Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken
Artikel 4 Preventie
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/849)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/849)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Om de preventie van afval te bevorderen, moedigen de lidstaten met name aan dat:
- a)
fabrikanten van voertuigen, in samenwerking met materiaal- en apparatuurfabrikanten, het gebruik van gevaarlijke stoffen in voertuigen beperken en voorzover mogelijk reeds in de ontwerpfase verminderen, teneinde het vrijkomen ervan in het milieu te voorkomen, recycling te vergemakkelijken en de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen te vermijden;
- b)
demontage, hergebruik en nuttige toepassing, en met name recycling, van autowrakken en van daarin verwerkte onderdelen en materialen, bij het ontwerp en de productie van nieuwe voertuigen volledig worden ingecalculeerd en vergemakkelijkt;
- c)
de fabrikanten van voertuigen, in samenwerking met materiaal- en apparatuurfabrikanten, steeds meer gerecycleerd materiaal in voertuigen en in andere producten gaan gebruiken, om de markten voor gerecycleerde materialen te ontwikkelen.
2
a)
De lidstaten zien erop toe dat materialen en onderdelen van voertuigen die na 1 juli 2003 in de handel worden gebracht, geen lood, kwik, cadmium of zeswaardig chroom bevatten, behoudens in de gevallen genoemd in bijlage II, onder de aldaar vermelde voorwaarden.
b)
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage II geregeld te wijzigen teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, met name door:
- i)
indien nodig, maximumconcentratiewaarden vast te leggen waaronder de onder a) van dit lid bedoelde stoffen in specifieke materialen en onderdelen van voertuigen moeten worden getolereerd;
- ii)
de vrijstelling van bepaalde materialen en onderdelen van voertuigen van punt a) van dit lid, indien het gebruik van de onder a) genoemde stoffen onvermijdelijk is;
- iii)
het schrappen van de materialen en onderdelen van voertuigen uit bijlage II, indien het gebruik van de onder a) van dit lid genoemde stoffen kan worden vermeden;
- iv)
de aanwijzing krachtens de punten i) en ii) van materialen en onderdelen van voertuigen die vóór verdere verwerking in aanmerking komen voor selectieve demontage, en het verplicht stellen van de etikettering of het op een andere passende wijze herkenbaar maken van deze materialen en onderdelen.
De Commissie stelt een afzonderlijke gedelegeerde handeling vast met betrekking tot elke stof, elk materiaal of onderdeel waarop de punten i) tot en met iv) betrekking hebben.
c)
Uiterlijk op 21 oktober 2001 wijzigt de Commissie bijlage II voor de eerste keer. In geen geval kunnen een of meer van de in de bijlage vervatte uitzonderingen daaruit worden geschrapt voor 1 januari 2003.