kennis te worden gesteld. Tegen dergelijke deskundigen moeten daadwerkelijke sancties kunnen worden getroffen indien zij het vertrouwelijke karakter van de informatie niet respecteren.
3
De normale handelwijze dient erin te bestaan dat, vóór de definitieve datum van het bezoek wordt vastgesteld, de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken ondernemingen in het exporterende Lid wordt verkregen.
4
Zodra de toestemming van de betrokken ondernemingen is verkregen, stellen de met het onderzoek belaste autoriteiten de autoriteiten van het exporterende Lid in kennis van de namen en adressen van de te bezoeken ondernemingen en overeengekomen data.
5
De ondernemingen dienen ruim van tevoren in kennis te worden gesteld van het bezoek.
6
Bezoeken die ten doel hebben de vragenlijst toe te lichten vinden uitsluitend plaats op verzoek van de exporterende onderneming. Een dergelijk bezoek vindt uitsluitend plaats indien
- a.
de autoriteiten van het importerende Lid de vertegenwoordigers van het betrokken Lid daarvan in kennis stellen en
- b.
laatstgenoemden geen bezwaar hebben tegen het bezoek.
7
Aangezien het onderzoek ter plaatse voornamelijk ten doel heeft de verstrekte gegevens te verifiëren of aanvullende informatie te verzamelen, dient het plaats te vinden nadat het antwoord op de vragenlijst is ontvangen, tenzij de betrokken onderneming een andere regeling aanvaardt en de overheid van het exporterende Lid door de met het onderzoek belaste autoriteiten in kennis worden gesteld van het eerdere bezoek en daartegen geen bezwaar heeft. Voorts dient de normale handelwijze erin te bestaan dat de betrokken ondernemingen voorafgaand aan het bezoek in kennis worden gesteld van het algemene karakter van de te verifiëren informatie en van alle verdere inlichtingen die dienen te worden verstrekt, hetgeen echter niet belet dat ter plaatse nadere bijzonderheden kunnen worden gevraagd ter aanvulling van de verkregen informatie.
8
Vragen van de autoriteiten of ondernemingen van de exporterende Leden die van wezenlijk belang zijn voor het welslagen van het onderzoek ter plaatse dienen, voor zover mogelijk, voor het bezoek te worden beantwoord.
Bijlage II. Meest betrouwbare informatie die beschikbaar is in de zin van Artikel 6, lid 8
1
Zo spoedig mogelijk na de opening van het onderzoek geven de met het onderzoek belaste autoriteiten nauwkeurig aan welke gegevens zij van belanghebbenden wensen te ontvangen, evenals de wijze waarop belanghebbenden hun antwoorden dienen te structureren. De autoriteiten zien er bovendien op toe dat belanghebbenden ervan op de hoogte zijn dat, indien de informatie niet binnen een redelijke termijn wordt verstrekt, zij hun vaststellingen kunnen doen op basis van de beschikbare gegevens, met inbegrip van die welke door de binnenlandse bedrijfstak in het verzoek tot opening van het onderzoek zijn verstrekt.
2
De autoriteiten kunnen bovendien verlangen dat een belanghebbende zijn antwoord op een bepaalde drager (bijvoorbeeld magneetband) of in een bepaalde computertaal verstrekt. Wanneer een dergelijk verzoek wordt gedaan, gaan de autoriteiten na of de belanghebbende redelijkerwijze in staat is zijn antwoorden op de gevraagde drager of in de gevraagde computertaal te verstrekken en zij verlangen niet dat deze voor het verstrekken van zijn antwoord een ander dan zijn eigen computersysteem gebruikt. De autoriteiten eisen niet dat het antwoord via de computer wordt verstrekt indien de belanghebbende niet over een geautomatiseerde administratie beschikt en deze wijze van beantwoording van de gestelde vragen een onredelijke extra belasting voor hem zou inhouden, met andere woorden, indien dit onredelijke bijkomende kosten en moeilijkheden zou veroorzaken.
3
Alle controleerbare informatie die zo wordt verstrekt dat zij zonder grote moeilijkheden bij het onderzoek kan worden gebruikt, tijdig ter beschikking wordt gesteld en, in voorkomend geval, op een door de autoriteiten gevraagde drager of in een door de autoriteiten gevraagde computertaal wordt verstrekt, dient bij de vaststellingen in aanmerking te worden genomen. Indien een partij haar antwoord niet op de gewenste drager of in de gewenste computertaal verstrekt, maar de autoriteiten constateren dat aan de in punt 2 gestelde voorwaarden is voldaan, mag dit niet worden beschouwd het onderzoek aanmerkelijk te belemmeren.
