Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de uitoefening van de visserij op de Noordatlantische Oceaan
Bijlage IV Merken van netten, lijnen en ander vistuig
Geldend
Geldend vanaf 26-09-1976
- Bronpublicatie:
01-06-1967, Trb. 1968, 54 (uitgifte: 07-05-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-09-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-08-1976, Trb. 1976, 120 (uitgifte: 01-01-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Voorschrift 1. Verankerd vistuig
1
De uiteinden van netten, lijnen en ander in de zeebodem verankerd vistuig dienen overdag te zijn voorzien van vlagboeien of radarreflectorboeien en des nachts van lichtboeien die het mogelijk maken hun plaats en lengte te bepalen. Deze lichten dienen bij goed zicht op een afstand van ten minste 2 mijl zichtbaar te zijn.
2
Overdag dient de meest westelijk gelegen (d.w.z. de halve kompascirkel van zuid door west tot en met noord) eindboei van zich in horizontale richting in de zee bevindend tuig te zijn voorzien van twee boven elkaar aangebrachte vlaggen of een vlag en een radarreflector, en de meest oostelijk gelegen (d.w.z. de halve kompascirkel van noord door oost tot en met zuid) eindboei dient te zijn voorzien van een vlag of een radarreflector. Des nachts dient de meest westelijk gelegen eindboei van twee witte lichten te zijn voorzien, de meest oostelijk gelegen eindboei van een wit licht. Bovendien kan een boei die overdag is voorzien van een vlag of een radarreflector en des nachts van een wit licht op een afstand van 70 tot 100 meter vanaf elke eindboei worden aangebracht, ter aanduiding van de richting van het vistuig.
3
Op vistuig dat zich uitstrekt over een afstand van meer dan 1 mijl dienen op afstanden van niet meer dan 1 mijl extra boeien te worden aangebracht, zodat geen enkel deel van het vistuig dat een afstand van 1 mijl of meer beslaat, niet van een merkteken is voorzien. Overdag dient elke boei te zijn voorzien van een vlag of een radarreflector en des nachts dienen zoveel mogelijk boeien van een wit licht te zijn voorzien. In geen geval mag de afstand tussen twee lichten op hetzelfde tuig meer dan 2 mijl bedragen.
4
Vistuig dat vastgemaakt is aan een vissersvaartuig behoeft niet van een boei te zijn voorzien aan het uiteinde dat met het schip is verbonden.
5
De vlaggestok van elke boei dient ten minste 2 meter boven de boei uit te steken.
Voorschrift 2. Drijvend vistuig
1
Netten of lijnen die in zee drijven dienen aan de beide uiteinden en op afstanden van niet meer dan 2 mijl te worden gemerkt met een boei voorzien van een stok die ten minste 2 meter boven de boei uitsteekt, Aan de stok moet overdag een vlag of een radarreflector en des nachts een wit licht zijn bevestigd, die bij goed zicht op een afstand van ten minste 2 mijl zichtbaar moeten zijn.
2
Vistuig dat vastgemaakt is aan een vissersvaartuig behoeft niet van een boei te zijn voorzien aan het uiteinde dat met het schip is verbonden.