Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de uitoefening van de visserij op de Noordatlantische Oceaan
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 26-09-1976
- Bronpublicatie:
01-06-1967, Trb. 1968, 54 (uitgifte: 07-05-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-09-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-08-1976, Trb. 1976, 120 (uitgifte: 01-01-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Behoudens als bepaald in het tweede en derde lid hieronder en in het derde lid van artikel 17, kunnen ten aanzien van dit Verdrag geen voorbehouden worden gemaakt zonder toestemming van de Verdragsluitende Partijen en de ondertekenende Regeringen. Een jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag is alleen de toestemming der Verdragsluitende Partijen vereist.
2.
Bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring of toetreding kan iedere Staat een voorbehoud maken ten aanzien van artikel 13 van dit Verdrag.
3.
ledere Staat kan bij de ondertekening, bekrachtiging, goedkeuring of toetreding een voorbehoud maken ten aanzien van het vijfde en zesde lid van artikel 9, met betrekking tot een of meer der andere Verdragsluitende Partijen of ondertekenende Regeringen.
4.
Iedere Staat die, overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden of in het derde lid van artikel 17, een voorbehoud heeft gemaakt, kan dit te allen tijde door middel van een aan de Depot-Regering gerichte kennisgeving, intrekken.