4
Wanneer de autoriteiten de op een bepaalde drager (bijvoorbeeld magneetband) verstrekte informatie niet kunnen verwerken, dient deze schriftelijk of in een andere voor de autoriteiten aanvaardbare vorm te worden toegezonden.
5
Het feit dat de verstrekte informatie niet in alle opzichten ideaal is, mag voor de autoriteiten geen reden zijn deze buiten beschouwing te laten, indien de belanghebbende al het nodige heeft gedaan om de best mogelijke informatie te verstrekken.
6
Indien bewijsmateriaal of inlichtingen niet worden aanvaard, dient de partij die deze heeft verstrekt onverwijld in kennis te worden gesteld van de redenen die aan deze afwijzing ten grondslag liggen en dient zij in gelegenheid te worden gesteld binnen een redelijke termijn nadere inlichtingen te verstrekken, waarbij rekening dient te worden gehouden met de termijnen van het onderzoek. Indien de nadere inlichtingen door de autoriteiten ontoereikend worden geacht, dienen de redenen voor de afwijzing van dergelijk bewijsmateriaal of dergelijke informatie te worden vermeld in alle vaststellingen die openbaar worden gemaakt.
7
Indien de autoriteiten hun bevindingen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de normale waarde, dienen te baseren op informatie die zij uit secundaire bron hebben verkregen, met inbegrip van informatie die in het verzoek tot opening van een onderzoek was opgenomen, dienen zij de nodige voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. In dergelijke gevallen dienen de autoriteiten de verkregen informatie, indien mogelijk, te toetsen aan informatie uit andere onafhankelijke bronnen waarover zij beschikken, zoals gepubliceerde prijslijsten, officiële invoerstatistieken of douanestatistieken alsmede aan de informatie die in de loop van het onderzoek van andere belanghebbenden werd verkregen. Het spreekt echter vanzelf dat indien een belanghebbende geen medewerking verleent en de autoriteiten derhalve bepaalde relevante informatie wordt onthouden, dit ten gevolge kan hebben dat de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij zijn medewerking had verleend.
Voetnoten
Onder ‘geopend’ wordt hierna verstaan de procedurele handeling waarmee een Lid formeel een in artikel 5 bedoeld onderzoek begint.
De verkoop van het soortgelijke produkt voor verbruik op de binnenlandse markt van het land van uitvoer wordt, ten behoeve van de vaststelling van de normale waarde, normaliter geacht in voldoende hoeveelheden te hebben plaatsgevonden indien een dergelijke verkoop 5% of meer bedraagt van de verkoop van het betrokken produkt aan het importerende Lid, met dien verstand[lees: verstande] dat een lager percentage aanvaardbaar zou moeten zijn indien wordt aangetoond dat deze geringere verkoop op de binnenlandse markt niettemin toereikend is om een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken.
Onder ‘autoriteiten’ worden in deze Overeenkomst verstaan autoriteiten van een voldoende hoog niveau.
Deze langere termijn bedraagt normaliter één jaar, en in geen geval minder dan zes maanden.
De verkoop beneden de kostprijs per eenheid wordt geacht in aanzienlijke hoeveelheden te hebben plaatsgevonden wanneer de autoriteiten constateren dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs bij de transacties die voor de vaststelling van de normale waarde in aanmerking worden genomen lager is dan de gewogen gemiddelde kostprijs per eenheid of dat de beneden de kostprijs per eenheid verkochte hoeveelheid niet minder dan 20% bedraagt van de hoeveelheden die werden verkocht bij de transactie die voor de vaststelling van de normale waarde in aanmerking worden genomen.
Bij de correctie voor het opstarten van produktieprocessen wordt rekening gehouden met de kosten aan het einde van de opstartperiode of, indien deze periode langer is dan het onderzoektijdvak, met de meest recente kosten die gedurende het onderzoektijdvak redelijkerwijze door de autoriteiten in aanmerking kunnen worden genomen.
Aangezien sommige van deze factoren een doublure kunnen vormen dienen de autoriteiten zorg te dragen dat de reeds uit hoofde van deze bepaling toegepaste correcties geen tweede maal plaatsvinden.
