Einde inhoudsopgave
Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid
Artikel 52
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Redactionele toelichting
Deze Rijkswet is in werking getreden t.a.v. de bepalingen over onderzoek naar ongevallen en incidenten met een zeeschip dat niet in gebruik is bij de Minister van Defensie of een buitenlandse krijgsmacht.
- Bronpublicatie:
02-12-2004, Stb. 2004, 677 (uitgifte: 23-12-2004, kamerstukken: 28634)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2009, Stb. 2009, 563 (uitgifte: 23-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bestuur
1.
De raad kan het verhoor van een getuige ter zitting, mits deze de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, niet doen plaatsvinden dan nadat deze eerst in handen van de voorzitter de eed of de belofte heeft afgelegd dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen. Indien een getuige met gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van zijn geestesvermogens, naar het oordeel van de raad, de betekenis van de eed of de belofte niet voldoende beseft, wordt hij niet beëdigd of wordt hem de belofte niet afgenomen, op straffe van nietigheid, maar wordt hij aangemaand de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen.
2.
De raad kan het verhoor van een deskundige ter zitting niet doen plaatsvinden dan nadat deze eerst in handen van de voorzitter de eed of de belofte heeft afgelegd dat hij zijn verslag naar beste weten zal uitbrengen.
3.
Getuigen en deskundigen zijn verplicht desgevraagd door de voorzitter van de raad de eed of belofte te doen en getuigenis af te leggen of hun diensten als deskundige te verlenen, een en ander behoudens verschoning wegens ambts- of beroepsgeheim.
4.
Van het verhoor van getuigen en deskundigen wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter van de raad en de algemeen secretaris wordt ondertekend.