Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.3a.48 [Uitwendige veiligheid]
Geldend
Geldend vanaf 19-12-2020. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-09-2020
- Bronpublicatie:
09-12-2020, Stcrt. 2020, 64272 (uitgifte: 18-12-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/239107)
- Inwerkingtreding
19-12-2020, terugwerkend tot: 01-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2020, Stcrt. 2020, 64272 (uitgifte: 18-12-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/239107)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van Keuren | |
---|---|---|
1. | Bussen mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren. | Leden 1 en 2: visuele controle. |
2. | Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, moeten uitstekende delen van bussen die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd. | |
3. | Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden. | Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten. |
4. | De wielen onderscheidenlijk banden van bussen moeten deugdelijk zijn afgeschermd en mogen niet aanlopen. | Visuele controle. |
5. | Een intrekbare trede van een bus, in gebruik genomen na 12 februari 2005, mag geen letsel kunnen toebrengen aan passagiers of personen buiten de bus. | Visuele controle, waarbij de intrekbare trede wordt uitgeschoven. |
6. | Geen deel aan de buitenzijde van de bus mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken. | Visuele controle. |
7. | Liften moeten deugdelijk aan de bus zijn bevestigd en goed functioneren. | Visuele controle, waarbij de lift in werking wordt gesteld. |
8. | Oprijplaten dan wel andere middelen bestemd om personen in rolstoelen in de bus te plaatsen, moeten deugdelijk aan de bus kunnen worden bevestigd. | Visuele controle. Eventuele oprijplaten moeten aanwezig zijn en worden aangebracht. |
9. | Bij het bedieningspaneel van de liftinstallatie moet een opschrift aanwezig zijn dat de bedieningsaanwijzing bevat. Het opschrift moet vanaf het liftplateau tijdens het gebruik ervan duidelijk zichtbaar zijn. | Visuele controle. Het opschrift mag ook in een pictogram zijn uitgebeeld. |
10. | Op de plaats waar rolstoelen kunnen worden bevestigd moeten, met uitzondering van de plaatsen waar eventuele stoelen of banken zijn bevestigd, de vastzetinrichting voor deze rolstoelen en de daarbij behorende gordels aanwezig zijn. | Leden 10 en 11: visuele controle. |
11. | De rails en de vastzetinrichtingen alsmede de onderdelen ervan voor de bevestiging van rolstoelen, mogen niet zijn vervormd of beschadigd. | |
12. | Vastzetinrichtingen moeten op de daarvoor aanwezige bevestigingspunten passend kunnen worden bevestigd. | Visuele controle, waarbij de vastzetinrichting op het betreffende bevestigingspunt moet worden aangebracht. |
13. | Vergrendelinrichtingen van vastzetinrichtingen moeten met de hand te bedienen zijn en moeten functioneren. | Visuele controle, waarbij de vergrendelinrichting moet worden bediend. |
14. | Bevestigingsmiddelen niet zijnde vastzetinrichtingen en de daarbij behorende gordels moeten zijn voorzien van een goedwerkende sluiting en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte en werking ervan in gevaar wordt gebracht. | Visuele controle, waarbij moet worden beproefd of de sluiting van de bevestigingsmiddelen en de daarbij behorende gordels functioneren. |
15. | In afwijking van hetgeen in het tiende tot en met veertiende lid ten aanzien van de bevestigingsmiddelen en gordels is bepaald, kan een rolstoelruimte zodanig zijn ontworpen dat de rolstoelgebruiker zonder bevestiging met de rolstoel naar achteren gericht tegen een steun of rugleuning wordt geplaatst. De rolstoelruimte moet dan wel zijn voorzien van voorzieningen die voorkomen dat de op de rolstoel gezeten persoon, om kan vallen. De vloer moet in dat geval met een anti-sliplaag zijn bekleed en aan een wand of buitenwand van het voertuig moet een leuning of handgreep zijn aangebracht die de rolstoelgebruiker gemakkelijk kan vastgrijpen. Naast een dergelijke rolstoelruimte moet de volgende tekst zijn aangebracht: ‘Plaats gereserveerd voor een rolstoel. Rolstoel naar achter gericht tegen de steun of de rugleuning plaatsen en vastzetten op de rem’. | Leden 15 tot en met 19: visuele controle. |
16. | Het interieur mag geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel kunnen opleveren. | |
17. | De bevestiging en constructie van ligplaatsen moeten deugdelijk zijn. | |
18. | Een ligplaats moet in lengte- en breedterichting met doelmatige veiligheidsvoorzieningen zijn uitgerust ten einde te voorkomen dat de passagier uit de ligplaats kan geraken. | |
19. | Het gedeelte van een ligplaats dat grenst aan of zich uitstrekt tot voorbij de achterste begrenzing van het bestuurderscompartiment moet van een afscherming zijn voorzien die voldoet aan bijlage IV, annex 2, hoofdstuk 2, artikel 33, zesde en zevende lid, zoals deze artikelen luidde op 31 augustus 2020. |