Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2023/1791 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking)
Bijlage III Methode voor de bepaling van het rendement van het warmtekrachtkoppelingsproces
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2023
- Bronpublicatie:
13-09-2023, PbEU 2023, L 231 (uitgifte: 20-09-2023, regelingnummer: 2023/1791)
- Inwerkingtreding
10-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2023, PbEU 2023, L 231 (uitgifte: 20-09-2023, regelingnummer: 2023/1791)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Energiebesparing
Energierecht / Europees energierecht
De waarden die gebruikt worden voor de berekening van het rendement van warmtekrachtkoppeling en de besparingen op primaire energie worden bepaald op basis van de verwachte of werkelijke werking van de eenheid onder normale gebruiksomstandigheden.
- a)
Hoogrenderende warmtekrachtkoppeling
Voor de toepassing van deze richtlijn voldoet hoogrenderende warmtekrachtkoppeling aan de volgende criteria:
- —
warmtekrachtkoppelingsproductie afkomstig van warmtekrachtkoppelingseenheden levert een besparing op primaire energie op van ten minste 10 % berekend overeenkomstig b), ten opzichte van de referenties voor de gescheiden productie van warmte en elektriciteit;
- —
de productie afkomstig van kleinschalige en micro-warmtekrachtkoppelingseenheden die een besparing op primaire energie opleveren, kan worden aangemerkt als hoogrenderende warmtekrachtkoppeling;
- —
voor warmtekrachtkoppelingseenheden die na de omzetting van deze bijlage worden gebouwd of ingrijpend worden gerenoveerd, zijn de directe emissies van koolstofdioxide uit warmtekrachtkoppelingsproductie die wordt gestookt met fossiele brandstoffen, minder dan 270 gCO2 per 1 kWh energieoutput uit de gekoppelde opwekking (met inbegrip van warmte/koude, stroom en mechanische energie);
- —
voor warmtekrachtkoppelingseenheden die vóór 10 oktober 2023 in gebruik zijn, kan tot 1 januari 2034 van deze vereiste worden afgeweken mits er een plan voor bestaat om de emissies geleidelijk te verminderen teneinde uiterlijk op 1 januari 2034 te voldoen aan de drempel van minder dan 270 gCO2 per 1 kWH en mits dit plan ter kennis van de betrokken exploitanten en van de bevoegde autoriteiten is gebracht.
Wanneer een warmtekrachtkoppelingseenheid wordt gebouwd of ingrijpend wordt gerenoveerd, zorgen de lidstaten ervoor dat het gebruik van andere fossiele brandstoffen dan aardgas in bestaande warmtebronnen niet toeneemt ten opzichte van het gemiddelde jaarlijkse verbruik over de laatste drie kalenderjaren van volledige exploitatie vóór de renovatie, en dat nieuwe warmtebronnen in dat systeem geen andere fossiele brandstoffen dan aardgas gebruiken.
- b)
Berekening van de besparing op primaire energie
De besparing op primaire energie als gevolg van warmtekrachtkoppelingsproductie, gedefinieerd in bijlage II, wordt met de volgende formule berekend:
Waarbij:
PES de besparing op primaire energie is.
CHP Hη het warmterendement van de warmtekrachtkoppelingsproductie is, gedefinieerd als de opbrengst aan nuttige warmte op jaarbasis gedeeld door de brandstofinvoer die is gebruikt voor de opwekking van de som van de opbrengst aan nuttige warmte en elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling.
Ref Hη de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden warmteproductie is.
CHP Eη het elektriciteitsrendement van de warmtekrachtkoppelingsproductie is, gedefinieerd als elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling op jaarbasis, gedeeld door de brandstofinvoer die is gebruikt voor de opwekking van de som van de opbrengst aan nuttige warmte en elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling. Indien een warmtekrachtkoppelingseenheid mechanische energie genereert, kan de elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling op jaarbasis worden verhoogd met een aanvullend element dat staat voor de hoeveelheid elektriciteit gelijk aan die van mechanische energie. Dit aanvullend element geeft niet het recht om overeenkomstig artikel 26, lid 13, garanties van oorsprong af te geven.
Ref Eη de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie is.
