Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2023/1791 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking)
Artikel 3 Het energie-efficiëntie-eerstbeginsel
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2023
- Bronpublicatie:
13-09-2023, PbEU 2023, L 231 (uitgifte: 20-09-2023, regelingnummer: 2023/1791)
- Inwerkingtreding
10-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2023, PbEU 2023, L 231 (uitgifte: 20-09-2023, regelingnummer: 2023/1791)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Energiebesparing
Energierecht / Europees energierecht
1.
In overeenstemming met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel zorgen de lidstaten ervoor dat energie-efficiëntieoplossingen, waaronder middelen aan de vraagzijde en systeemflexibiliteit, worden beoordeeld in plannings-, beleids- en belangrijke investeringsbeslissingen met een waarde van meer dan 100 000 000 EUR elk of 175 000 000 EUR voor vervoersinfrastructuurprojecten, met betrekking tot de volgende sectoren:
- a)
energiesystemen; en
- b)
niet-energiesectoren, indien deze sectoren een impact hebben op het energieverbruik en de energie-efficiëntie, zoals de sectoren gebouwen, vervoer, water, informatie- en communicatietechnologie (ICT), landbouw en financiën.
2.
Uiterlijk op 11 oktober 2027 verricht de Commissie een beoordeling van de in lid 1 vastgelegde drempelwaarden met het oog op een neerwaartse herziening, rekening houdend met mogelijke ontwikkelingen in de economie en op de energiemarkt. De Commissie dient uiterlijk op 11 oktober 2028 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval gevolgd door wetgevingsvoorstellen.
3.
Bij de toepassing van dit artikel worden de lidstaten aangemoedigd rekening te houden met Aanbeveling (EU) 2021/1749 van de Commissie (1).
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten toezien op de toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel, inclusief, indien van toepassing, sectorale integratie en sectoroverschrijdende gevolgen, in gevallen waarin beleids-, plannings- en investeringsbeslissingen aan goedkeurings- en toezichtvoorschriften onderworpen zijn.
5.
Bij de toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel:
- a)
bevorderen en, waar kosten-batenanalyses vereist zijn, waarborgen de lidstaten de toepassing en openbaarmaking van kosten-batenmethoden die een goede beoordeling van de bredere voordelen van energie-efficiëntieoplossingen mogelijk maken, in voorkomend geval rekening houdend met de gehele levenscyclus en het langetermijnperspectief, systeem- en kostenefficiëntie, voorzieningszekerheid en kwantificering vanuit maatschappelijk, gezondheids-, economisch en klimaatneutraliteitsoogpunt, duurzaamheid en de beginselen van de circulaire economie bij de transitie naar klimaatneutraliteit;
- b)
pakken de lidstaten de gevolgen op het gebied van energiearmoede aan;
- c)
wijzen de lidstaten een entiteit aan die verantwoordelijk is of entiteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel en op de effecten van regelgevingskaders, met inbegrip van financiële voorschriften, en plannings-, beleids- en de belangrijkste investeringsbeslissingen, zoals bedoeld in lid 1, op het energieverbruik, de energie-efficiëntie en energiesystemen;
- d)
brengen de lidstaten, als onderdeel van de integrale nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999, verslag uit aan de Commissie over de wijze waarop met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel rekening is gehouden in de nationale en, indien van toepassing, regionale en lokale beslissingen betreffende de planning, het beleid en belangrijke investeringen met betrekking tot de nationale en regionale energiesystemen. Dit verslag omvat ten minste het volgende:
- i)
een beoordeling van de toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel in energiesystemen en de voordelen daarvan, met name op het gebied van het energieverbruik;
- ii)
een opsomming van de stappen die zijn genomen om regelgevende of niet-regelgevende belemmeringen voor de toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel en van oplossingen aan de vraagzijde weg te nemen, onder meer door nationale wetgeving en maatregelen die strijdig zijn met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel, in kaart te brengen.
6.
De Commissie stelt uiterlijk op 11 april 2024 richtsnoeren vast met een gemeenschappelijk algemeen kader, met inbegrip van de procedure voor toezicht, monitoring en rapportage, dat de lidstaten kunnen gebruiken om de in lid 5, punt a), bedoelde kosten-batenmethoden te ontwerpen, met het oog op vergelijkbaarheid, waarbij de lidstaten evenwel de mogelijkheid wordt geboden om deze aan te passen aan nationale en lokale omstandigheden.
Voetnoten
Aanbeveling (EU) 2021/1749 van de Commissie van 28 september 2021 over ‘energie-efficiëntie eerst’: van beginselen tot praktijk — Richtsnoeren en voorbeelden voor de toepassing ervan in de besluitvorming in de energiesector en daarbuiten (PB L 350 van 4.10.2021, blz. 9).