Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.3a.41 [Deuren, sloten, scharnieren, noodklinken, noodramen en nooduitgangen]
Geldend
Geldend van 29-10-2021 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
20-10-2021, Stcrt. 2021, 44366 (uitgifte: 28-10-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2021/267685)
- Inwerkingtreding
29-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2021, Stcrt. 2021, 44366 (uitgifte: 28-10-2021, regelingnummer: IENW/BSK-2021/267685)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van Keuren | |
---|---|---|
1. | De deuren en de laadbakkleppen van bussen moeten goed sluiten. De bedrijfs- en nooddeuren die direct toegang geven tot de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde en vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend, ongeacht of de daarvoor benodigde energievoorziening werkt. | Visuele controle, waarbij de deuren worden geopend en gesloten, indien noodzakelijk met behulp van de aanwezige noodbedieningsinrichtingen. |
2. | De bevestiging van de scharnieren van de deuren, de laadbakkleppen en aerodynamische voorzieningen en uitrusting aan de achterzijde mag niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Hierbij is het bepaalde in bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 2, afdelingen 1, 2 en 3, van toepassing. | Leden 2 en 3: visuele controle. |
3. | Aerodynamische voorzieningen en uitrusting die intrekbaar of inklapbaar zijn, moeten zowel in de ingetrokken of ingeklapte stand als in de gebruiksstand kunnen worden vergrendeld. | Visuele controle, waarbij in beide situaties de vergrendeling wordt bediend. |
4. | Indien een deur in een bus, in gebruik genomen na 30 juni 1984, niet rechtstreeks door de chauffeur kan worden waargenomen, moet de normale bediening zodanig zijn uitgevoerd dat passagiers deze niet kunnen openen voordat de chauffeur de bediening ervan vanaf de bestuurderszitplaats heeft vrijgegeven. | |
5. | Bussen moeten zijn voorzien van voldoende uitgangen. | Visuele controle. Bij twijfel wordt het goedkeuringsdossier van de Dienst Wegverkeer geraadpleegd. |
6. | De hoofddoorgang, de toegang naar de uitgangen, de treden bij de bedrijfsdeuren en de treden bij de hoofddoorgang, de vereiste opschriften en de bedieningsinrichtingen van de (nood)uitgangen en trappen moeten zodanig kunnen worden verlicht dat deze duidelijk waarneembaar zijn. | Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. |
7. | Trappen en treden moeten in zodanige staat verkeren dat deze een vrije in- en uitstap waarborgen. | Visuele controle. |
8. | Uitgangen moeten tot een hoogte van ten minste 0,80 m boven de vloer volledig afgesloten kunnen worden. | Visuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten. |
9. | Noodluiken dienen van binnen en van buiten te kunnen worden geopend of verwijderd. | Noodluiken, indien mogelijk, vanaf binnenzijde bus bedienen. Indien het een type dakluik betreft dat niet zonder beschadiging kan worden geopend, nagaan of de voor opening benodigde delen in voldoende staat van onderhoud verkeren en het luik of de bediening geen beschadigingen vertoont. |
10. | Noodramen moeten op geschikte wijze kunnen worden geopend met een noodhamer of een bedieningsorgaan dat op een zichtbare plaats en in de nabijheid van het noodraam zijn aangebracht. | In geval van een breekraam controle op de aanwezigheid van noodhamer bij ieder noodraam. Draaibare noodramen bedienen. |
11. | Deuren en scharnierende noodramen die niet duidelijk vanuit de bestuurderszitplaats zichtbaar zijn, dienen te zijn uitgerust met een inrichting om de bestuurder te waarschuwen wanneer deze niet zijn gesloten. | Leden 10 en 11: visuele controle. |
12. | Een noodraam dat de vereiste opening vrijgeeft door breken van het noodraam, mag niet zijn bekleed met folie, tenzij dat in stukken van ten hoogste 150 cm2 of in ten minste 8 tot het midden van het noodraam reikende segmenten is gedeeld. | |
13. | Bij de uitgangen moeten opschriften zijn aangebracht waaruit blijkt op welke wijze de uitgang moet worden geopend in geval van een noodsituatie. | Visuele controle. De opschriften mogen ook in pictogrammen zijn uitgebeeld. |
14. | Iedere nooduitgang moet aan de binnenzijde van het voertuig zijn voorzien van een opschrift ‘Nooduitgang’. Bij bussen in gebruik genomen na 11 februari 2005 is dit opschrift ook aan de buitenzijde bij elke nooduitgang verplicht. | Visuele controle. Het opschrift mag ook in een andere taal zijn gesteld of in een pictogram zijn uitgebeeld. |
15. | Het derde tot en met twaalfde lid is niet van toepassing op bussen in gebruik bij de in de artikelen 29, eerste lid, en 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten. | ‒ |