- c)
Berekening van de energiebesparing met een alternatieve berekeningsmethode
De lidstaten mogen de besparingen op primaire energie uit de productie van warmte, elektriciteit en mechanische energie op onderstaande wijze berekenen zonder bijlage II toe te passen ter uitsluiting van de aandelen van warmte of elektriciteit van hetzelfde proces die niet van warmtekrachtkoppeling afkomstig zijn. Deze productie kan als hoogrenderende warmtekrachtkoppeling worden aangemerkt, mits is voldaan aan de rendementscriteria van punt a) van deze bijlage, en dat, wat warmtekrachtkoppelingseenheden met een groter elektrisch vermogen dan 25 MW betreft, het totale rendement hoger is dan 70 %. De in deze productie geproduceerde hoeveelheid elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling wordt overeenkomstig bijlage II evenwel afzonderlijk bepaald, met het oog op de afgifte van een garantie van oorsprong, en voor statistische doeleinden.
Indien de besparing op primaire energie voor een proces wordt berekend met de bovenstaande alternatieve berekeningsmethode, wordt de besparing op primaire energie berekend met behulp van de formule van punt b) van deze bijlage, waarbij ‘CHP Hη’ wordt vervangen door ‘Hη’ en ‘CHP Eη’ wordt vervangen door ‘Eη’, waarbij
Hη het warmterendement van het proces is, gedefinieerd als de jaarlijkse opbrengst aan warmte, gedeeld door de brandstofinvoer die is gebruikt om de som van de jaarlijkse opbrengst aan warmte en elektriciteit te produceren;
Eη het elektriciteitsrendement van het proces is, gedefinieerd als de jaarlijkse opbrengst aan elektriciteit, gedeeld door de brandstofinvoer die is gebruikt om de som van de jaarlijkse opbrengst aan warmte en elektriciteit te produceren. Indien een warmtekrachtkoppelingseenheid mechanische energie genereert, kan de elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling op jaarbasis worden verhoogd met een aanvullend element dat staat voor de hoeveelheid elektriciteit gelijk aan die van mechanische energie. Dit aanvullend element geeft niet het recht om overeenkomstig artikel 26, lid 13, garanties van oorsprong af te geven.
De lidstaten mogen voor de berekeningen overeenkomstig de punten b) en c) van deze bijlage andere rapportageperioden dan die van één jaar hanteren.
Voor microwarmtekrachtkoppelingseenheden kan de berekening van de besparing op primaire energie worden gebaseerd op gecertificeerde gegevens.
- d)
Rendementsreferentiewaarden voor gescheiden productie van warmte en elektriciteit
De geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden bestaan uit een matrix van waarden naargelang van de relevante factoren, met inbegrip van bouwjaar en type brandstof, en zijn gebaseerd op een goed gedocumenteerde analyse, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met gegevens over operationeel gebruik onder realistische omstandigheden, brandstofmengsel en klimatologische omstandigheden alsmede toegepaste warmtekrachtkoppelingstechnologieën.
De rendementsreferentiewaarden voor gescheiden productie van warmte en elektriciteit overeenkomstig de formule van punt b) bepalen het bedrijfsrendement van de gescheiden warmte- en elektriciteitsproductie die warmtekrachtkoppeling beoogt te vervangen.
De rendementsreferentiewaarden worden berekend overeenkomstig de volgende beginselen:
- i)
voor warmtekrachtkoppelingseenheden is de vergelijking met gescheiden elektriciteitsproductie gebaseerd op het beginsel dat dezelfde brandstofcategorieën moeten worden vergeleken;
- ii)
elke warmtekrachtkoppelingseenheid wordt vergeleken met de best beschikbare en economisch verantwoorde technologie voor gescheiden productie van warmte en elektriciteit op de markt in het jaar waarin de warmtekrachtkoppelingseenheid is gebouwd;
- iii)
de rendementsreferentiewaarden voor warmtekrachtkoppelingseenheden die meer dan tien jaar oud zijn, worden vastgesteld op basis van de referentiewaarden voor eenheden die tien jaar oud zijn;
- iv)
de rendementsreferentiewaarden voor de gescheiden productie van elektriciteit en warmte weerspiegelen de klimaatverschillen tussen de lidstaten.