De verkoopdatum is normaliter de datum van het document waarin de materiële verkoopvoorwaarden zijn vastgelegd, zoals het koopcontract, de order, de ontvangstbevestiging van de order of de factuur.
In deze overeenkomst wordt onder ‘schade’, tenzij anders bepaald, verstaan aanmerkelijke schade die een binnenlandse bedrijfstak lijdt, aanmerkelijke schade die een binnenlandse bedrijfstak dreigt te lijden of de aanmerkelijk vertraging van de vestiging van een binnenlandse bedrijfstak en wordt dit begrip overeenkomstig de bepalingen van dit artikel geïnterpreteerd.
Bij voorbeeld wanneer er overtuigende redenen zijn om aan te nemen dat het produkt in de nabije toekomst in aanzienlijk grotere hoeveelheden tegen dumpprijzen zal worden ingevoerd.
Voor de toepassing van dit lid worden producenten uitsluitend geacht met exporteurs of importeurs gelieerd te zijn indien
- a.
een van hen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over de andere of indien
- b.
een derde rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over hen beiden, of indien
- c.
zij samen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap hebben over een derde, voor zover er redenen zijn om aan te nemen of te vermoeden dat de gelieerde producent zich door deze banden anders gedraagt dan een niet-gelieerde producent. Voor de toepassing van dit lid wordt een bedrijf geacht zeggenschap te hebben over een ander bedrijf wanneer het ene bedrijf rechtens of feitelijk in een positie is het handelen van het andere bedrijf te beperken of te leiden.
In deze Overeenkomst wordt onder ‘heffing’ verstaan de definitieve of finale vaststelling of invordering van een recht of heffing.
In het geval van gefragmenteerde bedrijfstakken met een zeer groot aantal producenten, kunnen de autoriteiten door middel van statistisch significante steekproeven vaststellen of het verzoek wordt gesteund.
De Leden zijn zich ervan bewust dat een verzoek op grond van lid 1 op het grondgebied van bepaalde Leden kan worden ingediend of gesteund door werknemers van de binnenlandse producenten van het soortgelijke produkt of vertegenwoordigers van deze werknemers.
In het algemeen wordt de termijn voor exporteurs berekend vanaf de dag van ontvangst van de vragenlijst, die voor dit doel geacht wordt te zijn ontvangen binnen één week nadat hij aan de respondent of aan de geëigende diplomatieke vertegenwoordigers van het exporterende Lid was toegezonden of, in geval van een afzonderlijk douanegebied dat Lid is van de WTO, een officiële vertegenwoordiger van het gebied van uitvoer.
Is het aantal betrokken exporteurs bijzonder groot, dan behoeft de volledige tekst van het verzoek slechts aan de autoriteiten van het exporterende Lid of de desbetreffende handelsvereniging te worden toegezonden.
De Leden zijn zich ervan bewust dat op het grondgebied van bepaalde Leden bekendmaking bij een nauw omschreven conservatoir bevelschrift verplicht kan zijn.
De Leden zijn het erover eens dat verzoeken om vertrouwelijke behandeling niet willekeurig van de hand mogen worden gewezen.
Het woord ‘kan’ betekent niet dat de procedure kan worden voortgezet terwijl terzelfder tijd een prijsverbintenis wordt uitgevoerd, behoudens lid 4.
Met dien verstande dat de in dit lid en in lid 3.2. genoemde termijnen mogelijkerwijze niet kunnen worden nagekomen wanneer het betrokken produkt het voorwerp vormt van gerechtelijk onderzoek.
De vaststelling van het definitieve bedrag van de te betalen anti-dumpingrechten, zoals in artikel 9, lid 3, bepaald, is op zich geen herziening in de zin van onderhavig artikel.
Wordt de hoogte van het anti-dumpingrecht met terugwerkende kracht vastgesteld, dan is de conclusie van de meest recente vaststellingsprocedure op grond van artikel 9, lid 3.1 dat geen recht behoeft te worden geheven, voor de autoriteiten op zich geen reden het definitieve recht te beëindigen.
Indien de gegevens en motivering overeenkomstig dit artikel in een afzonderlijk verslag worden opgenomen, zien de autoriteiten erop toe dat het publiek dit verslag gemakkelijk kan verkrijgen.
Deze bepaling vormt geen beletsel voor het nemen van maatregelen uit hoofde van andere relevante bepalingen van de GATT 1994.